Broeders en zusters, we hebben allemaal wel eens in ons leven een bruiloftsfeest meegemaakt. En op zo’n bruiloftsfeest gaat het er gezellig aan toe, mede geholpen door de wijn! Zo bevinden wij ons via het evangelie van deze tweede zondag door het jaar op een bruiloft te Kana in Galilea.
En op die bruiloft is er een die bemerkt dat de wijn opraakte.
Stel je dat eens voor: er is geen drank meer, in dit geval geen wijn meer. Het hele feest dreigt in duigen te vallen, maar door bemiddeling van de moeder van Jezus komt het allemaal goed. De enige voorwaarde die zij stelt is: “Doe wat Hij u zeggen zal!”
Misschien is dit wel het belangrijkste zinnetje uit dit evangelie, is dit wel het grootste wonder, dat mensen doen wat Jezus zegt. Wat zou de wereld er mooi uitzien als iedereen dat deed. U, ik, wij allemaal. Dan waren we meteen in het Beloofde Land. Dan zouden we net als de ceremoniemeester versteld staan over de overvloed die er opeens kwam.
De overvloed van vrede en barmhartigheid die over de wereld zich zou uitbreiden. Het feest waar niemand meer dorst krijgt omdat de wijn van het koninkrijk er aanwezig is. De wijn van Kana is de overvloed aan barmhartigheid.
Bij Jezus gaat het om overvloed: het opheffen van schaarste, zodat niemand in de wereld tekort komt.
Bij Jezus gaat het om overvloed: het opheffen van schraalheid die ons als mens kan bekruipen: het gevoel dat je tekort schiet en tekort komt.
Bij Jezus gaat het om overvloed: maar een andere dan die van de platte hebzucht veronderstelt.
Bij Jezus gaat het om overvloed: zes waterkruiken van twee of drie metreten elk. Een metreet is ongeveer 43 liter. Dat zit dus tussen de 500 en 575 liter in. De kerkvader, de bisschop Ireneus zegt daarover: “Maak je maar niet bezorgd, ze hebben toen niet alles in een keer opgedronken, wij, wij drinken er nog elke dag van. Hier bij ons staat de wijn van de bruiloft te Kana op tafel, die wijn van het Koninkrijk Gods.”
Als wij ons bewust zouden zijn van die overvloed, dan zou de hemel zich openen. En die hemel gaat open als mensen van die overvloed gaan uitdelen en gaan doen wat Jezus hun geleerd heeft. Dat geldt voor de samenwerking tussen volkeren, het leven in onze families en onze gemeenschappen. Daartoe heeft Paus Franciscus “een jaar van barmhartigheid uitgeroepen.” Tijdens dit jaar worden we uitgenodigd ons hart opnieuw open te stellen voor de Heer, die “rijk aan barmhartigheid is (Ef.2,4).
Wat echt duidelijk wordt in dit verhaal over de bruiloft van Kana in Galilea is dat de knechten het bevel van Jezus opvolgen, dat je zijn geboden opvolgt. Met andere woorden: Doe wat Hij u zeggen zal.”
Dat horen we terug als we de maaltijd van Jezus vieren. “Doet dit tot mijn gedachtenis” en zo leeft Hij voort in de gemeenschap van de Kerk, in de gemeenschap van de gelovigen. Daar waar mensen zijn voorbeeld volgen, daar wordt water wijn, daar wordt het gewone bijzonder.
Was het dan al niet bijzonder, die verhouding van God met zijn volk? We hoorden het in die eerste lezing van Jesaja, dat gaat over het grote feest van God en de mensen. God en zijn volk gaan een onverbrekelijk verbond aan. Dat verbond is gestoeld op liefde en trouw.
Hoe kun je dat beter uitdrukken dan met een feest, een bruiloftsfeest. En wij?
Wij zijn niet zomaar gasten op dit bruiloftsfeest. Wij zijn kinderen van de bruiloft en als kerk zijn wij leden van zijn Lichaam.
Hier vieren wij de eenheid tussen God en zijn volk in Jezus Lichaam en Bloed.
Hier worden wij gevoed, getroost, gesterkt en inniger met God en met elkaar verbonden.
Hier is Maria moeder en bruid, voorbeeld en voorspreekster.
Opnieuw zegt zij tegen ons: “Doe maar wat Hij je zeggen zal.” Als we naar haar aansporing luisteren en doen wat Jezus ons zegt, zal de bruiloft doorgaan, want zijn wijn raakt nooit op! Vin de table, de wijn van het koninkrijk. Proost! Of, nog beter gezegd: Lachajim! Op het leven!
Eerste lezing: Jesaja 62,1-5; tweede lezing: 1Kor. 12, 4-11; evangelie: Joh. 2,1-12
De evangelietekst uit de Willibrordvertaling 1978:
Op de derde dag was er een bruiloft te Kana in Galilea, waarbij de moeder van Jezus aanwezig was. Jezus en zijn leerlingen waren eveneens op die bruiloft uitgenodigd. Toen de wijn opraakte, zei de moeder van Jezus tot Hem: ‘Ze hebben geen wijn meer.’ Jezus zei tot haar: ‘Vrouw, is dat soms uw zaak? Nog is mijn uur niet gekomen.’ Zijn moeder sprak tot de bedienden: ‘Doet maar wat Hij u zeggen zal.’ Nu stonden daar volgens het reinigingsgebruik der Joden zes stenen kruiken, elk met een inhoud van twee of drie metreten. Jezus zei hun: ‘Doet die kruiken vol water. Zij vulden ze tot bovenaan toe.’ Daarop zei Hij hun: ‘Schept er nu wat uit en brengt dat aan de tafelmeester.’ Dat deden ze, en zodra de tafelmeester het water proefde dat in wijn veranderd was (hij wist niet waar die wijn vandaan kwam, maar de bedienden die het water geschept hadden, wisten het wel), riep hij de bruidegom en zei hem: ‘Iedereen zet eerst de goede wijn voor en wanneer men eenmaal goed gedronken heeft de mindere. U hebt de goede wijn tot nu toe bewaard.’ Zo maakte Jezus te Kana in Galilea een begin met de tekenen en openbaarde zijn heerlijkheid. En zijn leerlingen geloofden in Hem. Daarna daalde Hij af naar Kafarnaum. Hijzelf en zijn moeder, de broeders en zijn leerlingen; maar zij bleven daar slechts enkele dagen.