Broeders en zusters, net als wij zult u ook wel weer de kerstboom gezet hebben en hebt u hopelijk ook de kerststal weer uit de doos gehaald. We beginnen steeds vroeger met het gezellig maken van onze huizen. Licht speelt een belangrijke rol in deze donkere dagen. Maar dat licht van de kerstboom getuigt ergens van. Het is niet alleen gezelligheid en warmte! Het licht getuigt van een revolutie! Het licht in onze kerstboom getuigt van iets totaal anders, iets wat alles op zijn kop zet.
De Advent is een voorbereidingstijd op een revolutie! Advent betekent komst. Wanneer de Romeinse keizer een stad of dorp wilde bezoeken, zond hij een bode uit, een angelos, die het goede nieuws (evangelie) van de komst van de keizer moesten gaan verkondigen. Zo’n stad of dorp raakte natuurlijk door dit nieuws in een opperste staat van opwinding. Zo’n hoog bezoek moest goed voorbereid worden, alles schoongemaakt en men trok de stad uit de keizer tegemoet. Wanneer de eerste christenen nadachten over de geboorte van Christus, dan maakten zij gebruik van deze terminologie. Nu komt echter niet een aardse keizer maar de zoon van God zelf. Niet een aardse koning bracht verlichting in het aardse bestaan, maar God zelf kwam als een licht om te verlichten.
Het was niet zo vreemd dat de eerste christenen zo over de komst van God in deze wereld spraken. Zij kenden de profeet Jesaja en die sprak ook zo over de terugkeer van de ballingen uit de gevangenschap van Babel. Deze ballingschap was een groot drama in de geschiedenis van het volk van Israël. Alles wat hen dierbaar was, was verwoest en met voeten getreden. Het bestaan was duister geworden. Men was van vrije mensen tot slaven gemaakt. Geheel onverwachts wordt men verlost en mag men terugkeren naar Jeruzalem. Jesaja verkondigt dit goede nieuws en als een bode snelt hij vooruit. Iedereen moet het horen en zien: de ballingen komen terug maar veel belangrijker nog, God komt terug. Hij gaat net als bij de Exodus uit Egypte aan het hoofd van de terugkerende ballingen. God komt zelf naar ons toe! Advent is de viering van Gods revolutie. Hij zet alles op zijn kop. Licht overwint de duisternis!
Bijna 500 jaar later staat Johannes de Doper in de woestijn en hij roept het beeld en de woorden van Jesaja weer op. Er staat iets geweldigs te gebeuren. Iets groots! God komt naar ons toe! Dat is de blijde boodschap van Johannes. Het is zijn aankondiging van een revolutie die alles veranderen zal. Het getuigenis van Johannes roept heel wat vragen op. De omstanders stellen maar liefst 7 vragen aan Johannes. Licht overwint de duisternis en dat maakt mensen zenuwachtig.
Een getuigenis dat vragen oproept. We kennen dat in onze tijd als gelovige mensen maar al te goed. Ik denk dan vooral aan de jonge mensen in onze dagen die zeggen te geloven, die naar de kerk gaan en in het dagelijkse leven voor hun geloof uit komen. Zo’n levensstijl roept veel vragen op; soms oprecht, soms sarcastisch en soms zelfs bespottend. Meer dan ooit wordt van ons gelovige mensen een getuigenis gevraagd. Johannes kan ons daarbij helpen. Hij getuigt door zijn vinger, door zijn woord en door zijn levenswijze. Met zijn vinger verwijst hij consequent naar Christus. Met zijn woord spreekt hij niet over zichzelf, maar over Christus. Door zijn levenswijze, tot zelfs in zijn dood, laat hij Christus zien.
Hoe kunnen wij als gelovige mensen nu van Christus getuigen? Wij lopen niet in kameelharen kleding of eten sprinkhanen en wilde honing. Wij doen niet zulke grootse dingen. We zijn maar gewone mensen. Paulus doet ons in de 2e lezing een goed voorstel: weest altijd blij en dank God onder alle omstandigheden! Inderdaad zo kunnen wij van Jezus getuigen door blije en dankbare mensen te zijn. Het gaat dan niet om zogenaamd halleluja-christenen en ook niet om een kunstmatige blijdschap. In alle omstandigheden blij en dankbaar zijn, dat is het getuigenis dat Jezus van ons vraagt en dat zal de wereld zal veranderen. Die blijde dankbaarheid zal een revolutie van licht brengen in een wereld waar het recht van de sterkste heerst.
lezing: Jes. 61,1-2a.10-11; 2e lezing: 1Tess. 5,16-24; evangelie: Johannes 1,6-8.19-28
De evangelietekst uit de Willibrordvertaling 1978:
Er trad een mens op, een gezondene van God; zijn naam was Johannes. Deze kwam tot getuigenis, om te getuigen van het Licht, opdat allen door hem tot geloof zouden komen. Niet hij was het Licht, maar hij moest getuigen van het Licht.
Dit dan is het getuigenis van Johannes, toen de Joden uit Jeruzalem priesters en levieten naar hem toezonden om hem te vragen: ‘Wie zijt gij?’ Daarop verklaarde hij zonder enig voorbehoud en met grote stelligheid: ‘Ik ben de Messias niet.’ Zij vroegen hem: ‘Wat dan? Zijt gij Elia?’ Hij zei: ‘Dat ben ik niet.’ ‘Zijt gij de profeet?’ Hij antwoordde: ‘Neen.’ Toen zeiden zij hem: ‘Wie zijt gij dan?’ Wij moeten toch een antwoord geven aan degenen die ons gestuurd hebben. Wat zegt gij over uzelf?’ Hij sprak: ‘Ik ben, zoals de profeet Jesaja het uitdrukt, de stem van iemand die roept in de woestijn: Maakt de weg recht voor de Heer!’ De afgezanten waren uit de kring van de Farizeeen. Zij vroegen hem: ‘Wat doopt gij dan, als gij de Messias niet zijt, noch Elia, noch de profeet?’ Johannes antwoordde hun: ‘Ik doop met water, maar onder u staat Hij die gij niet kent, Hij die na mijn komt; ik ben niet waardig de riem van zijn sandalen los te maken.’ Dit gebeurde te Betanie, aan de overkant van de Jordaan, waar Johannes aan het dopen was.