‘Zie, het Lam van God, dat de zonde van de wereld wegneemt’. De Kersttijd is nog maar net voorbij, broeders en zusters, of wij ontmoeten vandaag in het evangelie opnieuw Jezus en Johannes de Doper. Nu niet meer ‘Jezus en Sint Janneke die spelen met een lammeke’. Neen. Jezus is nu dertig jaar, gedoopt in de Jordaan, bekoord in de woestijn, Johannes de Doper, de Voorloper, de laatste en grootste der profeten, en het lammeke is ondertussen een lam geworden, klaar voor de slachtbank.
Zo komt Jezus dus op zekere dag vanuit Nazareth naar de Doper toe. Hij verschijnt daarmee voor de eerste keer op het toneel. Johannes ziet Jezus komen en zegt dan, wijzend op Hem: ‘Zie, daar is Hij, de jonge man uit Nazareth, de zoon van Maria en Jozef, de timmerman, Hij daar, Hij is ‘het Lam van God dat de zonde van de wereld wegneemt’.
Wij moeten goed naar deze woorden van de Doper luisteren Want, verlicht door de H. Geest, zegt hij ons vandaag wie die Jezus eigenlijk is, welke zijn identiteit is. Wat in het evangelie zal volgen kunnen wij maar begrijpen is als wij weten ‘wie’ deze Jezus is.
De Doper gebruikt vandaag grote woorden, woorden die wij allemaal kennen en dikwijls in de mond nemen: ‘Zie, het Lam van God dat de zonde van de wereld wegneemt’. Het zijn woorden die zo’n indruk hebben gemaakt op de eerste christenen dat ze terechtgekomen zijn in de liturgie van de eucharistie. Wij zingen ze tot vandaag toe in het Gloria, daarna tot driemaal toe na het Onze Vader in het gezang ‘Het Lam Gods’, en nog eens, wanneer de priester de hostie toont en ons uitnodigt voor de communie: ‘Zie, dit is het Lam van God dat de zonde van de wereld wegneemt’.
Het gevaar is niet denkbeeldig dat wij deze woorden zó vaak gebruiken dat wij er de draagwijdte niet meer van beseffen. Heilige woorden kunnen door veel en onaandachtig gebruik clichés worden. En wij zijn nu eenmaal geneigd woorden die wij niet onmiddellijk begrijpen maar te schrappen. Met het gevaar dat wij ook schrappen het geheim dat zij bevatten.
Wat wil Johannes met deze woorden zeggen? Het valt meteen op dat het eigenlijk een vreemde combinatie is: wat kan een lam ondernemen tegen de zonde van de wereld? Want een lam staat, nu voor ons zowel als vroeger voor Johannes’ tijdgenoten, voor tederheid en aaibaarheid, voor zachtheid en onschuld. Het is niet in staat tot gewelddadig verzet. Johannes en Jezus en de omstaanders denken meteen aan de woorden van de profeet Jesaja: ‘de Dienaar wordt mishandeld, maar verdraagt het gedwee, zonder protest, als een lam wordt Hij naar de slachtbank geleid, als een schaap dat voor zijn scheerder verstomt’(Jes.53,7). Het lammetje uit het boek Samuël en het lam van Jesaja, beide worden zij geofferd, geslacht.
Jezus wordt door Johannes vergeleken met een dier, met een lam, het bij uitstek onschuldige, weerloze dier. Jezus zal zo zijn weg gaan, niet als een leeuw of een wolf maar als een lam. Geweld ‘kan’ Hij niet gebruiken. Wel klinkt er geweld mee in de symboliek van het lam. Niet het geweld dat Hij zelf gepleegd heeft, maar het geweld dat Hij moest ondergaan. Hij werd inderdaad geslacht. Zelfs de offertaal is niet te vermijden: Hij werd geofferd. De heiligste traditie van Israël klinkt hier door: met Pasen moet het volk een lam slachten en eten. Aan het einde van zijn evangelie schrijft Johannes dat Jezus op het kruis sterft op het uur dat in de tempel de paaslammeren worden geslacht. Hij, deze man uit Nazareth, Hij is het Lam Gods bij uitstek. Hoe neemt Hij onze zonde weg? Door de weg te gaan van een weerloosheid, zonder verbaal, fysisch of militair geweld. Tegenover het lam staat de zonde van de wereld. Zonde van de wereld is hier niet de som van herhaalde slechte daden, van onrecht en geweld door mensen begaan. Het gaat hier over heel de ellendige, verziekte situatie, verziekte structuren waarin het kwaad, de zonde zich genesteld heeft.
Maar, een lam kan toch niets beginnen tegen ‘de zonde van de wereld’? Daarom voeren wij ook op onze vaandels en onze wapenschilden liever een leeuw, dan een lam. Een leeuw staat voor macht en geweld, een lam voor zachtheid en zwakte. Wij zeggen wel te geloven in Jesaja’s droom van de wolf en het lam die vreedzaam samenwonen zonder geweld (Jes. 11). wij zingen er mooie liederen over, maar wij handelen er niet naar. Het Lam Gods gaat de omgekeerde weg. De weg van de geweldloosheid. ‘Zie, het Lam Gods dat de zonde van de wereld wegdraagt’.
Jezus zelf moet gehuiverd hebben als Hij hoort hoe Johannes Hem aanspreekt. Hij wordt zich bewust van zijn roeping, van de opdracht die Hem wacht: die van de goede herder die zijn leven geeft, die van de slaaf die de voeten van zijn leerlingen wast, die van de man die niet zal grijpen naar eer een macht, die als een onschuldig lam naar het kruis zal worden geleid.
Wat betekenen deze woorden nu voor ons, broeders en zusters? Op de eerste plaats zijn zij een geloofsbelijdenis. Wij bekennen ons tot Hem die kracht vindt in zachtmoedigheid en nederigheid, wiens zwakheid en zachtheid sterker is dan de hardheid en de macht van de wereld. Wij geloven in hem die niet met het zwaard of met vuur uit de hemel (Lc.9,54/Joh.18,11), maar met barmhartigheid en geduld en mededogen de wereld zal redden. Hem belijden wij als onze Heer en Heiland. Op de tweede plaats houden deze woorden ook een opdracht in. Telkens opnieuw moeten wij ons afkeren van onze aangeboren, angstige drang om met gelijke munt terug te betalen als ons onrecht is aangedaan. Telkens moeten wij ons bekeren tot het Lam Gods. Wij zullen moeten leren weerstaan aan de grondwet van het oerwoud ‘oog om oog, tand om tand’, in het klein, in onze gedachten en in onderlinge verhoudingen én in het groot, in het zakenleven, in de politiek en op het wereldtoneel. De weg van het Lam is de enige weg naar vrede. “Lam van God dat de zonde van de wereld wegneemt, ontferm u over ons”. “Lam Gods dat de zonde van de wereld wegneemt, geef ons vrede”. Amen.
1e lezing: Jesaja 49,3.5-6; 2e lezing: 1Kor. 1,1-3; evangelie: Johannes 1,29-34.
De evangelietekst uit de Willibrordvertaling 1978:
De volgende dag zag hij Jezus naar zich toekomen en zei: ‘Zie, het Lam Gods, dat de zonden van de wereld wegneemt. Deze is het van wie ik zei: Achter mij komt een man die voor mij is, want Hij was eerder dan ik. Ook ik kende Hem niet, maar opdat Hij aan Israel geopenbaard zou worden, daarom kwam ik met water dopen.’ Verder getuigde Johannes: ‘Ik heb de Geest als een duif uit de hemel zien neerdalen en Hij bleef op Hem rusten. Ook ik kende Hem niet, maar die mij gezonden had om met water te dopen, Hij had tot mij gesproken: Op wie gij de Geest zult zien neerdalen en blijven rusten, Hij is het die doopt met de heilige Geest. Ik heb het zelf gezien en ik heb getuigd: Deze is de Zoon van God.’