Broeders en zusters, de eerste lezing is eigenlijk al ingewikkeld genoeg. Als je toch dienaar van de Heer bent en Hij besluit je te vernederen, dan voelt dat niet goed. Het woord vernederen heeft sowieso al een negatieve connotatie. Het roept verzet op en bijna ieder van ons zal wel een situatie herkennen en weten hoe dat voelde. Nederig of bescheiden zijn: we zouden zeggen: dat siert hem. Maar vernederen, hem in de hoek zetten en eigenlijk op hem neerkijken, daar hebben we een allergie voor ontwikkeld. Lezen we de tekst helemaal uit dan kunnen we ons afvragen: ‘Hebben we nu met een evangelietekst te maken waarin wordt aangekondigd het lijden, dood en verrijzenis van Jezus en wat er na komt. Het heeft er veel weg van, ook al is deze tekst eeuwen ouder.
In het evangelieverhaal doet Jezus het tegenovergestelde. Macht uitoefenen over een ander is vernederend, en Hij wijst die macht dan ook helemaal af. Macht als middel om de wereld, de samenleving of de kerk naar de hand te zetten, wijst Hij rigoureus af. Dienstbaarheid stelt Hij daarvoor in de plaats. Dat is wel bescheiden of nederig, maar niet vernederend. Hij voegt er het woord slaaf aan toe. Door de toevoeging ‘aller’ neutraliseert het de term slaaf, dat zijn eigen begrijpelijke gevoeligheid kent. In dit verhaal ben je geen slaaf van iemand, maar van iedereen en dat maakt het verschil.
Twee apostelen, Jakobus en Johannes, vragen om de hoofdplaatsen, de ereplaatsen, ieder aan een kant van Jezus. Maar het gaat hen niet zozeer om de ereplaatsen, zij willen graag in zijn heerlijkheid delen en hier staat heerlijkheid voor macht. Dus in plaats van links en rechts van Jezus te mogen zitten, willen ze liever op zijn stoel zitten. Nu hebben we daar snel een oordeel over. We vinden dat ongepast. Hoe kan je nu de pretentie hebben op Gods troon te gaan zitten? Maar macht is geen zeldzaam verschijnsel. Kijken we naar de wereld om ons heen dan zien we voortdurend machtspelletjes, die kunnen uitlopen tot grote menselijke catastrofen. Afghanistan is een recent voorbeeld, maar ik kan er gelijk Myanmar aan toevoegen waar gisteren een groot aantal van de 600.000 Rohinja’s zijn weggevoerd naar een eilandje dat is opgespoten uit slib en de Filipijnen waar men leeft onder een dictatuur. Maar ook dichtbij in onze samenleving: waar duizenden in de houtgreep zitten van de kindertoeslag-affaire; waar de voor- en tegenstanders van vaccinaties elkaar in de tang houden of waar de documentaire over het drama in Ruinerwold - waar een vader zijn kinderen onopgemerkt kon gijzelen - een prestigieuze prijs won. Macht is overal om ons heen en ook in onszelf. Wat zetten we zelf niet in om ons gelijk te halen. Jezus houdt ons voor wat er van kan komen. Pilatus begaat in zijn macht onrecht, laat de mensen niet meer tot hun recht komen. Herodes vermoordt onschuldigen zoals Johannes de Doper.
‘Maar jullie’, zegt Jezus: ‘Jullie moeten de macht niet willen voeren, jullie apostelen, bisschoppen, leiders van kerken, herders van Gods kudde, jullie wordt geen macht gegeven als leiders’. Slagen zij daarin? Dat is nog niet gezegd. Binnen RK Kerk wordt een grote synode gehouden waarbij iedere gelovige zijn zegje kan doen. De kerkleiding heeft ook wel door dat de ontkerkelijking niet lijkt te stoppen. Men lijkt oprecht geïnteresseerd in wat er echt onder de mensen leeft. Maar wat gebeurt er daarna? Er komt een enorme hoeveelheid aan informatie over hoe mensen hun geloof en hun kerklidmaatschap ervaren. Maar dan? Is men bereid om de deuren en ramen open te zetten, om een frisse wind te laten waaien en het eeuwenoude stof van opgelegde moraal en dogma’s te verwijderen? Een ding is zeker. De top-down benadering heeft het antwoord niet meer.
Daarin komt de machtsfactor weer om de hoek kijken. De kerk weet wat goed voor u is. Wat gevraagd zal worden, zal gaan in de richting van openheid, transparantie, eerlijkheid, communicatie, gehoord en gekend willen worden. En als we een paar centimeters de goede kant opschuiven, is dat winst. Een olietanker verandert ook heel langzaam van koers, maar hij verandert wel. Het lijkt nu of de kerk enorm achterloopt, maar vraag in een organisatie of bedrijf eens aan het personeel hoe men het graag zou willen en dezelfde (ant)woorden zullen opborrelen. Twee termen springen er wel tussenuit: gehoord en gekend worden. Dat wil de mens graag. Hij wil in zijn waardigheid gezet worden en dat doe je door naar hem te luisteren en hem daarin serieus te nemen, omdat je hem dan het gevoel geeft dat hij er toe doet.
We hebben het in de Nederlandse politiek veel over macht en tegenmacht. Ik weet dan niet zo goed wat men bedoelt, want het blijft over macht gaan. De manier waarop Jezus er tegen aankijkt is veel toegankelijker: dienstbaarheid, de wil om de ander te dienen, hem ter wille te zijn. Men noemt het nu ook wel de gunfactor, maar dat draagt alweer een machtselement in zich.
Dienstbaarheid is erop gericht om de ander te (willen) horen, om hem tot zijn recht te laten komen, om zijn talenten te laten ontwikkelen en hem te laten bloeien. En als je dat probeert te doen, doe je dat ook met jezelf. Een ander te laten bloeien, brengt ook jezelf tot bloei en word je er een completer mens van.
Jezus zal er niet zoveel moeite mee hebben als de twee apostelen op zijn stoel willen gaan zitten. Dat is namelijk geen machtstroon, maar een stoel van dienstbaarheid. En als ze vanuit die positie mee willen werken aan zijn koninkrijk van vrede en gerechtigheid, dan maakt het niet zoveel uit wie waar zit.
De wereld heeft haar crisis. Dat is van alle tijden. Gods helende dienstbaarheid heeft veel bewerkstelligd om niet achteruit te gaan en toch weer verder te groeien. Zelfs een van de moeilijkste problemen op onze weg: de verstoring van Gods grootste kunstwerk, de schepping, is te herstellen. Dat kan als we allemaal er onze dienstbare schouders onderzetten en niet alleen kijken naar de 20m2 die ons is toebedeeld maar die ook aan God behoort. Als we ons dat beseffen dienen we God.
1e lezing: Jesaja 53, 10-11; 2e lezing: Hebr. 4, 14-16; evangelie: Marcus 10, 35-45
De evangelietekst uit de Willibrordvertaling 1978:
Toen kwamen de zonen van Zebedeus, Jakobus en Johannes naar Hem toe en zeiden: ‘Meester, wij willen dat U voor ons doet wat wij U vragen.’ Hij antwoordde hun: ‘Wat wilt ge dan dat Ik voor u doe?’ Zij zeiden Hem: ‘Geef dat in uw glorie een van ons aan uw rechter - en de ander aan uw linkerhand moge zitten.’ Maar Jezus zei hun: ‘Ge weet niet wat ge vraagt. Zijt ge in staat de beker te drinken die Ik drink en met het doopsel gedoopt te worden waarmee Ik gedoopt wordt?’ Zij antwoordden Hem: ‘Ja, dat kunnen wij.’ ‘Inderdaad’ gaf Jezus toe, ‘de beker die Ik drink, zult gij drinken, en met het doopsel waarmee Ik gedoopt word, zult gij gedoopt worden; maar het is niet aan Mij u te doen zitten aan mijn rechter - of linkerhand, omdat alleen zij dit verkrijgen voor wie dit is bereid.’ Toen de tien anderen dit hoorden, werden ze kwaad op Jakobus en Johannes.
Jezus echter riep hen bij zich en sprak tot hen: ‘Gij weet dat zij die als heersers der volkeren gelden, hen met ijzeren vuist regeren en dat de groten misbruik maken van hun macht over hen. Dit mag bij u niet het geval zijn; wie onder u groot wil worden, moet dienaar van u zijn, en wie onder u de eerste wil zijn moet de slaaf van allen zijn, want ook de Mensenzoon is niet gekomen om gediend te worden, maar om te dienen en zijn leven te geven als losprijs voor velen.’