“Dit is de Ginkgo Biloba. De boom van hoop.” Met deze woorden begint de plaquette op de gedenkplaats voor corona slachtoffers, die onlangs in Kampen is onthuld. “Corona is nog niet voorbij”, aldus de burgemeester, “en het virus heeft veel verdriet gebracht, en doet dat nog steeds. Dit verdient een moment van aandacht. Daarom verwelkomen we nu deze plek. Met dit monument willen we getroffenen steunen, en mensen een plek bieden om te gedenken en herdenken. Een plek waar mensen elkaar kunnen ontmoeten. Een plek die troost en hoop biedt aan iedereen die er wil zijn …” Dit is de Ginkgo Biloba, … is het daadwerkelijk een boom van hoop?
“Het zal takken dragen, vrucht vormen en een prachtige ceder worden”, aldus God in de eerste lezing. “Daaronder zullen alle vogels van allerlei gevederte nestelen.”
De eerste lezing van vandaag, genomen uit de profeet Ezechiël, is de afsluiting van een profetische reflectie op de Babylonische ballingschap. Dit wordt pas duidelijk wanneer we het gehele hoofdstuk lezen: een allegorische vertelling over twee adelaars en een twijgje. De eerste adelaar, die het twijgje plant en van water voorziet, is de Babylonische koning Nebukadnessar, die de koning van Juda Jojakim in ballingschap wegvoert. De tweede adelaar is de Egyptische farao Psammetichus, tot wie Sedekia (de oom van Jojakim) zich wendt voor militaire hulp.
De gevolgen zijn rampzalig. Sedekia en de gehele bovenlaag van Juda worden weggevoerd, de stad Jeruzalem volledig verwoest. Dit was niet gebeurd als Sedekia zich aan het verbond met God had gehouden, en niet aan de farao om hulp had gevraagd. Volgens de allegorische vertelling is dit politieke drama een straf. Een straf van god voor het niet onderhouden van het verbond met de Eeuwige. Maar ondanks dat - aldus de lezing van vandaag - zal de belofte dat het Davidische koningschap blijvend is, toch worden ingelost, want: “dan zal ik zelf van de top van de hoge ceder een twijgje nemen en dat in de grond zetten …”, aldus God in de eerste lezing, “het zal takken dragen, vrucht vormen en een prachtige ceder worden.” Misschien dan toch een Ginkgo Biloba, een boom van hoop?
Of is het veeleer een mosterdzaadje? Want “wanneer dat gezaaid wordt in de grond”, aldus Jezus tot de menigte, “is het wel het allerkleinste zaadje op aarde; maar eenmaal gezaaid, schiet het op en het wordt groter dan alle tuingewassen.”
De evangelielezing van vandaag, genomen uit Marcus, bestaat uit een tweetal parabels over het Rijk Gods. In de eerste parabel vergelijkt Jezus het Rijk Gods met een man die zaad op zijn akker strooit. Hij slaapt en staat op, en intussen kiemt het zaad en schiet op, maar hij weet niet hoe. In de tweede parabel spreekt Jezus opnieuw over het Rijk Gods, en ditmaal moet het mosterdzaad hem als beeld dienen. Het mosterdzaad is weliswaar het kleinste onder de zaden, die op de bezaaide akker liggen. En toch groeit er een plant uit, de Brassica nigra, die zeer hoog kan opschieten. Het bereikt een hoogte van maar liefst circa 2 meter. En volgens de parabel schuilen zelfs vogels in de schaduw van haar takken, om uit te rusten.
Over de betekenis hiervan zullen wellicht niet veel lezers in het duister tasten. Het koningschap van God moge nu nog maar een klein begin zijn: één enkele man uit Galilea, die geen ander middel heeft dan de verhalen en beelden waarvan hij zich bedient, en twaalf medewerkers op de been heeft gebracht. Het zal zich ondanks tegenstand en teleurstellingen onweerstaanbaar doorzetten, zo nodig ook door verliezen en tegenstellingen heen. Anders gezegd: de parabels willen een uitzicht geven op de nieuwe vorm, waarin het Rijk Gods zal komen. Nu is het nog in een onaanzienlijke vorm aanwezig. Het begin is gering en nietig. Doch, het zal leiden naar de overwinning. Het Rijk Gods zal eens de gehele wereld omvatten. Het zal een Rijk zijn dat heil brengt aan iedereen. Wordt dat wat in de parabels is gezaaid, dan toch een boom van hoop?
Beide parabels, alsook de eerste lezing, accentueren de onbegrijpelijkheid van de groei van het Rijk Gods en haar zichtbare realiteit. Ofschoon het heel klein begint, zal het de gehele wereld omvatten, en heil brengen aan iedereen. Vanzelf zal het allemaal niet gaan. Maar in en door ons handelen - wanneer we de blijde boodschap van naastenliefde, barmhartigheid en gerechtigheid in praktijk proberen te brengen -, zal het Rijk Gods hoe langer hoe meer zichtbaar worden. Eerst is het nog klein, een klein struikgewasje, maar langzamerhand wordt het een grote boom, en zullen vogels nestelen in de schaduw van zijn takken.
Een Ginkgo Biloba misschien, een boom van hoop? “Terwijl de wereld om ons heen verandert”, aldus de plaquette op de gedenkplaats in Kampen, “blijft deze boom bestaan. Net als de herinnering aan de dierbaren die we verloren in coronatijd. Wat we ook doen, ze zijn in onze gedachten. Elke dag.” Of de boom daadwerkelijk een Ginkgo Biloba zal zijn, een boom van hoop, zal dat wellicht niet aan ieder van ons liggen? Amen.
1e lezing: Ezechiël 17, 22-24; 2e lezing: 2 Kor. 5, 6-10: evangelie: Marcus 4, 26-34
De evangelietekst uit de Willibrordvertaling 1978:
In die tijd zei Jezus tot de menigte: ‘Het gaat met het Rijk Gods als met een man die zijn land bezaait; hij slaapt en staat op, ‘s nachts en overdag, en onderwijl kiemt het zaad en schiet op, maar hij weet niet hoe. Uit eigen kracht brengt de aarde vruchten voort, eerst de groene halm, dan de aar, dan het volgroeide graan in de aar. Zodra de vrucht het toelaat, slaat hij er de sikkel in, want het is tijd voor de oogst.’ En verder: ‘Welke vergelijking kunnen we vinden voor het Rijk Gods en in welke gelijkenis zullen we het voorstellen? Het lijkt op een mosterdzaadje. Wanneer dat gezaaid wordt in de grond, is het wel het allerkleinste zaadje op aarde; maar eenmaal gezaaid, schiet het op en wordt groter dan alle tuingewassen, en het krijgt grote takken, zodat de vogels in zijn schaduw kunnen nestelen.’ In vele dergelijke gelijkenissen verkondigde Hij hun zijn leer op de wijze die zij konden verstaan. Anders dan in gelijkenissen sprak Hij niet tot hen, maar eenmaal met zijn leerlingen alleen, gaf Hij van alles uitleg.