Helpt bidden? Bidden, helpt dat? Zusters en Broeders, vanop deze plaats zou ik deze vraag misschien niet zo openlijk mogen stellen! Maar als we eerlijk zijn flitst die vraag bij ons, kleingelovige en halfgelovige mensen, toch soms door het hoofd als we bidden.
Met bidden bedoel ik dan niet het lof- en dankgebed dat spontaan uit ons hart opstijgt in dagen dat alles mee zit. Ook bedoel ik hier met bidden niet het stil en eenvoudig verwijlen op een rustig moment in Gods verborgen en toch voelbare aanwezigheid. Neen. Hier gaat het over bidden om hulp, om uitkomst, om de oplossing van een probleem of om genezing, voor het welslagen van een operatie of van een examen. Dat is smeekgebed voor ons zelf of voor anderen.
Helpt bidden, helpt bidden als ik in nood ben? Het is toch niet zo’n vreemde vraag. Twee zondagen geleden hoorden wij hoe de profeet Habakuk zich bij God beklaagt dat Hij niet luistert naar zijn gebeden: “Hoe lang moet ik nog roepen, Heer, Terwijl Gij maar niet luistert? Hoelang moet ik de hemel nog geweld aandoen.. Waarom laat Gij mij onrecht lijden en ziet Gij die ellende maar aan? Hoelang moet ik nog roepen terwijl Gij maar niet luistert”? Jezus zelf bad op het kruis in uiterste nood psalm 22 die begint met de woorden: “God, mijn God, waarom hebt gij mij verlaten, bij dag roep ik en gij blijft zwijgen, bij nacht en ik word niet gestild”? En wij? Hoe lang bidden wij al niet om vrede en gerechtigheid in deze wereld? Is dat bidden dan toch tevergeefs? Helpt bidden?
De lezingen van vandaag kunnen ons een stap verder helpen. Mozes, biddend op de berg, terwijl het volk in de vlakte strijdt tegen Amalek op leven en dood. Amalek staat hier voor alles waarmee mensen in het leven te strijden hebben: ziekte en lijden, onrecht en vijandschap, alles wat neerhaalt en verslaaft, alles wat de weg van God verspert. Amalek is er altijd in ons leven, in onze wereld. Mozes’ gebed is de volgehouden strijd met de weerbarstige God. Zijn bidden heeft alles te maken met de afloop van de veldslag in de vlakte. Mozes’ strijd in het gebed daarboven en de strijd daar beneden, zij hebben elkaar nodig. De strijders putten moed en volharding door naar de biddende Mozes op te zien. Door het gebed van Mozes komt Gods kracht over hen, alsof Mozes’ armen Gods bijstand naar beneden trekken. Mozes wordt er moe van. Hij moet ondersteund worden. “Ze haalden een steen waar hij op kon gaan zitten. Aäron en Chur ondersteunden zijn armen”. Bidden is blijkbaar vermoeiend. Maar door het volgehouden gebed van Mozes wordt beneden de overwinning behaald. Gebed helpt.
De weduwe uit het evangelie die Jezus ten voorbeeld stelt is een ondernemende dame, geen doetje, geen kwezel. De weduwe is in Israël de ont-rechte, de zwakke partij samen met wezen en vreemdelingen en de mensen met besmettelijke ziekten. Maar zij schikt zich niet teleurgesteld in haar lot. Zij laat zich de mond niet snoeren. Zij blijft vechten tot zij gehoord wordt en haar recht wordt gedaan. Juist zij wordt door Jezus tot model van de biddende mens gemaakt. Juist zoals in die andere parabel van de lastige vriend. Midden in de nacht trommelt hij zijn buurman uit bed voor een brood voor een onverwachte gast. (Lc.11,8). De aanhouder wint. Bidden is een kwestie van lange adem. Als deze lastige en koppige weduwe inderdaad model staat voor het bidden, dan moeten wij wel zeggen dat bidden helpt. Mozes wordt verhoord. Zijn bidden helpt. De weduwe krijgt haar echt. Haar bidden helpt.
Wat is er nodig opdat bidden zou helpen? Mozes laat zien dat je moet volhouden, het niet mag opgeven, ook als je er moe van wordt, als je hét moe wordt, ook als je er de zin niet langer van inziet. De weduwe heeft het vertrouwen dat ze ooit gehoord zal worden, zelfs door een onrechtvaardige rechter. Zonder dit vertrouwen zou ze opgehouden hebben aan te dringen. Zij zou zich neergelegd hebben bij haar onrechtvaardig lot. Nu zijn de lange adem, het volhouden en het vertrouwen niet onze sterkste kanten, ongeduldige mensen als wij zijn. Wij leven snel. Wij willen snelle resultaten zien. Nu meteen! Geduld hebben we niet veel. Wij denken en leven van de waan van de dag. God houdt niet van de waan van de dag. Waarom niet? Omdat de wezenlijke dingen in het leven langzaam gaan,, tijd nodig hebben om te kunnen groeien. In het geloof gaan de dingen langzaam. Een mens heeft tijd nodig om te wennen aan Gods zwijgend antwoorden, om dat zwijgend antwoorden veel-zeggend te vinden. Om achter Gods schijnbare onbeweeglijkheid een intense bewogenheid gewaar te worden. Daarvoor is het nodig dat wij ons dikwijls en aanhoudend tot Hem keren om te bidden. Hij zal niet onbewogen blijven. Het is geen verloren moeite, zegt de Heer vandaag.
Bidden helpt ook nog op een andere manier. Bidden maakt de bidder anders. Wij moeten bidden tot wat wij willen samenvalt met wat God wil. Alles kunnen wij in grote vrijmoedigheid aan God vragen omdat wij in geloof weten dat Hij altijd het beste zal geven. Biddend gaan wij langzaamaan aan ons gebed die alles riskerende woorden toevoegen die de Heer ons leerde; “Niet zoals ik wil, maar zoals gij wilt, want u weet wat goed voor ons is en wat wij nodig hebben” De aanhouder wint. Hoe dan ook. Ook bij God. Helpt bidden? Ja, bidden helpt!
1e lezing: Ex.17,8-13; 2e lezing: 2 Tim. 3,14-4,2; evangelie: Lucas.18, 1-8.
De evangelietekst uit de Willibrordvertaling 1978:
Hij leerde hun in een gelijkenis dat zij steeds moesten bidden en daarin niet versagen. Hij zei: ‘Er was eens in een zekere stad een rechter, die zich om God noch gebod bekommerde. Er was ook een weduwe in die stad die herhaaldelijk bij hem kwam met het verzoek: Verschaf mij recht ten opzichte van mijn tegenstander. Een tijdlang wilde hij niet, maar daarna zei hij bij zichzelf: Al bekommer ik mij om God noch gebod, toch zal ik die weduwe recht verschaffen om niet langer geplaagd te worden door haar eindeloze bezoeken.’ En de Heer sprak: ‘Hoort wat de onrechtvaardige rechter zegt! Zou God dan geen recht verschaffen aan zijn uitverkorenen, die dag en nacht tot Hem roepen en naar wie Hij genadig luistert? Ik zeg u: Hij zal hun spoedig recht verschaffen. Maar: zal de Mensenzoon bij zijn komst het geloof op aarde vinden?’