Levert empathie ook meer sympathie op? Voor de camera staat een grote, stoere arts te vechten tegen zijn tranen. Hij vertelt over een familie uit Ivoorkust: vader, moeder, en vier kleine kinderen. Moeder is door Libische soldaten voor de ogen van haar kinderen verkracht. Het gezin vlucht de zee op. Drie broertjes sterven onderweg. Tegen de tijd dat Artsen zonder Grenzen de boot vindt, blijkt ook de moeder niet meer te redden.
Het is haast onmogelijk om niet door dit filmpje van Artsen zonder Grenzen geraakt te worden. We voelen mee met de Afrikaanse familie, alsmede met de desbetreffende arts. Het filmpje werkt dus, kun je zeggen. Maar, is dat ook wel zo? In een situatie als deze zoomt empathie veelal in op de ontroerende enkeling, maar leidt doorgaans niet tot meer sympathie voor andere slachtoffers, die evenveel recht op hulp en opvang hebben.
Bij Mozes ligt dit waarschijnlijk anders. In de 1e lezing probeert hij de Heer, zijn God, gunstig te stemmen en vraagt: “waarom, Heer, uw toorn laten woeden tegen het volk dat Gij met grote kracht en sterke hand uit Egypte hebt geleid!”
Het volk Israël is bij de berg Sinaï aangekomen, waar Mozes een lange tijd zal verblijven. Na verloop van tijd beginnen de Israëlieten te twijfelen, of hij nog ooit terug zal keren. Zij vragen Aäron om goden te maken, die voor hen uitgaan naar het beloofde land. Er wordt een gouden stierenbeeld gemaakt, waarvoor zij neerbuigen en offers opdragen. Dan verplaatst het toneel, dat zich onder aan de berg afspeelt, naar de berg.
Daar hoort Mozes van God dat de Israëlieten tot zonde zijn vervallen, alsmede van de weg zijn afgeweken die God hun had voorgeschreven. Het volk wordt schuldig bevonden, en overeenkomstig de verbondsbepalingen wordt het oordeel uitgesproken: in zijn brandende toorn zal God hen vernietigen, en van Mozes een groot volk maken. Maar in plaats van eer voor zichzelf te begeren en stamvader van het Godsvolk te worden, toont Mozes zijn liefde voor zijn volk door als voorbidder op te treden. Hij roept God het verbond, dat hij eens met Abraham heeft gesloten, in herinnering. Toen werd aan de patriarch belooft dat zijn nakomelingen talrijk zullen zijn, en Kanaän in bezit zullen nemen. Door naar dit verbond terug te grijpen, wordt een duidelijk verband gelegd tussen het abrahamitisch en het sinaïtisch verbond. De zegen van het eerste verbond met Abraham moet het volk nu bewaren voor vernietiging bij de berg Sinaï. Levert empathie dan toch meer sympathie op?
Toen zei Jezus tot de Farizeeën en Schriftgeleerden, “zo zal er in de hemel meer vreugde zijn over één zondaar die zich bekeert, dan over negenennegentig rechtvaardigen die geen bekering nodig hebben.”
In de evangelielezing van vandaag horen we twee gelijkenissen over de blijdschap wanneer het verlorene wordt gevonden. Tevens rechtvaardigen zij ook Jezus’ houding tegenover hen die aan de marge van de maatschappij stonden, en door Farizeeën en Schriftgeleerden werden veracht. Bedelaars, misvormden, lammen en blinden. Degenen, die niets hadden om terug te betalen, of op konden terugvallen.
Twee gelijkenissen. Het gaat hier niet om een algemene zaak of een exclusieve situatie, maar veeleer om een wijze van handelen. Een herder laat 99 schapen achter, om naar één verloren schaap te zoeken. Een vrouw veegt het hele huis schoon, om naar één verloren zilverstuk te zoeken. Zo betrokken zijn deze herder en vrouw! Zij zoeken net zo lang tot zij het verlorene hebben gevonden. En wanneer het is gevonden, willen zij hun blijdschap met hun vrienden en buren delen. Zo is God, en zo handelt God.
Dit zien we ook terug in een oude rabbijnse vertelling over Mozes. Toen Mozes de schapen van zijn schoonvader Jethro hoedde, ging hij achter een lam aan dat verdwaald was. Omdat hij dacht dat het moe was, bracht hij het op zijn schouders terug. Daarom heeft God - omdat Mozes medelijden heeft getoond met het schaap van een ander - hem Zijn eigen schaap
Israël te verzorgen gegeven. Levert empathie dan toch meer sympathie op?
Misschien wel. Maar, stel dat in het filmpje van Artsen zonder Grenzen de arts had gefocust op een gewone jonge dromer, die hoopt in Europa betere kansen te krijgen. Hoeveel warme gevoelens zouden wij dan daarvoor opbrengen? Of stel dat de camera de hele chaotische boot vol vluchtelingen in beeld had gebracht. Hadden wij dat dan niet een beetje veel gevonden? Of stel, dat de ongelukkige vader de arts niet zo dankbaar was geweest als uit het verhaal blijkt. Hadden wij dan niet gekwetst gereageerd, verontwaardigd, of zelfs woedend?
‘Empathie levert automatisch meer sympathie op’, is eerder gezegd dan gedaan. Maar, wat doen wij in ons leven? In onze gemeenschap? Binnen onze eigen context? In het concrete leven van iedere dag? Hoe gaan wij met onze medemensen om? Zowel ver weg als dichtbij, sympathiek als minder sympathiek? In de lezingen van vandaag horen wij hoe iemand - uit liefde voor zijn volk - als voorbidder voor hen optreedt, alsmede dat niemand wordt vergeten, ook al bevindt hij of zij zich aan de rand van de maatschappij. En wij? Hoe zit het met ons? Levert empathie ook bij ons meer sympathie op? Amen.
1e lezing: Exodus 32, 7-11.13-14; 2e lezing: 1Tom. 1, 12-17; evangelie: Lucas 15, 1-10
De evangelietekst uit de Willibrordvertaling 1978:
Telkens kwamen de tollenaars en zondaars van allerlei slag bij Hem om naar Hem te luisteren. De Farizeeën en de Schriftgeleerden morden daarover en zeiden: ‘Die man ontvangt zondaars en eet met hen.’ Hij hield hen deze gelijkenis voor: ‘Wanneer iemand onder u honderd schapen heeft en er een van verliest, laat hij dan niet de negenennegentig in de wildernis achter om op zoek te gaan naar het verlorene, totdat hij het vindt? En als hij het vindt legt hij het vol vreugde op zijn schouders, gaat naar huis; roept zijn vrienden en buren bij elkaar en zegt hun: Deelt in mijn vreugde, want mijn schaap dat verloren was geraakt, heb ik gevonden. Ik zeg u: zo zal er in de hemel meer vreugde zijn over een zondaar die zich bekeert, dan over negenennegentig rechtvaardigen, die geen bekering nodig hebben. Of welke vrouw die tien drachmen bezit en een drachme verliest, steekt niet een lamp aan, veegt het huis en zoekt zorgvuldig totdat ze het vindt? En als ze die gevonden heeft, roept ze haar vriendinnen en buurvrouwen bij elkaar en zegt: Deelt in mijn vreugde, want de drachme die ik had verloren, heb ik gevonden. Zo, zeg ik u, is er vreugde bij de engelen van God over een zondaar die zich bekeert.’