Het evangelieverhaal van deze vijfde zondag van de veertigdagentijd luidt het tweede en definitieve deel in van het Johannesevangelie. Op het eerste deel, ‘het Boek der tekenen’ volgt vandaag de weg die zal leiden naar zijn dood, naar zijn verheerlijking. De dood als zijn verheerlijking, als zijn hoogste teken van gehoorzaamheid en liefde. Om de betekenis te begrijpen dat de dood tegelijk zijn verheerlijking is vertrekken we best bij het begin van het verhaal.
Beide delen van het Johannesevangelie beginnen met name met een ontmoeting, beter nog, met een gelijkaardige vraag aan Jezus. Zo komen bij het begin van Jezus openbaar leven twee leerlingen van Johannes de Doper naar Hem toe met de vraag: “Meester, waar houdt Gij u op?” Waarop Hij antwoordde: “Ga mee om het te zien” (Joh 1,38vv). En vandaag, ter gelegenheid van het naderende Joodse Paasfeest komen enkele Grieken naar Jezus om Hem te spreken. Letterlijk zeggen ze aan Flippus en Andreas: “Wij willen Jezus zien.” Het zijn Grieken die op zoek zijn naar levenszin, naar een boodschap die ertoe doet. Vreemd toch, terwijl overtuigde Judeeërs plannen smeden om Jezus te doden, komen uitgerekend heidenen naar Hem. En opmerkelijk ook: niet Jezus komt naar hen maar zij komen naar Jezus. De grote heidense wereld buiten Israël dus komt naar Jezus toe. En deze Grieken willen Hem niet alleen spreken, neen, ze willen Hem zién. ‘Zien’ betekent in het Johannesevangelie een wijze van geloven. Vandaag zouden we zeggen: ‘Kijken dat doe je met je ogen, zien echter, doe je met je hart’. Vreemd is wel dat de Grieken verder niet meer ter sprake komen. Ze verdwijnen uit het verhaal en hun vraag net als Jezus’ antwoord lijkt in het luchtledige te belanden. Dat is onze spontane indruk want zoiets verwachten wij niet van Jezus. Jezus echter heeft hun vraag, hun verlangen om te zien en te geloven wel degelijk begrepen want Hij ziet er hét teken uit de hemel in, dat zijn uur van de uiteindelijke verheerlijking is gekomen. Tot dusver had hij telkens gezegd “Mijn uur is nog niet gekomen” (Joh 2,4; 7,6.8.30; 8,20).
Nu begint zijn verheerlijking en door zijn dood zal Hij toegankelijk worden voor deze Grieken en voor alle heidenen. En óók voor ons! En daarmee maakt Hij duidelijk wat ze zullen zien. Op het eerste gezicht zullen ze inderdaad kijken naar een niet alledaags spektakel. Drie mannen die opgehangen worden op Golgotha net vóór de grote Sabbath. Maar wat ze werkelijk zullen ‘zien’, zegt Jezus, is het verhaal van de graankorrel die in de aarde valt en die pas dán vrucht voortbrengt wanneer hij sterft. Ook al roept het beeld van die graankorrel een biologisch proces op, voor de lezers en toehoorders van het evangelie gaat het over een levenskeuze om tot het uiterste lief te hebben. Ons eigen leven heeft pas zin in een ‘leven voor de anderen’. Pas zin oor wie in de toewijding aan anderen zijn of haar geluk vinden. Het gaat dan om een liefde en toewijding die soms heel ver kan reiken en inzetten op doeleinden die je zelf niet eens persoonlijk kent. Ook voor Jezus blijkt dit zo te zijn. Want nu staat Hij voor de keuze: wegvluchten en zijn eigen leven redden of doorgaan en weten dat dit het einde betekent. “Zal ik dan zeggen: Vader redt mij uit dit uur?” “Neen, want juist daarvoor ben ik gekomen. Vader, verheerlijk uw Naam!”
In de geschiedenis van het christendom kennen wij genoeg voorbeelden van mensen die deze keuze tot het einde volgehouden hebben. Denken we maar aan Maximiliaan Kolbe, Titus Brandsma, Dietrich Bonhoeffer, aan onze medebroeder Aelredus Drost, aan Martin Luther King, Oscar Romero en onze broeders vsn Tibhirine, Maar die graankorrel mogen we evengoed herkennen in Aleksej Navalny en andere moedige aanklagers van onrecht en corruptie die daarvoor de rekening betalen. Of – en niet het minst – in alle naamloze verplegenden die alle risico’s erbij nemen bij het verzorgen van oude of zieke mensen. Dat is - zegt het Boek der Openbaring – “een menigte Die niemand tellen kan” (Apk 7, 9-10). In al die mensen komt Gods heerlijkheid aan het licht. Golgotha is daarmee de plaats waar een mens in kleine daden van goedheid aan zichzelf sterft opdat een ander kan leven, Tot al die mensen zegt Jezus vandaag: “Ik zal buitengeworpen worden, en neerdalen tot in de diepste dood en Ik zal jullie allen tot Mij trekken.”
Voor deze weg die Jezus gegaan heeft Jesaja ver vooraf een prachtig beeld gebruikt dat mij na aan het hart ligt en waarmee ik wil eindigen:
‘Zoals de regen en de sneeuw uit de hemel neerdalen
en pas daarheen terugkeren wanneer zij de aarde hebben gedrenkt,
haar hebben bevrucht en met planten bedekt […],
zo zal het ook gaan met mijn woord. […]
Het keert niet vruchteloos naar Mij terug,
maar pas wanneer […] het alles heeft volvoerd waartoe Ik het heb gezonden. ’
(Js 55,9-12).
1e lezing: Jeremia 31, 31-34; 2e lezing: Hebr. 5, 7-9; evangelie: Johannes 12, 20-33
De evangelietekst uit de Willibrordvertaling 1978:
Onder degenen die bij gelegenheid van het feest optrokken ter aanbidding waren ook enige Grieken. Dezen nu klampten Filippus van Betsaida in Galilea aan en vroegen hem: ‘Heer, wij zouden Jezus graag spreken.’ Filippus ging het aan Andreas vertellen en tenslotte brachten Andreas en Filippus de boodschap aan Jezus over. Jezus antwoordde hun: ‘Het uur is gekomen, dat de Mensenzoon verheerlijkt wordt. Voorwaar, voorwaar, Ik zeg u: als de graankorrel niet in de aarde valt en sterft, blijft hij alleen: maar als hij sterft, brengt hij veel vrucht voort. Wie zijn leven bemint, verliest het, maar wie zijn leven in deze wereld haat, zal het ten eeuwigen leven bewaren. Wil iemand Mij dienen, dan moet hij Mij volgen; waar Ik ben, daar zal ook mijn dienaar zijn. Als iemand Mij dient, zal de Vader hem eren. Nu is mijn ziel ontroerd. Wat moet ik zeggen? Vader, red Mij uit dit uur? Maar daarom juist ben Ik tot aan dit uur gekomen. Vader, verheerlijk uw Naam!’ Toen kwam er een stem vanuit de hemel: ‘Ik heb Hem verheerlijkt en zal Hem wederom verheerlijken.’ Het volk dat er bij stond te luisteren zei dat het gedonderd had. Anderen zeiden: ‘Een engel heeft tot Hem gesproken.’ Maar Jezus sprak: ‘Niet om Mij was die stem, maar om u. Nu heeft er een oordeel over deze wereld plaats, nu zal de vorst dezer wereld worden buitengeworpen; 32 en wanneer Ik van de aarde zal zijn omhoog geheven, zal ik allen tot Mij trekken.’ Hiermee duidde Hij aan, welke dood Hij zou sterven.