Broeders, er doen zich in ons leven soms gebeurtenissen voor waarover we ons verwonderen. We hebben dan het gevoel dat er een wonder is gebeurd. Wonderen zijn bijzondere ervaringen waar we lang over kunnen nadenken. Een wonder is iets buitengewoons. Maar veel mensen fronsen hun wenkbrauwen als ze het woord horen en redeneren een wonder weg. Ze zeggen: ‘Wonderen bestaan niet’. Veel wetenschappers, vooral de bèta’s zullen het beamen. Als de ratio, het nuchtere verstand, het niet begrijpt kan het niet zo zijn. Wij moeten ons daardoor niet laten leiden. Durven wij in wonderen te geloven? Als we daarop ja kunnen zeggen, beamen we ook iets: veranderingen zijn mogelijk en een pandemie is geen noodlot, maar vraagt van ons allen een veranderende houding.
Vandaag hebben we een evangelie-verhaal waar we blij van kunnen worden, waar we van òp-ademen: het geeft verse lucht. Een overdaad aan wijn, aan vreugde. Johannes schildert een bruiloftsmaal, dat aangeeft hoezeer we mogen leven vanuit een visioen. Een vergezicht, een perspectief dat onze aandacht opeist en onze beperkingen overgroeit. We wisten al dat de levende God altijd de rollen omdraait, dat de kleinste altijd de grootste wordt, de laatste de eerste en dat zijn Zoon steeds weer nieuwe wegen zal gaan en toekomst zal openen dwars tegen alle menselijke berekening en verwachting in.
En precies daar gaat het ook om in het bruiloftsmaal van Johannes. De wijn was op en tegelijk is er een overvloed aan de beste wijn: tekort en overvloed. ‘Dit was het eerste van de tekenen van Jezus.’ Niet het eerste van een lange reeks, maar het eerste als principe, als beginsel, teken waarmee alles begonnen is, oeroud teken van bevrijding, van recht en vrede, bevrijding uit onze geestelijke boeien, van Messiaanse toekomst, wonderlijke stip aan de horizon.
Het begin van het verhaal spreekt al boekdelen: “En op de derde dag was er bruiloft in Kana”. In de woorden van de Schrift betekent de derde dag: nu gaat het echt gebeuren, nu wordt het spannend. Er komt een doorbraak naar opstanding uit de dood, naar vernieuwing van menselijk leven. Vervolgens krijgen we een overstelpende hoeveelheid water: de overvloed van God, de Messiaanse toekomst. Dat wordt allemaal wijn. En niet de huiswijn van de supermarkt, nee, klasse! Un grand cru, hoge kwaliteit.
En we horen Johannes zeggen: “Deze Jezus van Nazareth, deze Messias, staat met beide voeten in Israëls traditie. Alles komt in hem ook weer terug, maar dan voller, voltooid, vervullend”. Hij is geen breuk met zijn Joodse verleden, maar een vòl-schenker, een ver-vuller, tot aan de rand. Hij is niet gekomen om Torah – om de Wet – af te schaffen, maar om vervulling te brengen.
En in dat verhaal van water en wijn - van schaarste en overvloed, van onvervuld en overhouden - staat een vrouw. Ze wordt niet bij name genoemd, alleen aangeduid als de moeder van Jezus van Nazareth. Hij en zijn leerlingen zijn genodigd, maar zij is daar, ze staat daar. Misschien hoort ze daar gewoon om het feest kans van slagen te geven.
Heet ze Vrouwe Sion? Jerusalem? Vrouwe Torah? Is zij het beeld van de vrouwen, die in de kerk van onze dagen opstaan en vanuit het diepst van hun hart toekomst willen openbreken? ’ Zij staat borg voor het bewaren van het geloof, een groot dat zo groot is dat ze met een gerust hart kan zeggen: ‘doe het maar, volg Hem maar’.
Op het scharnierpunt van het verhaal pakt ze de situatie op. Ze zet koers uit. Ze ziet, ze wijst en ze zegt: "Er is geen wijn!" Er is geen vreugde om Torah, geen toekomst. Er moet doortocht gebaand worden. Er moet uittocht zijn!
Van het antwoord van Jezus over dat nog-niet-gekomen uur, zal ze niet opgeven, haar groot is groter! Ze blijft in haar kracht en heel dat oude verlangen van Israël komt in haar tot leven: "Doe maar wat hij jullie zeggen zal!" Doe maar wat gedaan moet worden - om het Messiaanse verhaal te vertellen. Doe maar wat gedaan moet worden - om water te mogen drinken als wijn. Doe maar wat moet gedaan moet worden om de beweging van Jezus van Nazareth voort te zetten. Doe het gewoon maar!
Woorden van geloof, genegenheid en warmte, van hoop op toekomst, hart en vurigheid, gerechtigheid, bloei en feest, water als wijn. Misschien houdt Maria daar wel de meest fundamentele preek van alle tijden. Het is dan ook het begin van het echte feest. Door het delen is er brood en wijn in overvloed.
Eigenlijk loopt dit verhaal vooruit op het moment, dat voor Jezus het echte derde uur gekomen is, als Hij zal opstaan uit de dood in zijn volgelingen. Het gaat daar in Kana dus niet om zomaar wijn, maar om de bevrijding uit verdrukking en tekort aan brood, om levenskansen, mogelijkheden en dromen, om eenheid en begrip tussen mensen die de naam van Christus Jezus verder dragen, die leven vanuit een visioen. Pas dan zal er feest zijn, dwars door alle ellende heen.
“Als dàt zou kunnen!” zouden we vandaag de dag zeggen. Maar om de hoop levend te houden, dat het toch ooit zover komt, zijn we hier bij elkaar in Jezus’ naam. Laten we het mysterieuze niet groter maken dan het is. Laten we, gevoed door de verwondering, met onze voeten weer stevig op de grond gaan staan. Het hoeft niet letterlijk om water en wijn te gaan. Als we op Koningshoeven van melk, zo dun als water, stevige kaas kunnen maken, kan Jezus toch zeker van water wijn maken! Wat in Kana kon, kan opnieuw gebeuren en wel door ons: dat wij het water van het gewone alledaagse, het water van eenzaamheid en leegte voor elkaar veranderen in wijn van vreugde, van gemeenschap.
We maken het teken met water, dat herinnert aan onze doop en tegelijk van overvloed en blijven hopen dat het ooit wáár zal worden.
1e lezing: Jesaja 62., 1-5; 2e lezing: 1Kor. 12, 4-11; evangelie: Johannes 2, 1-12
Evangelietekst uit de Willibrordvertaling 1978
In die tijd was er een bruiloft te Kana in Galilea, waarbij de moeder van Jezus aanwezig was. Jezus en zijn leerlingen waren eveneens op die bruiloft uitgenodigd. Toen de wijn opraakte, zei de moeder van Jezus tot Hem: ‘Ze hebben geen wijn meer.’ Jezus zei tot haar: ‘Vrouw, is dat soms uw zaak? Nog is mijn uur niet gekomen.’ Zijn moeder sprak tot de bedienden: ‘Doet maar wat Hij u zeggen zal.’ Nu stonden daar volgens het reinigingsgebruik der Joden zes stenen kruiken, elk met een inhoud van twee of drie metreten. Jezus zei hun: ‘Doet die kruiken vol water. Zij vulden ze tot bovenaan toe.’ Daarop zei Hij hun: ‘Schept er nu wat uit en brengt dat aan de tafelmeester.’ Dat deden ze, en zodra de tafelmeester het water proefde dat in wijn veranderd was (hij wist niet waar die wijn vandaan kwam, maar de bedienden die het water geschept hadden, wisten het wel), riep hij de bruidegom en zei hem: ‘Iedereen zet eerst de goede wijn voor en wanneer men eenmaal goed gedronken heeft de mindere. U hebt de goede wijn tot nu toe bewaard.’ Zo maakte Jezus te Kana in Galilea een begin met de tekenen en openbaarde zijn heerlijkheid. En zijn leerlingen geloofden in Hem. Daarna daalde Hij af naar Kafarnaüm. Hijzelf en zijn moeder, de broeders en zijn leerlingen; maar zij bleven daar slechts enkele dagen.