Meer dan sport alleen ... Je bleef ernaar kijken. En luisteren. Ze werden cheerleaders genoemd. Maar wat de ruim 200 chique geklede Noord-Koreaanse vrouwen op de tribunes van het Hockey Centre in Pyeongchang lieten zien, was een hele andere tak van sport. Een haast klassieke dansvoorstelling op een lied dat ging over één Korea.
Het publiek in het ijshockeystadion had nog nauwelijks oog voor de puck. Zwitserland scoorde weliswaar tegen het gecombineerde Korea driftig op los. Maar het rode vak slokte alle aandacht op. Zestig minuten lang werd er geklapt, gejuicht, ging er een wave rond, en werd er met de speciaal ontworpen vlaggen van een gemeenschappelijk Korea gezwaaid. Het Zuid-Koreaanse publiek schatte de grootsheid van de avond op waarde in. Niet vaak was de uitslag van een Olympische wedstrijd van zo weinig belang. Wat hier gebeurde, ging over veel meer dan sport alleen ...
Want “ik ga met u een verbond aan”, aldus God tot Noach, “dat nooit meer enig levend wezen door het water van de vloed zal worden uitgeroeid en dat er zich nooit meer een vloed zal voordoen om de aarde te verwoesten.”
Als gevolg voor het goddeloos gedrag van mensen heeft God de aarde met een zondvloed overspoeld. Ten teken dat Hij de wereld nooit meer met zo’n vloed zal confronteren, sluit God met Noach, zijn nageslacht en met alle levende wezens - dus ook met de dieren - een verbond. Een verbond dat gestalte krijgt in iets zichtbaars: de regenboog in de wolken. Telkens wanneer de boog verschijnt, vervult zij een geruststellende functie: de regen is voorbij, er zal geen vloed volgen.
“Ik ga met u een verbond aan”, aldus God tot Noach, zijn nageslacht en alle levende wezens. Een verbond is niet vrijblijvend. Degene die in het Oude Testament een verbond sluit, komt er nooit meer onderuit. Belangrijker nog is het wederzijdse aspect dat in het verbond besloten ligt. En juist op dit punt wijkt de lezing van vandaag af. In deze tekst is helemaal geen sprake van een wederzijds verbond. De beslissing om de aarde al dan niet te vernietigen, komt alleen God toe. De levende wezens hebben daar geen enkele invloed op.
Maar, wat is de reactie van Noach en zijn nageslacht op dit aanbod? Op dit verbond met God? Gaat hij hierop in, door zich te bekeren, zijn leven volledig te richten op de geboden Gods? Of, legt hij het naast zich neer, en bekommert hij zich niet om God en zijn naasten? Wat zal hierop zijn antwoord zijn? Ook meer dan sport alleen … ?
“De tijd is vervuld en het Rijk Gods is nabij”, aldus Jezus in de evangelielezing, “bekeert u en gelooft in de Blijde Boodschap.”
De kerk voor wie Marcus schrijft, kent veel tegenkanting: zowel van buiten, alsook van binnen de kerkgemeenschap. Men verwacht na Jezus’ verrijzenis een groot triomf. Hij zal spoedig terugkomen, en aan de wereld die bezeten is door onreine geesten, een definitief einde maken. Hij zal een scheiding maken tussen rechtvaardigen en onrechtvaardigen. Net zoals de herder een scheiding maakt tussen schapen en bokken. Deze wederkomst van de verrezen Heer, zal aanstonds geschieden. Het zal geen kwestie meer zijn van een paar eeuwen, maar veeleer van een paar jaren, of sterker nog: van een paar maanden. Het is dan ook van groot belang om je zo snel mogelijk te bekeren, en te geloven in de Blijde Boodschap. Anders is de kans groot dat je geplaatst wordt aan de linkerhand van de Heer, ingedeeld bij de onrechtvaardigen: de bokken. “De tijd is vervuld en het Rijk Gods is nabij; bekeert u en gelooft in de Blijde Boodschap.”
Maar, hoe kunnen wij - lezers en toehoorders van een veel latere generatie - dit aanbreken van het Rijk Gods, en bijgevolg ook de oproep tot ommekeer en geloof, op onszelf betrekken? De tijd tussen het schrijven en lezen - of horen - van deze woorden wordt immers steeds groter. Het wordt steeds moeilijker om de nabijheid van Gods Rijk te meten in termen van uren, dagen, maanden, jaren en eeuwen. Of, moeten we deze nabijheid van Gods Rijk anders verstaan? Bijvoorbeeld dat het Rijk Gods reeds een werkelijkheid is, reeds hier aanwezig is? En dat het alleen zichtbaar gemaakt moet worden in onze eigen doen en laten, in onze concrete woorden en daden? Met vallen en opstaan? Wat zal hierop ons antwoord zijn? Ook meer dan sport alleen … ?
In Pyeongchang vertelde bij een persconferentie een Jamaicaanse atlete dat zij een veel grotere missie in het leven heeft dan de bobslee snel door het ijskanaal te sturen. “Ik ben hier voor alle jongens en meisjes op ons eiland”, aldus de atlete. “Ik wil dat zij kijken naar iemand die eruit ziet als zij, dezelfde cultuur heeft als zij, praat zoals zij. Dat ze zien dat je met krullend haar en een donkere huidskleur ook deel kunt nemen aan verschillende dingen in de wereld. Als je opgroeit en dat soort beelden niet ziet, voel je ook niet dat het kan.”
En wij? Hoe zit het met ons? Ook meer dan sport alleen … ? Amen.
1e lezing: Genesis 9,8-15; 2 lezing: 1Petrus 3,18-22; evangelie Marcus 1,12-15
De evangelietekst uit de Willibrordvertaling 1978:
In die tijd dreef de Geest Jezus naar de woestijn. Veertig dagen bracht Hij in de woestijn door, terwijl Hij door de satan op de proef werd gesteld. Hij verbleef bij de wilde dieren en de engelen bewezen Hem hun diensten. Nadat Johannes was gevangen genomen, ging Jezus naar Galilea en verkondigde er Gods Blijde Boodschap. Hij zeide: ‘De tijd is vervuld en het Rijk Gods is nabij; bekeert u en gelooft in de Blijde Boodschap.’