Broeders en zusters, afgelopen weken heb ik de roman ‘Judas’ van de Joodse auteur Amos Oz gelezen. Een intrigerend verhaal over trouw en verraad waarin hij de joodse visie op Judas Iskariot verwerkt heeft. Judas is niet de christelijke verrader, maar Jezus’ trouwste leerling die zo teleurgesteld is in de mislukking van Jezus dat hij zichzelf van het leven berooft. Judas was als spion op Jezus en zijn leerlingen afgestuurd, maar raakte steeds meer en meer in de ban van die rondtrekkende rabbi uit Nazareth. Zozeer zelfs dat hij Jezus’ trouwste en vurigste leerling werd die Jezus dwong om naar Jeruzalem te gaan om daar Zijn Rijk te vestigen. Jezus twijfelt. Hij wil niet, maar uiteindelijk op aandringen van Judas gaat Hij toch. Om de komst van het Rijk te bespoedigen, verraadt Judas Jezus en onder het kruis blijft hij hopen op het moment dat Jezus van het kruis af zal komen. Hij schreeuwt hem als het ware van het kruis af maar Jezus sterft. Een totale mislukking, Judas wereld stort in en hij verhangt zich.
Waarom u dit nou vertellen op deze Paasmorgen? Het is toch niet het evangelie? Inderdaad. Dit is de boodschap van hen die in de teleurstelling van Goede Vrijdag zijn blijven hangen. Het is het verhaal van de teleurstelling van hen die geloven dat de dood het einde is. In de christelijke traditie is Judas wellicht teveel als verrader weggezet. Een betere titel voor Judas is wellicht: degene die teleurgesteld is. Een mens zonder hoop.
Hoevelen zijn er niet teleurgesteld in het leven, in de medemens, in de kerk en zelfs in God? Teleurgestelde mensen haken meestal af, maar niet iedereen heeft die moed en men blijft dan vaak hangen in de teleurstelling. Wanneer gelovige mensen dit overkomt, ja, zelfs wanneer dit monniken overkomt dan verdwijnt de vreugde uit je leven en leef en geloof je op de automatische piloot. Je doet alles maar met een onverschilligheid, niet van harte en zonder enig commitment.
Pasen is daar het tegendeel van. De teleurstelling van Goede Vrijdag maakt plaats voor een voorzichtig maar stil aan overtuigend ‘en toch…!’ Een voorzichtig licht dat doorbreekt in verwondering en ontzetting dat de dood niet het laatste woord heeft maar dat Jezus werkelijk leeft! Deze realiteit zet alles op zijn kop en zet mensen in vuur en vlam, in beweging. Juist daarom hebben we Pasen zo hard nodig. Wanneer Jezus niet uit de dood verrezen zou zijn is alles, ook ons geloof, waardeloos. Er zou ons geen hoop resten, maar enkel teleurstelling.
Pasen geeft ons hoop. Vaclav Havel heeft eens gezegd: ‘hoop is niet optimisme. Niet de overtuiging dat iets goed zal aflopen. Hopen is zeker weten dat iets zinvol is, ongeacht de afloop.’ Judas zag het niet. Petrus en Johannes vanochtend wel. Zij zien en geloven. In hun teleurstelling weten ze dat alles wat er met Jezus gebeurd was zinvol is, ongeacht de afloop. Die hoop geeft hen en ook ons een diepe vreugde. Jezus is zelf onze hoop! Een hoop die ons teleurstellingen laat overwinnen door te blijven geloven in Zijn liefde en zelf concrete daden van liefde te stellen.
De roman van Amos Oz eindigt met de dood van Judas, de teleurgestelde. Ontroerend is dat hij met zijn zak vol dertig zilverlingen een ongewenst zwangere serveerster in een herberg helpt. Zij had niemand. De man die haar zwanger had gemaakt, was natuurlijk allang met de horizon vertrokken. Haar baas dreigde haar vanwege haar schande te ontslaan. Ze zou op straat komen te staan, hoogzwanger. Judas gaf haar in een daad van liefde de dertig zilverlingen. Toch een Paasgebeuren maar Judas kon het niet meer zien, terwijl de vrouw er waarschijnlijk haar hele leven aan zou hebben teruggedacht. Laten we de hoop niet verliezen, maar met stille vreugde concrete daden van liefde blijven stellen want Jezus leeft. Hij heeft de dood overwonnen!
1e lezing: Handelingen 10,34a.37-43; 2e lezing: Kol. 3,1-4; evangelie: Johannes 20,1-9
De evangelietekst uit de Willibrordvertaling 1978:
Op de eerste dag van de week kwam Maria Magdalena, vroeg in de morgen - het was nog donker - bij het graf en zag dat de steen van het graf was weggerold. Zij liep snel naar Simon Petrus en naar de andere, de door Jezus beminde leerling, en zei tot hen: ‘Ze hebben de Heer uit het graf genomen en wij weten niet waar ze Hem hebben neergelegd.’ Daarop gingen Petrus en de andere leerling op weg naar het graf. Ze liepen samen vlug voort, maar die andere leerling snelde Petrus vooruit en kwam het eerst bij het graf aan. Vooroverbukkend zag hij de zwachtels liggen, maar hij ging niet naar binnen. Simon Petrus die hem volgde, kwam ook bij het graf en trad wel binnen. Hij zag dat de zwachtels er lagen, maar dat de zweetdoek die zijn hoofd had bedekt, niet bij de zwachtels lag, maar ergens afzonderlijk opgerold op een andere plaats. Toen pas ging ook de andere leerling die het eerst bij het graf was aangekomen, naar binnen; hij zag en geloofde, want zij hadden nog niet begrepen hetgeen er geschreven stond, dat Hij namelijk uit de doden moest opstaan.