Johannes wijst zijn leerlingen op Jezus en twee gaan naar Hem toe met de vraag waar Hij verblijft. "Kom maar kijken", zegt Jezus eenvoudig.
Het klinkt voor mij zo vriendelijk en uitnodigend. Dat is een wezenlijke houding. Geen regel, geen moeten, of aan allerlei dingen voldoen. Die twee leerlingen gingen Jezus achterna en ze vonden wat zij zochten. Uiteindelijk worden ze de volgelingen van Jezus. De evangelist Johannes beschrijft deze ontmoeting heel eenvoudig: "Wat verlangt gij?" Daarmee begint Jezus te peilen naar de diepe vragen in hun hart. Het zoeken eindigt niet bij zaken maar bij de persoon Jezus zelf. Wie Jezus gevonden heeft, heeft het eeuwig leven. Daarom die jubelkreet van de apostelen: "Wij hebben de Messias gevonden". Ze hebben gevonden datgene, waar heel hun wezen naar zoekt. Door Jezus zijn ze gaan voelen dat God echt nabij is; hun vage hoop groeit langzaam uit tot zekerheid. Ze mogen daardoor herboren tot nieuwe mensen.
Sinds die eerste mensen naar Jezus gingen, is het niet meer opgehouden. En steeds zijn er mensen die Hem ontdekken. Ze worden door Hem omgevormd, van binnenuit. En zij gaan hun leven anders zien en beleven. Mensen ontdekken in Jezus dat God echt nabij is. Het 'zoeken' en 'vinden' vormen in het Johannesevangelie een belangrijke thematiek. De wedervraag van die twee leerlingen, "waar houdt Gij U op" is niet zomaar een vraag. De volgelingen van Jezus blijven Hem zoeken en zoeken. Maar zoals wij bij Samuel in de eerste lezing zien, is het besef van Gods aanwezigheid heel geleidelijk gegroeid. De vraag "Meester, waar woon je?" was geen vraag naar zijn adres. Zij wilden eerder weten waarin Jezus 'thuis' was. Zij wilden dan in zijn nabijheid vertoeven om te zien hoe Jezus aan zijn leven gestalte gaf.
Veel dingen in het leven kunnen niet uitgelegd worden met woorden alleen. We mogen dan wel duizendmaal zeggen wat je doet of wilt doen in het leven, maar om het met een warm hart te waarderen, is een stap meer nodig, omdat het hier om meer gaat dan om het begrijpen van een bepaald programma. Het gaat om een levenskeuze, dat existentiële gevolgen met zich mee brengt. De tekst van het evangelie wekt zelfs de indruk dat het hier om meer gaat dan om een berekend risico van zakelijke dingen. Het evangelie spreekt over een pedagogie die mensen tot leerlingen van Jezus maakt. Om in die leerschool binnen te treden, wordt er verondersteld dat men iets heeft te verwachten. Daarom vraagt Jezus: "Wat verlang je?" Dat is het kapitale uitgangspunt. Om Jezus te volgen moeten we het hartgrondig willen en verlangen. Als de mensen naar het adres van Jezus vragen, willen ze vooral Hem van naderbij leren kennen. Ze willen weten wie Hij is en hoe Hij leeft. Gaandeweg zullen ze zien waar het Jezus om te doen is. Later vertellen ze tegen anderen: "We hebben de Messias gevonden!" Dat is het eigenlijk, degene die ons hele leven vervult, degene die zin geeft aan ons bestaan. Wij allemaal zijn zoekende. Ons hart is een onrustig zoeken naar een zinvolle invulling van het leven. De bijbel geeft ons aan, wat wij zouden kunnen doen om er achter te komen. Daardoor kunnen we opnieuw verdiepen in het leven van Jezus en ons afvragen wat ons daarin aanspreekt. Voor iedereen is er een ander aspect dat ons aanspreekt, dat ons inspireert om te zoeken. Pas wanneer we echt zoeken zullen we ook vinden waar we iets mee kunnen in het leven. Dat is ook de basisvraag van ons leven.
eerste lezing: Samuël 3,3b - 10.19; tweede lezing: 1 Korintiërs 6,13c - 15a.17 - 20; evangelie: Johannes 1,35 - 42.
De evangelietekst uit de Willibrordvertaling 1978:
In die tijd stond Johannes daar, met twee van zijn leerlingen. Hij richtte het oog op Jezus die voorbijging en sprak: "Zie het Lam Gods." De twee leerlingen hoorden hem dat zeggen en gingen Jezus achterna. Jezus keerde zich om en toen Hij zag dat zij Hem volgden, vroeg Hij hun: "Wat verlangt gij?" Ze zeiden tot Hem: "Rabbi - vertaald betekent dit: Meester - waar houdt Gij U op?" Hij zei hun: "Gaat mee om het te zien." Daarop gingen zij mee en zagen waar Hij zich ophield. Die dag bleven zij bij Hem. Het was ongeveer het tiende uur. Andreas, de broer van Simon Petrus, was een van die twee die het gezegde van Johannes hadden gehoord en Jezus achterna waren gegaan. De eerste die hij ontmoette was zijn broer Simon tot wie hij zei: "Wij hebben de Messias - dat vertaald betekent: de Gezalfde - gevonden," en hij bracht hem bij Jezus. Jezus zag hem aan en zeide: "Gij zijt Simon, de zoon van Johannes; gij zult Kefas genoemd worden, dat betekent: Rots."