Niemand van ons kan in de toekomst kijken, we kunnen er echter wel tegenaan kijken. Sommigen kijken er terecht optimistisch tegenaan en al even terecht kijken anderen er somber tegenaan. De optimist zegt vrij gemakkelijk: ‘Het komt goed’. Kijk maar om je heen: er is meer vrijheid, bestaanszekerheid, gerechtigheid, medeverantwoordelijkheid dan ooit tevoren. Er is de toenemende aandacht en zorg voor het milieu. Er zijn vredesonderhandelingen, heel moeizaam en zonder succes, dat wel, maar ze zijn er. De geneeskunde groeit in kennis en kunde waardoor de levenskansen van terminale patiënten toenemen. Maar voor die anderen die enkel de krant lezen wordt het er alleen maar slechter op. Want de plaatsen nemen alsmaar toe waar mensen, net als gras, door oorlog en geweld worden weggemaaid. Waar etnische zuiveringen zorgen voor een schrikwekkende toename aan vluchtelingen. Waar asielzoekers zich te pletter lopen tegen muren van onverschilligheid. En waar het weer elk moment extreme vormen kan aannemen en niemand spaart, vooral toch de armste landen nog het meest. Kortom, voor deze mensen blijft het kwaad maar toenemen.
Ik heb met opzet de zwartkijkers voor het laatst vernoemd omdat Marcus zijn evangelie in eenzelfde duistere wereld schreef. Getuige het evangelie dat we zojuist gelezen hebben. Een voorspelling van Jezus die ondertussen al had plaats gegrepen. In de zeventiger jaren na Christus was de tempel te Jeruzalem verwoest, waren er hevige conflicten tussen christenen van joodse én van heidense afkomst over de besnijdenis. Een strijd ook tussen aanhangers van Petrus én van Paulus, en dat alles in een tijd van bloedige vervolgingen van de eerste christenen. In deze situatie schrijft Marcus tot zijn lezers: ‘Let op de vijgenboom, vaak oud en knoestig. De boom die in de lente het langst kaal blijft. Let op die vijgenboom aan het einde van de winter: zijn twijgen worden zacht en beginnen uit te botten want de zomer komt eraan!’.
Marcus hoofdstuk 13 is wel een bijzonder hoofdstuk want enerzijds jaagt Jezus ons de schrik op het lijf en tegelijk verzekert Hij ons dat dit het einde er nog niet meteen aankomt maar ook – en dat lezen wij niet – verzekert Hij ons dat de vreselijke ellende niet het einde is. God heeft immers de verdrukking noch ons lijden op het oog. Integendeel zelfs, wij worden opgeroepen om waakzaam te zijn en om, midden alle duisternis, de botten van de vijgenboom te ontdekken, de hoopvolle tekenen in ons leven die aangeven dat Gods koninkrijk door die duisternis heen zal doorbreken. Kijk dus naar wat er midden de duisternis aan goedheid, aan schoonheid en waarachtigheid gebeurt waaronder God zijn handtekening zou kunnen plaatsen. Waar Jezus’ woorden werkelijkheid worden: “Ik had honger, ik had dorst, ik was gewond, ik was gevangen, … “ De kleine en grote anonieme wonderen van goedheid die vandaag werkelijkheid zijn in Gaza, in Oekraïne, in Valencia, en ook hier bij ons in Nederland waar mensen onder de armoedegrens het moeten zien te beredderen. Het is alsof Jezus ons oproept: leef zo, laat je niet afschrikken door alle miserie. en weet dat Ik bij je bent tot het einde der dagen.
Iemand die midden zo’n vreselijke tijd heeft geleefd Is onder andere de Duitse theoloog Dietrich Bonhoeffer. Omwille van zijn deelname aan het verzet tegen Hitler werd hij gevangen gezet en net vóór het einde van de oorlog en de Holocaust ter dood gebracht. Vanuit de gevangenis schreef hij dat het er voor ons in zo’n duistere tijd twee dingen zijn waar het op aankomt: bidden en doen van gerechtigheid. Voor hem geen theorie maar zuivere werkelijkheid. En net nog voor hij werd opgehangen zei hij aan zijn beul: ‘Dit is het einde. Voor mij een nieuw begin!’ Een man die weet had van de vijgenboom.
1e
lezing: Daniël 12, 1-3; 2e lezing: Hebr. 10, 11-14.18; evangelie: Marcus 13 24-32
De evangelietekst uit de Willibrordvertaling 1978:
In die tijd zei Jezus tot zijn leerlingen: ‘Maar na die verschrikkingen zal in die dagen de zon verduisteren en de maan geen licht meer geven; de sterren zullen van de hemel vallen en de hemelse heerscharen in verwarring geraken; dan zullen zij de Mensenzoon zien komen op de wolken, met grote macht en heerlijkheid. Dan zal Hij zijn engelen uitzenden om zijn uitverkorenen te verzamelen uit de vier windstreken, van het einde der aarde tot het uiteinde des hemels. Trekt uit de vergelijking met de vijgenboom deze les: Wanneer zijn twijgen al zacht worden en beginnen uit te botten, weet ge dat de zomer in aantocht is. Zo ook, wanneer gij deze dingen ziet, weet dan dat het nabij is, ja voor de deur staat. Voorwaar, Ik zeg u: dit geslacht zal niet voorbijgaan, totdat dit alles gebeurd is. Hemel en aarde zullen voorbijgaan, maar mij woorden zullen niet voorbij gaan. Van die dag of dat uur weet niemand af, zelfs niet de engelen in de hemel, zelfs niet de Zoon, maar de Vader alleen.