Wat moeten wij doen? Een vraag die vaak voortkomt uit wanhoop, frustratie, boosheid of onvrede. Of het nu gaat over Zwarte Piet, de premier, het politiegeweld, Europa, het Marrakesh-pact, de hogere prijzen, de groeiende armoede, de pensioenleeftijd, de jeugdzorg of het referendum: veel mensen ervaren in hun leven problemen die zij niet kunnen oplossen. Geïnspireerd door de acties van de ‘gele hesjes’ in Frankrijk, uit men nu ook in Nederland - met een geel hesje - hun onvrede over de eigen situatie. Wat moeten wij doen?
“Vrees niet, Sion”, aldus de profeet Sefanja in de eerste lezing, “en laat uw handen niet verslappen. De Heer, uw God, is bij u als een reddende held.” Jeruzalem mag zich weer verheugen: God de Heer is in haar midden als een reddende held. Maar de bewoners van deze stad, aldus de profeet in de verzen die aan de lezing voorafgaan, moeten wel beseffen dat de vreugde niet onvoorwaardelijk is. Eerst moeten Jeruzalem en haar bewoners zich bekeren van al hun ongerechtigheden, en terugkeren van hun heilloze wegen. Van de ongerechtigheden en heilloze wegen die zichtbaar worden in de zelfvoldane rijken, de schraperige kooplui, de onverzadigbare rechters en leiders, de valse en bedrieglijke profeten, en in de priesters die de wet hebben verkracht.Pas wanneer zij zich hiervan hebben bekeerd, van deze heilloze wegen zijn teruggekeerd, en hun handen niet hebben laten verslappen, dan - zo vervolgt Sefanja - “verheug u en wees blij, Jeruzalem, met heel uw hart! Het vonnis dat op u drukte, werd door de Heer vernietigd. Hij heeft uw vijand verjaagd.” Dan behoeven zij geen onheil meer te vrezen, want God zelf zal in hun midden zijn. Moeten wij dit doen?
“En wij, wat moeten wij doen?”, vragen soldaten aan Johannes. “Niemand uitplunderen”, luidt zijn antwoord, “niemand iets afpersen, maar tevreden zijn met uw soldij.” En wij, wat moeten wij doen? Drie keer komt deze vraag terug. Telkens weer van een andere groep. Telkens ook met een ander antwoord. De mensen, tollenaars, en soldaten willen van Johannes weten hoe zij in hun dagelijkse leven de persoonlijke ommekeer tot uitdrukking moeten laten komen. Hoe de vruchten van bekering er uitzien. Hoe deze concreet en zichtbaar kunnen worden gemaakt in het leven van iedere dag.
Tot de menigte zegt Johannes dat zij extra kleding moeten delen met hen die niets hebben. Tot de soldaten dat zij van niemand geld af mogen persen, maar tevreden moeten zijn met hun soldij. En tot de tollenaars dat zij niet meer mogen vorderen dan is voorgeschreven. In feite vraagt hij zijn toehoorders, om zich volgens een bepaalde code te gedragen, en wel: je omkeren van je heillozen wegen, je bekeren van je ongerechtigheden, en het doen van barmhartigheid en gerechtigheid. Bekering houdt aldus een gedragsverandering in. Een gedragsverandering die te maken heeft met de concrete sociale en economische werkelijkheid, waarin iemand leeft. Hierbij mag de doop gezien worden als een uiterlijke bevestiging van deze innerlijke ommekeer. Een bevestiging van de fundamentele, radicale verandering in iemands denken en doen. Opmerkelijk is dat de antwoorden van Johannes - op de drievoudige vraag wat te doen - geen aantasting zijn van de politieke status quo en van de maatschappelijke instellingen. Integendeel! Zij vormen veeleer een pleidooi voor rechtvaardig handelen binnen deze instellingen.
En wij, wat moeten wij doen? Doen in een tijd waarin in Nederland en Europa alles maar duurder wordt? In een tijd waarin onvrede en boosheid heersen over de arbeid, het onderwijs, tussen hen die genoeg hebben en hen die met moeite de eindjes aan elkaar kunnen knopen? In een tijd waarin teleurstelling en wantrouwen is in de politiek en de rechtspraak? Wat te doen? Wat moeten wij doen? Door de barricaden op te gaan, en te demonstreren? Al dan niet met een geel hesje? Of, misschien wel door geheel iets anders?
In de eerste lezing zal God, wanneer zij zich hebben bekeerd en van hun heilloze wegen zijn teruggekeerd, als een reddende held te midden van zijn volk zijn. Volgens het evangelie houdt bekering een gedragsverandering in. Een gedragsverandering die te maken heeft met de sociaaleconomische context waarin je leeft: door in het concrete leven van iedere dag rechtvaardig en barmhartig te handelen.
En wij, wat moeten wij doen? Wat kunnen wij doen? Niets? Afschuiven op een ander? Of, misschien wel zèlf het heft in eigen handen te nemen? Natuurlijk, soms moeten bepaalde structuren en instellingen worden veranderd om iets gedaan te krijgen. Maar, is dat het enige? Is dat de enige oplossing voor bepaalde problemen? Of, wordt er misschien ook wel iets van ons gevraagd? Door zèlf mee te bouwen - binnen het leven van iedere dag - aan een leefbare, barmhartige, en rechtvaardige samenleving? En wij? Wat moeten wij doen? Wat doen wij? Amen.
1e lezing: Sefanja 3,14-18a; 2e lezing: Filippenzen 4, 4-7; evangelie: Lucas 3, 10-18
De evangelietekst uit de Willibrordvertaling 1978:
In die tijd stelden de mensen Johannes de vraag: ‘Wat moeten wij dan doen?’ Hij gaf hun ten antwoord: ‘Wie dubbele kleding heeft, laat hij delen met wie niets heeft en wie voedsel heeft, laat hij hetzelfde doen.’ Er kwamen ook tollenaars om gedoopt te worden en ze vroegen hem: ‘Meester, wat moeten wij doen?’ Hij zei hun: ‘Niet meer vragen dan voor u is vastgesteld.’ Ook soldaten ondervroegen hem: ‘En wij, wat moeten wij doen?’ Hij antwoordde: ‘Niemand uitplunderen, niemand iets afpersen, maar tevreden zijn met uw soldij.’ Omdat het volk vol verwachting was en iedereen zich aangaande Johannes de vraag stelde, of hij niet de Messias zou zijn, gaf Johannes aan allen het antwoord: ‘Ik doop u met water, maar er komt iemand die sterker is dan ik; ik ben niet waardig de riem van zijn sandalen los te maken. Hij zal u dopen met de heilige Geest en met vuur. De wan heeft Hij in zijn hand om zijn dorsvloer grondig te zuiveren en zijn tarwe te verzamelen in de schuur, maar het kaf zal Hij verbranden in onblusbaar vuur.’ Zo en met nog vele andere vermaningen verkondigde hij aan het volk de Blijde Boodschap.