‘Nu moet ik er even tussenuit’, ‘nu ben ik toe aan een break, een time-out’, dat zeggen wij, zusters en broeders, als het allemaal even teveel en teveel tegelijk geweest is.
We hebben pijnlijke dingen meegemaakt, wijzelf of in onze onmiddellijke omgeving, of we hebben ingrijpende beslissingen moeten nemen, we zitten aan de rand van een burn-out,.. Dan zeggen wij ‘nu moet ik er echt even tussen uit, nu wordt het toch echt tijd voor een time-out’. Het kan dan gebeuren dat als je de vlucht en het hotelletje al geboekt hebt, en je gepakt en gezakt klaarstaat, dat er weer iets gebeurt waardoor je niet weg kunt, omdat je niet kunt gemist worden. Daar gaat die hoognodige time-out! Dat kennen we allemaal. Ook Jezus en zijn leerlingen vergaat het zo. We kijken even kijken naar wat onmiddellijk voorafgaat aan het evangelie dat we juist hoorden. - Eerst Jezus zelf: zijn bezoek aan Nazareth, zijn thuis, is een pijnlijke ervaring geworden. ‘Zijn dorpsgenoten nemen aanstoot aan Hem’ en wijzen Hem af. ‘Hij staat verbaasd over hun ongeloof’. Daarna trekt Hij rond om te prediken in de dorpen in de omtrek. Terwijl Hij daarmee bezig is krijgt Hij het slechte nieuws over zijn neef, Johannes de Doper. Deze is op brutale wijze door Koning Herodes in de gevangenis onthoofd omdat hij het gedrag van de koning had aangeklaagd. Dit treft Jezus in de ziel. Hij heeft daarom grote behoefte om alleen te zijn. Het evangelie zegt: ‘Op het bericht van de moord op Johannes voer Jezus vandaar weg om alleen te zijn’(Mt.14,13). Hij peilt in de stilte en de rust van de natuur naar Gods bedoeling met dit alles. Jezus heeft behoefte om te bidden, om biddende te aanvaarden wat er gebeurd is, het te verwerken, ermee in het reine te komen en zich opnieuw toe te vertrouwen aan zijn Vader. - Maar ook de leerlingen zijn eraan toe om even een break te hebben. Zij komen terug van hun eerste uitzending. Jezus heeft hun op weg gezonden met de opdracht: ‘verkondigt op uw tocht: het Rijk Gods is nabij. Geneest zieken, wekt doden op, reinigt melaatsen, drijft duivels uit… Voor niets hebt gij ontvangen voor niets moet gij geven’ (Mt.10, 7.8). ‘Nu brengen zij verslag uit aan Jezus over alles wat zij gedaan en onderwezen hebben’. Het is een overrompelende ervaring geworden. Ze zijn eraan toe om even afstand te nemen, alles te laten bezinken, Gods werk te ontdekken in wat zij gedaan hebben. Ook zij hebben bezinning nodig. De leerlingen van Jezus mogen niet enkel actief zijn, enkel doen. Zij moeten telkens terugkeren naar de bron waaruit hun bezieling is ontsproten. Arbeiders zijn er altijd te weinig voor de grote oogst. Maar dat kan geen excuus zijn om zich te storten in het werk, zonder adempauze, zonder herstel in de oase van rust en bezinning. Alleen wat de leerling in gebed ontvangen heeft, kan hij aan anderen meedelen. Daarom zegt Jezus; ‘Komt nu zelf mee naar een eenzame plaats om alleen te zijn en rust daar wat uit’. ‘Want’ zo staat er, ‘wegens de talrijke gaande en komende mensen hadden zij zelfs geen tijd om te eten’. Nu even geen zieken, geen zwakken en zondaars, even geen vermoeide en vermoeiende mensen om zich heen. De boog kan niet altijd gespannen staan! Zij steken stiekem het meer over om te ontsnappen aan de mensen. Maar dat lukt niet. ‘Velen zagen hen vertrekken en begrepen waar zij heengingen; uit al de steden kwamen de mensen te voet daarheen en zij waren er nog eerder dan Jezus en zijn leerlingen’. Weg time-out, weg stilte en rust, weg bezinning en gebed!
Wat zal Jezus nu doen? Deze mensen wegsturen? Of zullen de leerlingen, mede ter bescherming van Jezus, zeggen: ‘Nu even niet, gun de Heer en ons wat rust, kom morgen maar terug..’. Even later op diezelfde dag, tegen de avond, zullen de leerlingen het inderdaad Jezus influisteren: ‘Stuur deze mensen toch weg, zeg dat zij in de dorpen in de omtrek maar brood voor zichzelf moeten gaan kopen’. Maar Jezus stuurt deze mensen niet weg! Hij laat zich storen, zelfs als Hij gaat bidden en in gebed is.
Waarom? Omdat bidden voor Jezus niet is een zich vermeien in een paradijselijke rust buiten de harde werkelijkheid van de wereld en van de mensen. Bidden heeft voor Hem niets te maken met een zich afsluiten voor lijden en onrust, voor zorgen en verantwoordelijkheid. Bidden is voor Hem niet een zich opsluiten in een vroom, veilig en klein wereldje. Wat is bidden dan wel voor Jezus? Bidden is voor Jezus de leerschool van Gods tederheid, dat wil zeggen, eerst zichzelf door de tederheid en door het medelijden van God laten raken en genezen om daarna… en pas daarna, als vanzelf, een overstromende bron te worden van medelijden en zorg voor de mensen die bij Hem rust en verlichting zoeken. ‘Komt allen tot Mij die uitgeput zijt en onder lasten gebukt gaat, gij zult rust vinden voor uw zielen’ (Mt.11,28). Biddend neemt Jezus alle onrust, alle lijden en ziekte, alle onwil en onmacht, zelfs alle ontrouw en alle zonde op zich en met zich mee in de rust van God zelf. Om daarna, pas daarna, de rust van God mee te nemen naar de onrust van de wereld. om de mensen te genezen, te verzoenen, te vergeven, tot rust te brengen, te eten te geven, opnieuw te doen leven van Gods genade en liefde. ‘Wanneer Hij dan ook aan land gaat ziet Hij een grote menigte. Hij voelt medelijden met hen, want zij zijn als schapen zonder herder. Hij begint hen uitvoerig te onderrichten. ’s Avonds zal Hij hen te eten geven in de wonderbare broodvermenigvuldiging’. Bidden maakt Hem tot de Heer en Herder die vol is van Gods medelijden.
De grote bidders uit de kerkgeschiedenis hebben allemaal ervaren dat bidden anders maakt, mild en begrijpend voor medemensen. De bidder zelf, de mensen en de schepping, de gebeurtenissen en de omstandigheden, zij komen in een ander licht, in Gods licht, te staan. Met het gevolg dat je gaat er anders tegenaan kijkt, er anders mee omgaat.
De Zalige Jan Ruusbroec, groot Vlaams mysticus uit de 14e eeuw, die zeker niet kan beticht worden van activisme, schrijft verrassend-wijze woorden in zijn commentaar op het verhaal over het bezoek van Jezus aan Maria en Martha Lc.10,38). U weet wel: Jezus wordt gastvrij ontvangen. Martha slooft zich uit om een goede maaltijd klaar te maken, terwijl Maria niets zit te doen, alleen maar luistert naar Jezus. Martha werkt. Maria bidt. Martha moppert daarover. Jezus zegt dan dat Maria toch het beste deel heeft verkozen. Ruusbroec is het daar niet mee eens. ‘Jezus kan het zo niet bedoeld hebben’, zegt hij, ‘want genietend schouwen zoals Maria en werken zoals Martha, zij moeten elkaar afwisselen. Je moet dus niet kiezen tussen Maria en Martha. Je volgt beiden na: door te werken als de nood van de naaste dat vraagt, en door te rusten en te bidden aan de voeten van de Heer als je daartoe de kans krijgt… Want de biddende mens wordt altijd teruggezonden naar de wereld. En dan van de wereld weer terug naar de stilte van het gebed.. enzovoorts, telkens opnieuw….’. ( P. Verdeyen, Jan van Ruusbroec, Davidsfonds, 2003(3)
Zusters en Broeders, wij moeten dus zowel de biddende Maria navolgen als de werkende Martha. Wij moeten met Jezus en zijn leerlingen de berg van het gebed opgaan, en ook weer met hen afdalen om weldoende rond te gaan. Dat ons stille samen zijn hier, even bezijden de dagelijkse drukte, ons samen bidden met Jezus in deze eucharistie, ook ons tot mensen mag maken met een open oog voor de nood om ons heen, mensen van Gods medelijden mag maken. Amen.
Eerste lezing: Jer. 2, 13-18; tweede lezing: Ef. 2, 13-18, evangelie: Marcus 6, 30-34
De evangelietekst uit de Willibrordvertaling 1978:
Toen de apostelen zich weer bij Jezus voegden, brachten zij Hem verslag uit over alles wat zij gedaan en onderwezen hadden. Daarop sprak hij tot hen: ‘Komt nu eens zelf mee naar een eenzame plaats om alleen te zijn en rust daar wat uit. ’Want wegens de talrijke gaande en komende mensen hadden zij zelfs geen tijd om te eten. Zij vertrokken dus in de boot naar een eenzame plaats om alleen te zijn. Maar velen zagen hen gaan en begrepen waar Hij heenging; uit al de steden kwamen mensen te voet daarheen en waren er nog eerder dan zij. Toen Jezus aan land ging, zag Hij dan ook een grote menigte. Hij voelde medelijden met hen, want zij waren als schapen zonder herder, en Hij begon hen uitvoerig te onderrichten.