Broeders en Zusters. De bekende joods-Nederlandse schrijver Abel Herzberg was eens op bezoek in het ziekenhuis waar zijn wat misschien wat minder bekende dochter Judith lag.
Wij kennen haar van een prachtige poëtische vertaling van enkele psalmen en het Hooglied. Het verliep, naar men zegt altijd wat stroef tussen vader en dochter, er werd nauwelijks een woord gewisseld. Toen het bezoekuur zijn einde naderde en vader aanstalten maakte om te vertrekken, zei de dochter wat schamper: "Dit was een prettig bezoek." Waarop vader ironisch terug kaatste: "Probeer jij het dan maar eens samen te vatten."
Deze woorden kwamen bij mij ook in gedachten toen ik de eerste keer de evangelietekst las. Allereerst vroeg ik me af: gaat dit nu over een sterke scheiding van kerk en staat avant la lettre? Maar dat zou te mager zijn, al was het alleen al omdat het verbeelden van God en mens sowieso in het joodse geloof een heikel punt is. Het heeft er veel weg van dat het Jezus nauwelijks interesseerde, misschien ook wel een ietwat schamper: "Wat heb ik met die keizer te maken?" Zijn ondervragers probeerden hem in een valkuil te lokken. Jezus stelt zich daarboven en lijkt wat ironisch te antwoorden: "Geeft aan de keizer wat de keizer toekomt en aan God wat God toekomt." Of het ironisch heeft geklonken weten we niet, we hebben de intonatie van zijn stem niet gehoord, maar we zouden ons er wat bij voor kunnen stellen.
Broeders en zusters, wat duidelijk wordt in dit verhaal is dat Jezus geen scheiding voor ogen heeft van kerk en staat, maar dat Hij het over verschillende soorten of manieren van machtsuitoefening heeft. Er is enerzijds een wereldse macht die het in zich heeft op allerlei wijzen te kunnen verworden tot dictatuur en alleenheerschappij. We zeggen niet voor niets dat macht corrumpeert en op het grote wereldtoneel zijn er op dit moment voorbeelden van ten over. Leiders die God van de troon denken te kunnen stoten. Zij laten hun tanden zien en worden grommerig en meestal ook erg inhalig, omdat niemand ze tegenspreekt en zelfcorrectie ver te zoeken is. Sterker nog: we lijken ze naar de mond te willen praten om elke vorm van confrontatie te willen voorkomen.
Jezus houdt zich hiervan verre, maar daar begint men ook de valkuil te graven: "Meester, wij weten dat Gij oprecht zijt en de weg van God in oprechtheid leert; Gij stoort U aan niemand, want Gij ziet de mensen niet naar de ogen." Hoeveel stroop wil je om de mond smeren?
Jezus gaat de keizer niet uit de weg. Hij maakt geen scheiding tussen synagoge en staat. Hij gaat voor de volle tweehonderd procent voor zijn Vader, onze God. De almacht van God, die wij in de zegen uitspreken is voor Hem het enige wat telt en in feite roep Hij ons op Hem daarin te volgen. De macht van leiders - veel mensen gaan eronder gebukt en brengt ons veelal niet veel goeds - staat niet in vergelijking tot de almacht van God. Daarin heeft voor mijzelf lang een valkuil gezeten. Ik heb de almacht van God en de wereldse machten vaak onder hetzelfde vergrootglas gelegd. Het gaat echter om een scheiding van wereldse macht en hemelse macht of anders gezegd om menselijke en goddelijke macht. Dat eerste kennen we voldoende, maar hoe zit het met dat tweede?
Gods almacht zit hem niet in heerschappij en het mensen klein willen houden. God is bij de schepping vanaf een hele andere kant begonnen, uitgaande van het heel voorzichtig creëren van hemel en aarde, van planten en dieren, om uit te komen bij de mensen, die hij met grote zorg en tederheid op deze wereld zet. In zijn schepping schept Hij mee dat de schepping, in al zijn facetten, zich voortdurend vernieuwt. Daaruit vloeit voort dat ook onze relatie tot Hem zich steeds vernieuwt. Het is zo geschapen dat we elke seconde een nieuw start kunnen maken en barmhartig en oprecht wordt gereageerd op onze fouten en tekortkomingen.
De schepping, zoals God op een moment is aangevangen en die niet stopt, ziet er op dit moment niet mooi uit, sterker nog er is veel lelijkheid. Het is niet eenvoudig op dit moment een weg te vinden hoe daar mee om te gaan. Op wereldniveau doen we dat onder andere door een meisje dat eerst een kogel door haar hoofd kreeg en toen moest vluchten, de helft van de Nobelprijs voor de vrede toe te kennen. Het is goed dat het gebeurd, maar wat er onder ligt had nooit mogen gebeuren en haar politieke meerdere probeert er goede sier mee te maken. Dat hij niets deed aan het scheppen van scholing voor meisjes wordt niet vernoemd.
Maar wij, hoe kunnen wij met onze macht omgaan, maar dan ten goede gekeerd? Bijbelse teksten spreken erover dat wij herschapen worden. Maar dat komt dan pas tot uiting als we ons daar voor openstellen in plaats van ons te laten verlammen door geweld en wegkijken van onrecht. De schepping is een tuin. Wij maken daar deel vanuit. Wij hebben elk onze voortuintje. Als wij daar in onze eigen gewondheid en gebrokenheid, want we lopen toch allemaal schrammen en butsen op, aan de slag gaan om orde te scheppen, te helen en te zuiveren, dan komt er verse zuurstof bij. Daar lopen mensen langs en is er ontmoeting. Daar zien we de buurman ook bezig en we kunnen ons spiegelen aan hem. Dan gloort er achter die blinde vlek in onze ogen, die echt bestaat, een vonk. Die vonk krijgt zuurstof en gaat helderder branden, komt tot nieuw leven in de ontmoeting, in de toenadering van de ander die veelal dezelfde gewondheid en gebrokenheid kent. Of die vonk goddelijk of menselijk is, maakt niet veel uit. Zij liggen tegen elkaar aan of versmelten.
Ik bedenk dat niet allemaal zelf. De bekende joodse theoloog, Martin Buber spreekt er over in zijn Chassidische vertellingen. We hebben de ander nodig om met elkaar te werken aan een wereld waarin we God present stellen. Dat doen we door in Jezus' voetsporen te treden. Hij reikt ons genoeg aan in de evangelies. Daar hebben we elkaar bij nodig. Dat noemen we 'gemeenschap'. In die gemeenschap, op menselijke maat gesneden, maar in alle oprechtheid en soms strompelend en struikelend en dan weer hardlopend, laten wij ons niet inpakken door onrecht en geweld, maar gaan we aan God en elkaars zijden staan en werkt God met ons mee. En dat gaat lijnrecht in tegen de lelijkheid. Het is behapbaar voor ons, het voorbeeld is er, alleen door hier samen te komen op deze zondag, maar ook morgen als we verder leven met gezin, gemeenschap en collega’s en dan laten we ons niet verlammen en wordt de wereld weer wat mooier herschapen. Elke seconde heeft een nieuw begin in zich. Etty Hillesum omschrijft het in haar dagboeken als volgt: niets van de uiterlijke realiteit opofferen ter wille van het innerlijke en ook niet andersom. Het is hoopgevend te constateren dat elke rampzalige periode in de geschiedenis haar eigen wijzen oplevert; mensen die de confrontatie met het onheil zijn aangegaan om tot een zinvolle oriëntatie te komen.
eerste lezing: Jesaja 45,1;4 - 6; tweede lezing: I Tessalonicenzen 1,1 - 5b; evangelie: Matteüs 22,15 - 21.
De evangelietekst uit de Willibrordvertaling 1978:
In die tijd gingen de Farizeeën onder elkaar beraadslagen hoe ze Jezus in zijn eigen woorden konden vangen. Zij stuurden hun leerlingen met de Herodianen op Hem af met de vraag: "Meester, wij weten dat Gij oprecht zijt en de weg van God in oprechtheid leert; Gij stoort U aan niemand, want Gij ziet de mensen niet naar de ogen. Zeg ons daarom: Wat dunkt U, is het geoorloofd belasting te betalen aan de keizer of niet?" Maar Jezus doorzag hun valsheid en zei: "Waarom probeert gij Mij te vangen, gij huichelaars? Laat Mij de belastingmunt eens zien." Zij hielden Hem een geldstuk voor. Hij vroeg hun: "Van wie is deze beeldenaar en het opschrift?" Zij antwoordden: "Van de keizer." Daarop sprak Hij tot hen: "Geeft dan aan de keizer wat de keizer toekomt, en aan God wat God toekomt."