In het evangelie van Marcus wordt duidelijk, dat het einde van de tijd de openbaring is van de heerlijkheid van Jezus als de verrezen Heer. Het einde van de tijd is een moment van ontmoeting. De Heer, die na zijn verrijzenis en hemelvaart de aarde heeft verlaten, komt terug, zoals Hij beloofd heeft, en Hij zal door iedereen gezien worden. Maar willen wij Hem ook zien? Zijn boodschap wordt de blijde boodschap genoemd, maar die krijgen we niet zomaar uitgewerkt. We zullen er iets zelf voor moeten doen of sterker nog, we zullen haar moeten bevechten.
Wanneer het gebeurt? Over het tijdstip is Jezus heel duidelijk: niemand weet het; Hijzelf weet het niet eens. Alleen de Vader kent het moment. Toch suggereert Jezus dat we dit einde kunnen zien aankomen. Hij maakt namelijk de vergelijking met het uitbotten van een vijgenboom. Zoals je aan een boom kunt zien dat het voorjaar in aantocht is, zo blijken we ook uit de gebeurtenissen van iedere dag en uit de geschiedenis van de mensheid als geheel te kunnen afleiden, dat dit onthullende einde nabij is. Door niet uit te stellen, door mee te werken aan die andere tijd, plaatsen we het in het hier en nu. Ons leven en ons handelen gaat over de houdbaarheidsdatum van onze wereld met Christus.
Jezus heeft het over bepaalde dramatische verschijnselen: verwoestingen, oorlogen, vervolgingen, natuurrampen, schijnprofeten en valse christussen. Dat zijn geen verschijnselen meer, het is onze nieuwe werkelijkheid. Maar Hij wijst er met nadruk op dat dit ‘nog niet het einde is’. Het einde zelf is niet verwoesting, maar openbaring: de onthullende wederkomst van Hem die de Redder van de wereld is: ‘Dan zullen zij de Mensenzoon zien komen op de wolken met grote macht en heerlijkheid’.
‘De Mensenzoon zal komen om de uitverkorenen te verzamelen’, zo hoorden wij. Jezus’ leerlingen mogen hopen dat zij bij die uitverkorenen behoren, maar zekerheid daarover heeft niemand. De enige zekerheid die wij hebben is of wij in dit leven trouw zijn geweest in de navolging van Jezus. Ons enig houvast zijn de woorden van Jezus. Immers, “Hemel en aarde zullen voorbijgaan, maar mijn woorden zullen niet voorbijgaan”, zegt Hij. In deze tijd van onzekerheid, van het uitzien naar het opnieuw present stellen van de Heer, kunnen wij enkel bouwen op Jezus’ woorden en ons toevertrouwen aan de leiding van de Vader. Dat is geen passieve houding van afwachten. De uitverkorenen zijn zij die gestalte geven aan de woorden van Jezus, want die woorden leiden naar een doorbreken van de neerwaartse negatieve spiraal, naar een constructieve wederopbouw van een wereld die nu gebukt gaat onder vervuiling en ziekte.
Zoals de vijgenboom uitbot, zo groeien wij, zo groeit heel de mensheid naar de wederkomst toe door dagelijks te kiezen voor het goede en het blijvende.
De woorden van Jezus zullen blijven. Het enige wat uiteindelijk telt is hoe wij ons tot die woorden van Jezus verhouden. Of wij ons al dan niet voor Hem en zijn woorden schamen, daarvan zal het afhangen of we tot de uitverkorenen behoren.
Jezus is zelf hét Woord van de Vader. Hij is Gods eerste Woord en Hij zal ook het laatste Woord hebben. Als wij ons niet schamen voor dat Woord, hebben wij niets te vrezen, dan horen wij bij Hem. Iedere zondag luisteren we samen naar Gods Woord en belijden wij vol overtuiging in de Eucharistie ons geloof, maar de dagelijkse Nu is vooral pijnlijk en verontrustend. De verleidingen zijn groot om dwars te gaan liggen, om tegen de werkelijkheid die zich aan ons opdringt in te gaan en weg te zakken in onverschilligheid of om het in Bijbelse taal te zeggen: ná mij de zondvloed. Om als christenen in deze wereld te leven, wordt van ons veel gevraagd: leven en werken in het heden, maar in het besef dat al het aardse eindig is. Het einde zal ook onthullen wie we zelf ten diepste zijn, los van wat mensen van ons denken, los van al wat eindig is en beperkt. Het einde zal ook openbaar maken waar onze prioriteiten in het leven hebben gelegen.
In een tijd als de onze mag er dan wel een grote belangstelling zijn voor alles wat met spiritualiteit te maken heeft, het christelijk geloof verkeert in zwaar weer. Het vergt moed om een leerling van Jezus te zijn. In de politiek wordt de ‘c’ steeds kleiner en zachter; in het publieke leven is het christendom een randverschijnsel geworden, iets dat meer geschiedenis dan actualiteit lijkt te zijn. Door onzekerheid, gebrek aan kennis en ook uit schaamte of angst doen we als gelovigen er liever het zwijgen toe.
De tegenbeweging in onze samenleving is voelbaar. En ja, er is veel om je voor te schamen binnen de Kerk, in heden en verleden. Maar dat kunnen we niet toeschrijven aan de Bijbelse boodschap. Die is ontzettend houdbaar. Er zijn mensen die op een verkeerde manier begrijpen of met die boodschap onzorgvuldig aan de haal gaan. Het is de ene mens die de andere beschadigt of beschaamt. Dat kunnen Jezus niet verwijten.
Maar waarom zouden we ons schamen voor Jezus’ woorden? Hij nodigt ons uit om onze schaamte en schroom te overwinnen en uit te komen voor ons geloof. Hij roept ons op om de juiste keuzes te maken. Geen angst voor het einde, maar hoop op redding moet ons leiden. Geen deprimerende boodschap, maar een blijde boodschap hebben wij te brengen. Christus zal komen ‘om heil te brengen aan allen die naar Hem uitzien’. ‘Want door één offer heeft Hij voor altijd hen die zich laten heiligen tot volmaaktheid gebracht.’ Voor wie wil is er verlossing. Wie voor de Hem kiest, heeft niets te vrezen. Hij leeft vanuit de Vader.
Het laatste boek van de Bijbel de ‘Openbaring van Johannes’ of de ‘Apocalyps’ staat vol over de eindtijdverwachting. Als we het allemaal begrijpen of als het ons somber maakt, dan treffen we in dat boek de meest troostend zin van de hele Bijbel: ‘God zal de tranen wissen van onze ogen’. Beter kunnen we het niet hebben om te werken aan een mooiere zorgzame wereld, want we hebben een voorspreker bij God en Hijzelf is nog eens de achterwacht.
1e lezing: Daniël 12, 1-3; 2e lezing: Hebr. 10, 11-14. 18; evangelie: Marcus 13, 24-32
De evangelietekst uit de Willibrordvertaling 1978:
In die tijd zei Jezus tot zijn leerlingen: ‘Maar na die verschrikkingen in die dagen zal de zon verduisteren en de maan geen licht meer geven; de sterren zullen van de hemel vallen en de hemelse heerscharen in verwarring geraken; dan zullen zij de Mensenzoon zien komen op de wolken, met grote macht en heerlijkheid. Dan zal Hij zijn engelen uitzenden om zijn uitverkorenen te verzamelen uit de vier windstreken, van het einde der aarde tot het uiteinde des hemels. Trekt uit de vergelijking met de vijgeboom deze les: Wanneer zijn twijgen al zacht worden en beginnen uit te botten, weet ge dat de zomer in aantocht is. Zo ook, wanneer gij deze dingen ziet, weet dan dat het nabij is, ja voor de deur staat. Voorwaar, Ik zeg u: dit geslacht zal niet voorbijgaan, totdat dit alles gebeurd is. Hemel en aarde zullen voorbijgaan, maar mij woorden zullen niet voorbij gaan. Van die dag of dat uur weet niemand af, zelfs niet de engelen in de hemel, zelfs niet de Zoon, maar de Vader alleen.’