“Hoe is uw naam, waar zijt Gij te vinden, Eeuwige God, wij willen U zien. Geef ons vandaag een teken van liefde.” Dit oude psalmwoord (Ps. 103, 11.14) in een vertaling van Huub Oosterhuis verwoordt wat een mens in gelukkige maar evenzeer in pijnlijke situaties uitroept. Het is de vraag naar Gods zichtbare en tastbare aanwezigheid. De vraag ook naar het waarom van Gods zwijgen, van zijn niet te doorgronden stilte. Toen Mozes door God gezonden werd en vroeg naar de zin van zijn opdracht gaf God hem een mysterieus antwoord. Geen verklaring van Wie Hij is maar Hij openbaarde zijn Naam: “Ik zal zijn, die Ik zal zijn” (Ex. 3,15 vgl Ex. 4,15). Ik zal er voor jou zijn, waar je ook bent en wat je ook mag overkomen. Ik loop niet weg, ik verschuil mij niet. Al even mysterieus was Gods antwoord veel later op Mozes’ vraag om Hem te zien: “Zodra ik mijn hand wegneem kun je mij van achteren zien” (Ex. 34,6). Op een zondag als deze staan ook nu deze beide vragen centraal. of beter gezegd: het antwoord dat altijd ontoereikend blijft. Met die ene wankele zekerheid moeten wij het stellen dat Hij er altijd voor ons is en dat wij Hem kunnen zien wanneer wij achterom kijkend zijn spoor herkennen in wat voorbij is. Het lijkt erop alsof God ons op geen enkele wijze wil dwingen in Hem te geloven. Kijkend naar de Drievuldigheid zien wij de enige aanwijzing: ‘God is liefde’. Hij schiep uit liefde. Hij leefde vanuit de liefde. Hij bezielt vanuit de liefde.
Tot op vandaag blijft het een bijzonder moeilijke opdracht hoe we God in drie personen moeten begrijpen. In plaats van ons te pijnigen met ‘drie’ kunnen we wellicht beter stilstaan bij ‘één’ of bij ‘-vuldigheid’. Want dat roept iets op van volheid, volmaaktheid, van eeuwigheid. God is niet samengesteld uit drie, Hij is één, geheel en al werkelijkheid. Hij is de Éne. Dit werd op een niet te evenaren wijze getekend door Andrej Roebljov (1360-1430). In die beroemdste Russische icoon heeft Roebljov de cirkel als beeld voor volledigheid gebruikt. Symbool ook voor gastvrijheid en de Eucharistie. Ik besef maar al te goed dat ik deze icoon geen eer aandoe wanneer ik enkel wijs op de drie engelen die zo geschilderd zijn dat ze passen in een cirkel, symbool van volmaakte eenheid. Een eenheid die we op meerdere plaatsen in het Nieuwe Testament terugvinden. Denken we maar aan het begin van Jezus’ openbaar leven. Wanneer Hij het doopsel ondergaat verhaalt Lucas: "En het geschiedde dat de hemel geopend werd, en dat de Heilige Geest op Jezus neerdaalde als een duif. En uit de hemel kwam een stem die zei: Gij zijt Mijn welbeminde, in U heb Ik Mijn welbehagen!" (Lucas 3:21-22). Maar sterker nog kwam Gods volmaakte eenheid tot uiting wanneer Jezus, stervend aan het kruis zegt: “Vader, in uw handen leg ik mijn geest” (cf. Ps. 31,6. Joh. 19,30). Jezus’ Geest die de Vader even later aan Maria en aan de leerlingen zal schenken en dankzij Wie Gods verhaal verder blijft gaan tot op vandaag.
Ook hier diezelfde cirkel die Jezus’ aardse leven omsluit en tot eenheid brengt. Het is het teken van eenheid waarmee het leven van een mens bij het begin als bij het einde onder Gods bescherming wordt geplaatst. Het kruisteken dat zegt dat wij ‘uit God geboren zijn’ en op de jongste dag ‘naar Hem toe zullen gaan’ om in zijn Licht te mogen leven. Ja, wanneer wij aan het kruisteken denken en eer brengen aan God als Vader, Zoon en H. Geest, dan komen er talrijke momenten op waarop wij dit teken stellen, al te vaak automatisch en onbewust. Het mooiste voorbeeld herinner ik me toen ik nog kind was. Net voor het slapengaan kregen we ieder afzonderlijk na het gezamenlijke avondgebed een kruisje op het voorhoofd van vader en moeder: “God zegen en bewaar je”. Een eenvoudig gebaar dat jammer genoeg verdwenen is maar waarvan we nog sporen vinden in de zegening van een zieke of een dode. En wat wij, monniken, ook elke avond ontvangen. Bij het verlaten van de kapel buigen wij voorover en ontvangen, net vóór het slapengaan, de zegen van de abt die handelt als plaatsvervanger van Christus.
De cirkelbeweging die wij in de Drievuldigheidsicoon kunnen ontwaren is echter niet gesloten. Hij is open en staat gericht op de bewonderaar, op mij, op ieder van ons die er in stilte bij stilstaat. En ook aan de tafel is er ruimte vrij gehouden voor wie op de uitnodiging ingaat. Want ieder van ons is geschapen als beeld van God om steeds meer en meer op Hem te gaan gelijken. Om steeds dichter aan de tafel der Drievuldigheid plaats te mogen nemen zodat ieder ander in ons een afstraling mag zien van God. En God opent zich niet enkel naar wie gedoopt of kerkganger is, maar ook naar Kaïn, naar Judas, ja, zelfs naar Hitler. Jammer genoeg beantwoordt niet ieder deze uitnodiging En sluiten velen zich af van God, weigeren zijn liefde. En dat is precies de zonde wanneer iemand zich buiten de cirkel gaat plaatsen. Het lijkt er immers op dat God ons op geen enkele manier wil dwingen. Zijn liefde bestaat erin dat wij Hem niet hebben liefgehad maar dat Hij ons het eerst heeft liefgehad. Kijkend naar en denkend aan de Drievuldigheid zien we hoe deze liefde uit God is geboren om uiteindelijk naar God terug te keren waar een nieuw begin ons wacht. Wij zijn er dankzij Hem die ons geschapen heeft. Niet op grond van eigen verdiensten maar bij de genade van Hem. En ook zonder dat iemand erom gevraagd heeft Hij zijn godheid afgelegd en nam Hij het bestaan van een slaaf aan (Fil. 2,7). Hij werd de Levende die zichzelf gaf opdat ieder die in Hem gelooft niet verloren zou gaan maar het eeuwig leven zou bezitten (Joh. 3,16). Jezus gaf zijn Geest, zijn ziel, zijn bezieling. Hij gaf de inspiratie ie van de werkende en creatieve mens die ik ben een biddende mens maakt. Een mens die de ontvangen liefde weet te beantwoorden om ze eenmaal honderdvoudig terug te schenken aan de Ene.
1e lezing: Spreuken 8, 22-31; 2e lezing: Romeinen 5, 1-5; evangelie: Johannes 16, 12-15.
De evangelietekst uit de Willibrordvertaling 1978:
Nog veel heb Ik u te zeggen, maar gij kunt het nu niet verdragen. Wanneer Hij echter komt, de Geest der waarheid, zal Hij u tot de volle waarheid brengen; Hij zal niet uit zichzelf spreken, maar spreken al wat Hij hoort en u de komende dingen aankondigen. Hij zal Mij verheerlijken, omdat Hij aan u zal verkondigen wat Hij van Mij ontvangen heeft. Ik zei dat Hij aan u zal verkondigen wat Hij van Mij ontvangen heeft, omdat al wat de Vader heeft het mijne is.