Preek van 13 oktober 2024

Preek van 13 oktober 2024

28zondag door het jaar

Broeders en zusters, als u zo thuis komt, of het nu een groot huis is of een klein flatje, kijk dan ons rond en vraag jezelf eens af: wat hek ik allemaal en wat heb ik echt nodig om als mens een waardig bestaan te leiden. Als u wel eens bent verhuist zult u zeker de vraag gesteld hebben: hoe kom ik toch aan dat alles en kan er echt niet het nodige weg. Soms blijven er containers vol over. Dus zou ik zeggen: die vraag aan Jezus lijkt niet zo moeilijk te beantwoorden. Allereerst somt Jezus een aantal van de tien geboden op. Maar dat is eigenlijk ondergeschikt aan zijn laatste opdracht: ga verkopen wat gij bezit en geeft het aan de armen. We zouden met veel minder toe kunnen en dan nog goed kunnen leven maar alles weggeven? Een monnik doet het als hij zijn gelofte aflegt maar dat is maar een deel van het verhaal want hij heeft de garantie dat de abdijgemeenschap voor hem zal zorgen. En toch kan Jezus het zeggen want Hij is de enige die het doet. Tijdens zijn leven geeft Hij zich helemaal met lichaam en ziel wat zich uit kristalliseert in de eucharistie, waar Hij wordt getransformeerd toch zijn lichaam en bloed en dat biedt Hij ons persoonlijk aan als we te communie gaan. Hij geeft zichzelf.

Maar Jezus weet zelf dat het niet eenvoudig is want Hij gebruikt de prachtige metafoor: voor een kameel is het nog makkelijker door het oog van de naald te gaan dan voor een rijke het Koninkrijk Gods binnen te gaan. Zou je het letterlijk nemen dan vraag ik mezelf af: waar begin ik aan. Het oog van de naald is in werkelijkheid wel niet zo klein. Het is een zijpoortje naast de hoofdpoort om de stad binnen te komen, maar met alle bagage op de rug moet een kameel zich er wel doorheen wurmen en er vallen flinke klappen van de kameeldrijver om zover te komen. Maar onmogelijk is het niet, dat geeft Jezus ook aan.

Maar waar gaat het dan ik de kern van de zaak om. Het gaat natuurlijk niet om de overtollige suikerpotten die u in de kast hebt staan om maar even een voorbeeld te noemen. Het gaat erom of je bereid bent Jezus te volgen op zijn moeilijke levensweg om uit te komen daar wat Hij voor ons voor ogen hebt. Keer op keer in de evangelies wijst Jezus erom dat Hij niet de hoofdrolspeler is. Hij roept ons op Hem te volgen naar zijn Vader, daar is het Hem om te doen omdat de Vader staat voor het koninkrijk Gods waar we verlost worden van alle ballast die we op ons hebben genomen. Dat kan ook negatieve ballast zijn. Het verlies van een geliefde kan zwaar op de schouders wegen. Maar vaak wil je het niet geleidelijk afleggen om je weg te vervolgen omdat je dan bang bent dat je hem of haar kwijtraakt. Je kunt je zo gaan vereenzelvigen met het gevoel van verlies dat je niet weet wat je met de leegte doet die er ontstaan als je er geleidelijk aan wat van losraakt. Daarmee wil ik niet zeggen dat je de ander dan vergeet, maar juist hij of zij kan je helpen verder te gaan. Feitelijk is datgene wat Jezus aan de man vraagt minder ingewikkeld dan het lijkt. Jezus vraagt eigenlijk: leg alle obstakels af die je in de weg staan omdat te doen wat ik je heb geleerd. Schuif alle barricades aan de kant die je in de weg staan om veder te komen. Dat verder komen heeft niets te maken met: gelijk je bankrekening opzeggen of je bankstel aan de straat zetten. Het goede is datgene wat je onderneemt om dat te doen wat er voor zorgt dat je vrienden maakt en de contacten met je familie hooghoudt. Het is kijken naar de wereld en inspelen op de noden die we zien. Dat is de eenzame buren eens uitnodigen. Dan kan een bankrekening juist een uitdaging worden om datgene te doen wat nodig is om de ander ook mee te nemen. Samen moeten we op weg gaan naar het Koninkrijk Gods. En als we dat nu al samen doen zijn we eigenlijk al bezig om het zichtbaar te maken door elkaars lasten te dragen dat op zich is al een voorafspiegeling van dat rijk. Als we die kant oplopen komt het licht ons al vast tegemoet. Dat betekent niet dat we gelijk naar giro 555 moeten kijken, alhoewel niet onbelangrijk, maar dat we ook moeten kijken naar wat we zelf in onze eigen directe omgeving kunnen doen. Het echte probleem wordt het als we zo gehecht aan zaken raken en er bovenop gaan zitten, dat we ze gaan verheerlijken en er geen afstand van willen doen. Een ding is duidelijk: als we de wereld verlaten kunnen we niets meenemen. Dus laten we Jezus als voorbeeld nemen die zich bij elke eucharistieviering geeft en deelt. Delen is daarbij een belangrijk woord. Niets is in feite van ons. Het is allemaal ontvangen van onze schepper. Dus als we naar Hem terugkeren hoeven we niets over te hebben om aan Hem te geven want het is al van Hem en daarmee van ons allen.

De grote Franse filosoof Rousseau heeft eens gezegd dat oorlog pas is ontstaan toen de eerste mens piketpaaltjes plaatste en er een draad omheen spande en zei: dit is van mij. Van daaruit is het landje pik verder gegaan en we zien de gevolgen. Broeders en zusters: wij zijn niet het centrum van het universum. Wij zijn kinderen van God en dat is zoveel meer waard. Laten we zo met elkaar optrekken in deze duistere tijden.

1e lezing: Wijsheid 7, 7-11; 2e lezing: Hebr. 4, 12-13; evangelie: Marcus 10, 17-30
De evangelietekst uit de Willibrordvertaling 1978:
Toen Jezus zich weer op weg begaf, kwam er iemand aanlopen die zich voor Hem op de knieën wierp en vroeg: ‘Goede Meester, wat moet ik doen om het eeuwig leven te verwerven?’ Jezus antwoordde: ‘Waarom noemt ge Mij goed? Niemand is goed dan God alleen. Ge kent de geboden: Gij zult niet doden, gij zult geen echtbreuk plegen, gij zult niet stelen, gij zult niet vals getuigen, gij zult niemand te kort doen, eer uw vader en uw moeder.’ Hij gaf Hem ten antwoord: ‘Dat alles heb ik onderhouden van mijn jeugd af.’ Toen keek Jezus hem liefdevol aan en sprak: ‘Een ding ontbreekt u: ga verkopen wat ge bezit en geef het aan de armen, daarmee zult ge een schat bezitten in de hemel. En kom dan terug om Mij te volgen.’ Dit woord ontstelde hem en ontdaan ging hij heen, omdat hij vele goederen bezat. Toen liet Jezus zijn blik gaan over zijn leerlingen en zei tot hen: ‘Hoe moeilijk is het voor degenen die geld hebben het Koninkrijk Gods binnen te gaan!’ De leerlingen stonden verbaasd over wat Hij zei. Daarom herhaalde Jezus: ‘Kinderen, wat is het moeilijk het Koninkrijk Gods binnen te gaan. Voor een kameel is het gemakkelijker door het oog van een naald te gaan, dan voor een rijke in het Koninkrijk Gods te komen.’ Toen waren ze nog meer verbijsterd en ze zeiden tot elkaar: ‘Wie kan dan nog gered worden?’ Jezus keek hen aan en zei: ‘Dit ligt niet in de macht der mensen, maar wel in die van God: want voor God is alles mogelijk. Toen nam Petrus het woord en zei: ‘Zie, wij hebben alles prijsgegeven om U te volgen.’ Jezus antwoordde: Voorwaar, Ik zeg u: er is niemand die huis, broers, zusters, moeder, vader, kinderen of akkers om Mij en om de Blijde Boodschap heeft prijsgegeven, of hij ontvangt nu, in deze tijd, het honderdvoudig aan huizen, broers, zusters, moeders, kinderen en akkers, zij het ook gepaard met vervolgingen, en in de toekomstige wereld het eeuwige leven.

Broeders en zusters, als u zo thuis komt, of het nu een groot huis is of een klein flatje, kijk dan ons rond en vraag jezelf eens af: wat hek ik allemaal en wat heb ik echt nodig om als mens een waardig bestaan te leiden. Als u wel eens bent verhuist zult u zeker de vraag gesteld hebben: hoe kom ik toch aan dat alles en kan er echt niet het nodige weg. Soms blijven er containers vol over. Dus zou ik zeggen: die vraag aan Jezus lijkt niet zo moeilijk te beantwoorden. Allereerst somt Jezus een aantal van de tien geboden op. Maar dat is eigenlijk ondergeschikt aan zijn laatste opdracht: ga verkopen wat gij bezit en geeft het aan de armen. We zouden met veel minder toe kunnen en dan nog goed kunnen leven maar alles weggeven? Een monnik doet het als hij zijn gelofte aflegt maar dat is maar een deel van het verhaal want hij heeft de garantie dat de abdijgemeenschap voor hem zal zorgen. En toch kan Jezus het zeggen want Hij is de enige die het doet. Tijdens zijn leven geeft Hij zich helemaal met lichaam en ziel wat zich uit kristalliseert in de eucharistie, waar Hij wordt getransformeerd toch zijn lichaam en bloed en dat biedt Hij ons persoonlijk aan als we te communie gaan. Hij geeft zichzelf.

Maar Jezus weet zelf dat het niet eenvoudig is want Hij gebruikt de prachtige metafoor: voor een kameel is het nog makkelijker door het oog van de naald te gaan dan voor een rijke het Koninkrijk Gods binnen te gaan. Zou je het letterlijk nemen dan vraag ik mezelf af: waar begin ik aan. Het oog van de naald is in werkelijkheid wel niet zo klein. Het is een zijpoortje naast de hoofdpoort om de stad binnen te komen, maar met alle bagage op de rug moet een kameel zich er wel doorheen wurmen en er vallen flinke klappen van de kameeldrijver om zover te komen. Maar onmogelijk is het niet, dat geeft Jezus ook aan.

Maar waar gaat het dan ik de kern van de zaak om. Het gaat natuurlijk niet om de overtollige suikerpotten die u in de kast hebt staan om maar even een voorbeeld te noemen. Het gaat erom of je bereid bent Jezus te volgen op zijn moeilijke levensweg om uit te komen daar wat Hij voor ons voor ogen hebt. Keer op keer in de evangelies wijst Jezus erom dat Hij niet de hoofdrolspeler is. Hij roept ons op Hem te volgen naar zijn Vader, daar is het Hem om te doen omdat de Vader staat voor het koninkrijk Gods waar we verlost worden van alle ballast die we op ons hebben genomen. Dat kan ook negatieve ballast zijn. Het verlies van een geliefde kan zwaar op de schouders wegen. Maar vaak wil je het niet geleidelijk afleggen om je weg te vervolgen omdat je dan bang bent dat je hem of haar kwijtraakt. Je kunt je zo gaan vereenzelvigen met het gevoel van verlies dat je niet weet wat je met de leegte doet die er ontstaan als je er geleidelijk aan wat van losraakt. Daarmee wil ik niet zeggen dat je de ander dan vergeet, maar juist hij of zij kan je helpen verder te gaan. Feitelijk is datgene wat Jezus aan de man vraagt minder ingewikkeld dan het lijkt. Jezus vraagt eigenlijk: leg alle obstakels af die je in de weg staan omdat te doen wat ik je heb geleerd. Schuif alle barricades aan de kant die je in de weg staan om veder te komen. Dat verder komen heeft niets te maken met: gelijk je bankrekening opzeggen of je bankstel aan de straat zetten. Het goede is datgene wat je onderneemt om dat te doen wat er voor zorgt dat je vrienden maakt en de contacten met je familie hooghoudt. Het is kijken naar de wereld en inspelen op de noden die we zien. Dat is de eenzame buren eens uitnodigen. Dan kan een bankrekening juist een uitdaging worden om datgene te doen wat nodig is om de ander ook mee te nemen. Samen moeten we op weg gaan naar het Koninkrijk Gods. En als we dat nu al samen doen zijn we eigenlijk al bezig om het zichtbaar te maken door elkaars lasten te dragen dat op zich is al een voorafspiegeling van dat rijk. Als we die kant oplopen komt het licht ons al vast tegemoet. Dat betekent niet dat we gelijk naar giro 555 moeten kijken, alhoewel niet onbelangrijk, maar dat we ook moeten kijken naar wat we zelf in onze eigen directe omgeving kunnen doen. Het echte probleem wordt het als we zo gehecht aan zaken raken en er bovenop gaan zitten, dat we ze gaan verheerlijken en er geen afstand van willen doen. Een ding is duidelijk: als we de wereld verlaten kunnen we niets meenemen. Dus laten we Jezus als voorbeeld nemen die zich bij elke eucharistieviering geeft en deelt. Delen is daarbij een belangrijk woord. Niets is in feite van ons. Het is allemaal ontvangen van onze schepper. Dus als we naar Hem terugkeren hoeven we niets over te hebben om aan Hem te geven want het is al van Hem en daarmee van ons allen.

De grote Franse filosoof Rousseau heeft eens gezegd dat oorlog pas is ontstaan toen de eerste mens piketpaaltjes plaatste en er een draad omheen spande en zei: dit is van mij. Van daaruit is het landje pik verder gegaan en we zien de gevolgen. Broeders en zusters: wij zijn niet het centrum van het universum. Wij zijn kinderen van God en dat is zoveel meer waard. Laten we zo met elkaar optrekken in deze duistere tijden.

1e lezing: Wijsheid 7, 7-11; 2e lezing: Hebr. 4, 12-13; evangelie: Marcus 10, 17-30
De evangelietekst uit de Willibrordvertaling 1978:
Toen Jezus zich weer op weg begaf, kwam er iemand aanlopen die zich voor Hem op de knieën wierp en vroeg: ‘Goede Meester, wat moet ik doen om het eeuwig leven te verwerven?’ Jezus antwoordde: ‘Waarom noemt ge Mij goed? Niemand is goed dan God alleen. Ge kent de geboden: Gij zult niet doden, gij zult geen echtbreuk plegen, gij zult niet stelen, gij zult niet vals getuigen, gij zult niemand te kort doen, eer uw vader en uw moeder.’ Hij gaf Hem ten antwoord: ‘Dat alles heb ik onderhouden van mijn jeugd af.’ Toen keek Jezus hem liefdevol aan en sprak: ‘Een ding ontbreekt u: ga verkopen wat ge bezit en geef het aan de armen, daarmee zult ge een schat bezitten in de hemel. En kom dan terug om Mij te volgen.’ Dit woord ontstelde hem en ontdaan ging hij heen, omdat hij vele goederen bezat. Toen liet Jezus zijn blik gaan over zijn leerlingen en zei tot hen: ‘Hoe moeilijk is het voor degenen die geld hebben het Koninkrijk Gods binnen te gaan!’ De leerlingen stonden verbaasd over wat Hij zei. Daarom herhaalde Jezus: ‘Kinderen, wat is het moeilijk het Koninkrijk Gods binnen te gaan. Voor een kameel is het gemakkelijker door het oog van een naald te gaan, dan voor een rijke in het Koninkrijk Gods te komen.’ Toen waren ze nog meer verbijsterd en ze zeiden tot elkaar: ‘Wie kan dan nog gered worden?’ Jezus keek hen aan en zei: ‘Dit ligt niet in de macht der mensen, maar wel in die van God: want voor God is alles mogelijk. Toen nam Petrus het woord en zei: ‘Zie, wij hebben alles prijsgegeven om U te volgen.’ Jezus antwoordde: Voorwaar, Ik zeg u: er is niemand die huis, broers, zusters, moeder, vader, kinderen of akkers om Mij en om de Blijde Boodschap heeft prijsgegeven, of hij ontvangt nu, in deze tijd, het honderdvoudig aan huizen, broers, zusters, moeders, kinderen en akkers, zij het ook gepaard met vervolgingen, en in de toekomstige wereld het eeuwige leven.