“Het was nacht. Na Judas’ vertrek sprak Jezus tot zijn leerlingen” (Jo 13,30). Deze twee korte zinnetjes leiden het even korte evangelieverhaal van deze zondag in. Twee zinnetjes die koud en kil overkomen, en dat zijn ze ook want eenmaal Judas vertrokken is, weet Jezus dat zijn uur gekomen is. Het uur van zijn verheerlijking, noemt Johannes dit. Zojuist nog heeft Jezus de voeten van zijn leerlingen gewassen. Een symbolisch gebaar met als opdracht: “Ik heb jullie een voorbeeld gegeven opdat jullie doen zoals ik jullie heb gedaan” (Jo 13,15). Beseffend dat het uur nu gekomen is houdt Jezus een afscheidsrede. Van bij het begijn springen reeds twee woorden op. Vijfmaal spreekt Jezus over ‘verheerlijken’ en viermaal over ‘liefhebben’.
‘Nu is de Mensenzoon verheerlijkt en God in Hem., kondigt Jezus aan (Jo. 13,31). Voor de vierde evangelist betekent dit dat Jezus geen enkel ogenblik geaarzeld heeft om de wil van zijn Vader te volbrengen. Daarom is zijn dood een verheerlijking. Hij is en blijft de soevereine meester van heel het gebeuren: bewust van zijn taak, zegevierend in de liefde, onverschrokken tegenover Judas, liefdevol tegenover zijn leerlingen, overtuigend tegenover de leden van het sanhedrin, moedig tegenover Pontius Pilatus. Dat allerlaatste avondmaal maakt Hem omwille van zijn leerlingen bedroefd maar niet omwille van de naderende kruisdood. Hij voelt dit afscheidsmaal des te pijnlijker aan omdat zijn leerlingen zich van geen kwaad bewust zijn. “Nu” zegt Jezus, “nu Judas zijn werk zal doen, nu staat het te gebeuren.” In tegenstelling tot de andere drie evangelies betekent voor Johannes Jezus’ lijden en kruisdood hét bewijs dat Hij in totale gehoorzaamheid Gods opdracht tot ter dood toe zal volbrengen. Hij zal de beker tot de laatste druppel uitdrinken. Zijn kruisdood is dan ook de bekroning van zijn grenzeloze liefde. Letterlijk vertaald staat er dat Jezus door zijn dood de “indrukwekkendheid” van Gods liefde laat zien.
“Zoals Ik u heb liefgehad, zo moet ook gij elkaar liefhebben.” (Jo 31, 34). De opdracht tot dienende liefde is vandaag het tweede opvallende woord. Johannes’ aandacht bij dit afscheidswoord gaat naar het gebod van de Liefde en niet op de Eucharistie. Naar de voetwassing en niet naar het laatste avondmaal. Misschien wilde hij niet in herhaling vallen van wat de eerste Christengemeenten reeds vernomen of gelezen hadden in het evangelie van Markus, Matteüs of Lukas. Daar staat het verhaal van het Laatste Avondmaal centraal. Voor Johannes is het gebod van de liefde juist het gevolg van de Eucharistie en staat dit niet geïsoleerd in het leven van de leerlingen. Johannes had het samengaan van liefde en Eucharistie reeds duidelijk gemaakt, na afloop van de broodvermenigvuldiging wanneer Jezus zichzelf verkondigde als “… het brood uit de hemel, opdat wie ervan eet niet sterft maar leven zal in eeuwigheid. (Jo 6,48vv).
Een nieuw gebod geef Ik u: gij moet elkaar liefhebben. Mandatum novum, do vobis, zo luidt het gelijknamige Gregoriaanse gezang tijdens de voetwassing. Letterlijk: een nieuwe opdracht waarbij de voetwassing het voorbeeld bij uitstek is van Jezus’ liefde (Jo 13,14). Hij buigt zich immers voorover voor elk van zijn leerlingen wast hen de voeten als een slaaf tegenover de gasten, en kust ze vervolgens. Ook al wordt dit gebaar in onze cultuur niet meer gepraktiseerd zich buigen voor een ander, letterlijk en figuurlijk, een ander zijn voeten wassen en kussen is voorwaar geen kleine daad van nederigheid. Want niet ik maar de ander wordt het centrum van mijn gebaar. Voor Jezus betekent deze voetwassing een verwijzing naar zijn hoogste daad van liefde: zijn leven geven voor zijn vrienden (Jo 15,12-13), en in zijn vrienden geeft Hij zijn leven voor ons allen, gelovig of niet, protestant of katholiek, progressief of reactionair. Wanneer Jezus de liefde voor een ander een opdracht noemt wil dit meteen zeggen dat liefde in laatste instantie geen gevoel is, maar een dáád. “Liefde is een werkwoord” luidt een spraakmakend boek dat reeds aan zijn veertigste druk toe is. Liefhebben is een opdracht waar mensen een levenswerk van moeten maken. Want echte liefde komt niet vanzelf, is niet zo gemakkelijk als menig lied of boek laat doorschijnen. Je buigen voor een ander, in nederigheid en onopvallend, dat vraagt een bekering, want het is zeker geen spontane neiging. In tegendeel zelfs, maar het is wel een diep verlangen in het hart van elke mens. Want allen hunkeren wij ernaar om met liefde bejegend te worden en gelukkig zijn er ook velen die ernaar hunkeren om een ander liefde te betonen. Een verlangen ook dat soms jammer en pijnlijk genoeg niet ingewilligd kan worden omdat men tegen onwil, afwijzing ja, tegen vijandschap botst. Het leven van Jezus was ook daarin een sprekend voorbeeld.
Verrassend en op het eerste gezicht is het vreemd, dat Jezus dit een nieuw gebod noemt. Mozes schreef immers reeds voor om God en de mensen lief te hebben. Wat is er dan nieuw aan dit gebod, zo kunnen we ons afvragen. Wanneer we eventjes verder lezen, krijgen we van Jezus het antwoord: Zoals ik jullie heb liefgehad, zo moeten jullie elkaar liefhebben”(Jo 13,34). De liefde van God is vlees en bloed geworden in een mens. In Jezus die de grenzen van de liefde verlegt. Geen liefde enkel voor de vrienden, maar evenzo voor de vijanden. Hij schenkt vergeving aan wie Hem vermoorden. Dit gebod is in zoverre nieuw dat het telkens de grenzen verlegt. Dagelijks doen zich situaties voor of gaan mensen zo tegenover ons staan dat we zeggen: “Ik heb de grens bereikt. Ik heb alles gedaan wat ik kon. Verder ga ik niet. Nu zoekt hij/zij het zelf maar uit.” Kijkend naar Jezus aan het kruis zie ik dat Hij meer van mij vraagt. Want, daarvan ben ik overtuigd dat, net zoals Jezus de liefde van zijn Vader uitstraalde (Jo 14,9b), wij als volgelingen de opdracht hebben zijn liefde uit te stralen. Want daarin vormen we samen zijn Mystieke Lichaam. Is Jezus, dankzij onze uitstraling, mystiek aanwezig in de wereld.
Soms ervaar je dat je zelf een ander mens wordt, voel je iets van Jezus’ liefde wanneer een ander voor jou opkomt. Soms draag je iets van Jezus’ liefde uit wanneer een ander vrede uitstraalt toen jij voor hem/haar opkomt. Dan zien we soms voor even dat een ander tot leven komt. Eventjes tot leven in liefde komt. Wat zou het onze Kerk en wereld goeddoen wanneer wij de heerlijkheid van Jezus uitstralen. Niet, dat wij zomaar een stralende glimlach moeten opzetten, maar wel, dat anderen door ons doen en laten, aan God herinnerd kunnen worden.
1e lezing: Hand. 14, 21-27; 2e lezing: Apok. 21, 1-5a; evangelie: Johannes 13, 31-33a. 34-35
De evangelietekst uit de Willibrordvertaling 1978:
Na diens vertrek zeide Jezus: ‘Nu is de Mensenzoon verheerlijkt en God is verheerlijkt in Hem. Als God in Hem verheerlijkt is, zal God ook Hem in zichzelf verheerlijken, ja, Hij zal Hem spoedig verheerlijken. Kindertjes, nog maar kort zal Ik bij u zijn.Een nieuw gebod geef Ik u: gij moet elkaar liefhebben, zoals Ik u heb liefgehad, zo moet ook gij elkaar liefhebben. Hieruit zullen allen kunnen opmaken, dat gij mijn leerlingen zijt: als gij de liefde onder elkaar bewaart.’