Een zaaier ging uit om te zaaien. Met deze woorden begint in het evangelie de parabel van de zaaier. Om de een of andere reden doet mij deze parabel denken aan de politieke situatie waarin ons land is terechtgekomen. Maandenlang overlegt het kabinet over migratiemaatregelen, maar na dagen van crisisoverleg blijken de onderlinge verschillen inzake het asielbeleid toch onoverbrugbaar te zijn. Gevolg: Kabinet-Rutte IV valt. En de oppositie? Die is verheugt, en haar reacties liegen er niet om: van ‘adieu Kaag en de rest’ (PVV) tot ‘de spandoeken en vlaggen staan klaar in de schuur’ (BBB) en ‘Rutte is uitgeregeerd’ (PvdA). … Een zaaier ging uit om te zaaien … Wie is hier, in deze politieke situatie, de zaaier? Wat zaait hij eigenlijk? Wie zijn de vogels die het gedeelte dat op de weg komt, opeten? Of de dorens en distels die opschieten, zodat het gezaaide verstikt? Met wie of wat wordt hier de goede grond bedoeld, en de vruchten die het oplevert?
“Zoals de regen en de sneeuw uit de hemel vallen en daar pas terugkeren wanneer zij de aarde hebben gedrenkt …”, aldus de Heer in de eerste lezing, “zo zal het ook gaan met het woord dat komt uit mijn mond.”
In de verzen voorafgaand aan deze lezing, heeft Jesaja het volk opgeroepen tot bekering. Daarbij heeft hij benadrukt dat de gedachten en wegen van God hemelhoog boven die van de mensen verheven zijn. Immers, de waarde van menselijke woorden en beloften is betrekkelijk, maar Gods trouw is absoluut. Zijn woord is waarachtig, zijn belofte betrouwbaar.
Sterker nog: in de lezing van vandaag vergelijkt Jesaja het woord van God met regen en sneeuw, die de vruchtbaarheid van de aarde garanderen. Water is een absolute voorwaarde tot leven. Vandaar ook dat de profeet het woord van God tekent met dezelfde kwaliteiten als het water: een woord dat leven schenkt, een woord dat bij mensen iets teweegbrengt.
“Een ander gedeelte tenslotte viel op de goede grond”, aldus Jezus in de evangelielezing, “en leverde vrucht op: deels honderd-, deels zestig-, deels dertigvoudig.”
Misschien is de verleiding groot om de perikoop van deze zondag als een op zichzelf staande tekst te lezen. Het lectionarium kan daar mede schuldig aan zijn door zijn vertaling van de eerste zin: “op zekere dag verliet Jezus zijn huis …” terwijl er eigenlijk moet staan: “die dag verliet Jezus het huis …” Op deze manier verbindt Mattheüs het voorafgaande met hetgeen nu komen gaat. ‘Die dag’ roept meteen de vraag op: over welke dag gaat het hier eigenlijk? En dan geeft het voorgaande hoofdstuk de richting aan, namelijk: een sabbat die - volgens de Farizeeën - geschonden was door het plukken van aren, en door het genezen van een blinde persoon. Dit alles leidde tot een discussie tussen Jezus en hen.
Deze gespannen situatie tekent Mattheüs op een haast schokkende wijze. Alvorens over te gaan tot het vertellen van de parabel, schrijft hij dat Jezus zich in een huis bevindt samen met een groep leerlingen. Zijn moeder en broers staan buiten, en willen dat hij naar hen toe zal komen. Jezus echter, maakt een gebaar naar zijn leerlingen en zegt: “dat zijn mijn moeder en mijn broers.” En de moeder en broers van Jezus? Zij belichamen hier de mede-Joden die buitenstaan, die niet met de gemeente van Mattheüs in gemeenschap verkeren. In deze gespannen situatie vertelt Jezus de parabel van de zaaier.
Een zaaier ging uit om te zaaien. Hij ging uit om het woord van God, de boodschap van leven, barmhartigheid en gerechtigheid, te zaaien. De zaaier is hier Jezus, maar daarop ligt in deze parabel niet de nadruk. Wèl op het zaad en de grond, oftewel: Gods woord en de wijze hoe het door toehoorders wordt ontvangen. Pas bij de laatste groep toehoorders valt het zaad in goede aarde. Hier draagt Gods woord vrucht in de levens van zijn toehoorders. Zij ontvangen het in geloof, en veranderen hun leven en omgeving naar de mate van hun vermogens en talenten. In feite is elk van de vier typen van toehoorders in iedere leerling, in ieder van ons, aanwezig. Met het oog op de groeiende oppositie wil Jezus de gelovigen verzekeren dat het eeuwig woord van God niet ledig zal weerkeren. Het zal Gods plan volvoeren.
Een zaaier ging uit om te zaaien. Wie is hier, in de politieke situatie van vandaag, de zaaier? De premier wellicht? Een van de vicepremiers? Of misschien wel een andere persoon of partij? En wat wordt er gezaaid? Een streng asielbeleid of maatregel inzake gezinshereniging, of misschien wel iets anders? De antwoorden op deze vragen zullen zeer divers zijn, en waarschijnlijk ook sterk afhangen van de politieke kleur van de antwoordgever.
Maar wat deze antwoorden ook mogen zijn, volgens de lezingen van vandaag schenkt het zaad - het woord van God - leven aan mensen, en brengt bij hen iets teweeg. Zij ontvangen het woord - deze boodschap van leven, barmhartigheid en gerechtigheid - in geloof, en veranderen vervolgens hun leven en omgeving naar de mate van hun vermogens en talenten. Zij proberen - binnen de context van iedere dag - dit woord van God in praktijk te brengen, met vallen en opstaan.
Een zaaier gaat uit om te zaaien. Bij het zaaien valt een gedeelte op verschillende soorten aarde terecht. Op welke soort grond komt het bij ons terecht? Op goede grond? Amen.
1e lezing: Jesaja 55, 10-11; 2e lezing: Romeinen 8, 18-23; evangelie: Matteüs 13, 1-23
De evangelietekst uit de Willibrordvertaling 1978:
Op zekere dag verliet Jezus zijn huis en ging aan de oever van het meer zitten. Toen verzamelde zich bij Hem een menigte zo talrijk, dat Hij in een boot moest stappen om daar plaats te nemen, terwijl de hele menigte langs het strand bleef staan. Hij sprak tot hen over vele dingen in gelijkenissen.’ Eens, zo begon Hij, ging een zaaier uit om te zaaien. Bij het zaaien viel een gedeelte op de weg en de vogels kwamen het opeten. Een ander gedeelte viel op de rotsachtige plekken, waar het niet veel aarde had; het schoot snel op omdat het in ondiepe grond lag. Toen de zon was opgekomen, kreeg het te lijden van de hitte, zodat het verdorde bij gebrek aan wortel. Weer een ander gedeelte viel onder de distels en deze schoten op, zodat het verstikte. Een ander gedeelte tenslotte viel op goede grond en leverde vrucht op: deels honderd -, deels zestig -, deels dertigvoudig. Wie oren heeft, hij luistere.’ Zijn leerlingen kwamen Hem vragen: ‘Waarom spreekt Gij tot hen in gelijkenissen?’ Hij gaf hun ten antwoord: ‘Aan u is het gegeven de geheimen van het Rijk der hemelen te kennen, maar aan hen is het niet gegeven. Aan wie heeft, zal gegeven worden, en wel in overvloed; maar wie niet heeft, hem zal nog ontnomen worden, zelfs wat hij heeft. Als ik tot hen spreek in gelijkenissen, dan is het omdat zij, ofschoon zij ogen hebben, niet zien en ofschoon zij oren hebben, niet horen of begrijpen. Zo wordt in hen de profetie van Jesaja vervuld die aldus luidt: Met uw oren zult gij luisteren en toch niet verstaan, met uw ogen zult gij kijken en toch niet zien. Want verhard is het hart van dit volk, met hun oren luisteren ze slecht en hun ogen doen zij dicht, uit vrees dat zij zouden zien met hun ogen, met hun oren zouden horen, met hun hart zouden verstaan, zich zouden bekeren en Ik zou hen genezen. Gelukkig uw ogen, omdat zij zien, en uw oren, omdat zij horen! Want voorwaar, Ik zeg u: vele profeten en rechtvaardigen hebben verlangd te zien wat gij ziet, maar zij hebben het niet gezien; en te horen wat gij hoort, maar zij hebben het niet gehoord. Gij dan, luistert naar de gelijkenis van de zaaier: Zo dikwijls iemand het woord van het Koninkrijk wel hoort maar niet begrijpt, komt de boze en rooft weg wat gezaaid ligt in zijn hart; dat is hij die op de weg gezaaid is. Die op rotsachtige plekken werd gezaaid, is hij die het woord hoort en het terstond met blijdschap opneemt: maar hij heeft geen wortel geschoten, hij leeft bij het ogenblik, en als hij omwille van het woord verdrukt of vervolgd wordt, komt hij onmiddellijk ten val. Die gezaaid werd tussen distels is hij die het woord wel hoort, maar dit wordt door de zorgen van de wereld en de begoocheling van de rijkdom verstikt en zo blijft het zonder vruchten. Maar die in goede aarde werd gezaaid, is hij die het woord hoort en begrijpt en daarom vrucht draagt: bij de een is de opbrengst honderdvoudig, bij een ander zestigvoudig en bij een ander dertigvoudig.’