"Zozeer immers 'heeft' God de wereld lief gehad dat Hij zijn eniggeboren Zoon heeft gegeven, opdat alwie in Hem gelooft niet verloren zal gaan maar eeuwig leven zal hebben."
In dit korte fragment uit de evangelielezing die we zojuist hebben gehoord klopt het hart van heel het Johannesevangelie en wellicht zelfs het hart van heel de heilige Schrift: Het zijn woorden van Jezus die ook vandaag nog zo onwaarschijnlijk klinken omdat alles in ons eigen leven en in dat van de wereld op het tegendeel lijkt te wijzen: de onvoorspelbaarheid, de gebrokenheid, de eindigheid. Wie echter kijkt met de ogen van het geloof, die ziet liefde. Wie ondanks de vele negatieve ervaringen kan zeggen: "En toch …", die ziet telkens wel een licht dat de duisternis verdrijft of overwint.
Vandaag worden wij uitgenodigd om met gelovige ogen op te zien naar het kruis. Om de weg te gaan van kruisiging naar kruisverheffing, van zelfontlediging en het leven van een slaaf naar de verheffing met een Naam, hoog boven alle namen. Het is Jezus' weg van Goede Vrijdag naar Pasen die ons uitnodigt om in het kruis als teken van de doodstraf het symbool te zien van goddelijke redding. Daarvoor moeten we wel een heel lange weg gaan waarbij we maar al te gemakkelijk over de eerste fase heen stappen. Want dat kruis roept een veroordeling en terechtstelling op. Het was een marteltuig met een langdurig lijden en een verschrikkelijk dood voor gevolg. Gods Zoon stierf als misdadiger de meest schrikbarende dood. En net als elke misdadiger werd hij op het kruis opgericht om een afschrikwekkend teken te zijn voor alwie er langs kwam. Daar waren de eerste christenen geenszins fier op en ze hebben eeuwen lang Jezus als herder of vis voorgesteld. Maar ook wij zien niet graag het kruis omdat het als teken verwijst naar lijden en dood. We denken liever aan een leven onder een stralende zon. En toch kunnen we niet om het lijden en de dood heen. Geen enkele godsdienst trouwens en zelfs geen enkel ernstig atheïsme.
Wanneer wij vandaag opzien naar het kruis van Jezus wil dit op de eerste plaats zeggen dat wij geloven dat zijn dood niet los staat van onze dood. Dat Jezus in zijn kruis al onze kruisen draagt. En dat zijn er vele. Ook vandaag nog. De gekruisigde mens is vandaag vaak de weerloze. De mens die geen verweer heeft tegen welke vorm van pijn en lijden ook. De mens aan wie niemand denkt of voor wie niemand zorgt, over wie anderen onverschillig of meewarend heen lopen, De mens die beschimpt wordt, uitgescholden of vertrapt. De mens die ten ondergaat aan de onverschilligheid en aan de ironie van de sterken, van de mooipraters. Dát is het kruis dat Jezus ook gedragen heeft, waaraan hij werd opgehangen en dat Hij tot in zijn vreselijke dood heeft doorstaan. Uit onvoorwaardelijke gehoorzaamheid aan zijn Vader, uit onberekende liefde voor ons, mensen. Voor alle mensen, zonder onderscheid. Het is de stervende Jezus zoals Albert Servaes die heeft getekend. De dood aan het kruis als grondthema ook van het Marcusevangelie. De evangelist Johannes zegt vandaag dat dit kruis een betekenis heeft die nog verder reikt. Zoals de giftige slang die voor dood en verderf zorgde en voor de gelovige Israëlieten het teken van redding en behoud werd, zo is ook het kruis hét symbool bij uitstek geworden van verzoening en verlossing van een leven tot in lengte van dagen. Het kruis als teken dat in het midden staat van ons gelovig leven. Teken dat er - dankzij God - leven is na elke vorm van dood en dat er redding is bij elke benauwenis. Voor velen van ons is het dan ook een symbool dat ons helpt om niet in het verdriet ten onder te gaan Of om ons niet te laten verteren door het gif van de negativiteit. In dat kruis zien we de Mensenzoon die, meer dan wie ook, weet wat lijden is maar die niet heeft versaagd en de diepste dood heeft overwonnen. Niets en niemand zal verloren gaan, zozeer heeft God de wereld liefgehad. Zo sterk was het vertrouwen en de gehoorzaamheid van zijn Zoon. Zo hartstochtelijk hopen wij dat het eenmaal waar mag zijn: eeuwig leven. Eeuwig leven voor de ontelbaren die thuisloos zijn, die niet thuis raken in het aardse, niet kunnen aarden in hun situatie. Voor hen die ten eeuwigen dage onrustig zijn en verward blijven. Voor mensen die in een verkeerd lichaam zijn geboren, die als een gewond dier maar blijven ronddolen, totaal vervreemd. Uit liefde voor al deze ongekende en ongeziene mensen is Gods eniggeboren Zoon mens geworden, om alles te doorstaan wat ons, mensen, kan overkomen.
En het gebeurt ook vandaag nog dat mensen op een kruis terechtkomen. Zo absurd kan het er in onze wereld aan toegaan. Jezus kwam om ons kruis te dragen en ons van op Golgotha mee te voeren in de heerlijkheid van zijn Vader. Deze verheerlijkte Jezus, zoals de evangelist Johannes over Hem getuigt, laat zich zien in veel andere kruisbeelden en nu ook in de icoon, hier vooraan in onze kerk. Geen hangende Jezus maar het beeld van een rechtopstaande verheven Christus, met beide voeten staande op de duisternis, op de leegte, op de donkere, eeuwige dood. Ja, dié dood is Hij gestorven maar Hij werd er door God uit losgerukt om in die beweging ons allen mee te trekken. Om nu reeds, in dit leven, als verloste mensen in de wereld te staan. Enkele weken geleden vroeg ik in een gesprek met jonge studenten naar de beweegreden waarom zij in deze tijd voor theologie hadden gekozen. Het waren stuk voor stuk prachtige getuigenissen. Eén antwoord, het was overigens het kortste, zal me zeker bijblijven. "Ik heb voor theologie gekozen uit liefde voor Christus. Ik wil mijn leven aan Hem en aan de mensen wijden omdat Hij mij door zijn dood verlost heeft." Het lijkt op het eerste gezicht een overbekend, van buiten geleerd refreintje. De wijze waarop deze jonge man dit zomaar voor de vuist zei ontroerde me dermate omdat ik voelde dat hij geloofde wat hij zei. En dat hij dit geloof met zijn nog jonge leven ook waar wou maken.
eerste lezing: Numeri 21,4b - 9; tweede lezing: Filippenzen 2,6 - 11; evangelie: Johannes 3,13 - 17.
De evangelietekst uit de Willibrordvertaling 1978:
In die tijd zei Jezus tot Nikodemus: "Nooit is er iemand naar de hemel opgeklommen; Tenzij Hij die uit de hemel is neergedaald, De Mensenzoon. En deze Mensenzoon moet omhoog worden geheven zoals Mozes eens de slang omhoog hief in de woestijn, opdat eenieder die gelooft in Hem eeuwig leven zal hebben. Zozeer immers heeft God de wereld lief gehad dat Hij zijn eniggeboren Zoon heeft gegeven, opdat alwie in Hem gelooft niet verloren zal gaan maar eeuwig leven zal hebben. God heeft zijn Zoon niet naar de wereld gezonden om de wereld te oordelen, maar opdat de wereld door Hem zou worden gered."