Je bent in de woestijn. Het is bloedheet, de zon brandt op je huid, je mond is kurkdroog. Hitte en droogte zijn vandaag de dag realiteiten in Israël. Met name in de maanden mei - oktober zijn de temperaturen hoog, en valt er geen druppel regen. Water is dan ook iets kostbaars. De woestijn in het zuiden doet helemaal doods aan: heet, geen water, alleen maar zand en kale rotsen. En toch leven en wonen daar mensen. Bedoeïenen: nomaden, herders, die in tenten wonen en meestal een groot gedeelte van de dag met schapen en geiten op pad zijn … In het droge gebied, met zand en kale rotsen … En toch, … Opmerkelijk hierbij is dat de dieren, zelfs in de droogte en hitte van de woestijn, toch nog iets eetbaars kunnen vinden.
“Gezegend is hij die op de Heer vertrouwt, en zich veilig weet bij hem”, aldus Jeremia in de eerste lezing van vandaag, “hij is een boom aan een rivier, met wortels tot in het water. Hij heeft geen last van de hitte, zijn blad blijft groen.”
De eerste lezing, genomen uit de profeet Jeremia, vormt een groep wijsheidsspreuken waarin een man die op mensen vertrouwt, wordt vervloekt; en een man die op de Heer vertrouwt, wordt gezegend. “Vervloekt is hij die op mensen vertrouwt”, aldus Jeremia, “die steunt op een schepsel en zich afkeert van de Heer. Hij is een kale struik in de steppe; nooit krijgt hij regen.”
De man die op mensen vertrouwt, wordt vervloekt en vergeleken met een kale struik in de steppe. Gewoonlijk wordt deze kale struik vereenzelvigd met een jeneverbessoort, een struik die slechts naalden en schubben heeft en geen bladeren. Het Hebreeuwse woord voor ‘steppe’ of ‘dor land’ - araba - wordt over het algemeen gebruikt voor de hete kloof tussen de Dode Zee en de Golf van Akaba. In dit gebied laten hoge temperaturen en geringe neerslag weinig spontane groei toe, waardoor de streek dunbevolkt is. Personen die enkel op andere mensen vertrouwen, menselijke zwakheden tot hun kracht maken en hun hart afkeren van God, zijn dan ook - volgens de eerste lezing - met deze jeneverbessoort te vergelijken. Zoals de jeneverbes moet overleven in een vijandig, droog, heet en dor gebied, zo moet ook deze mens, zonder God als levende bron, alleen en in eenzaamheid het lot van de ‘jeneverbes’ ondergaan. Bevindt je je ook dan nog in de woestijn, waar het bloedheet is, de zon op je huid brandt, en je mond kurkdroog? Maar de man die op de Heer vertrouwt, wordt gezegend en vergeleken met een boom, geplant aan het water. Zoals een loofboom, geplant aan het water, ook in tijden van hitte en droogte vrucht draagt, zo komen ook personen die op de Heer vertrouwen hun ‘droge’ periodes door.
“Zalig die nu honger lijdt”, aldus Jezus tot zijn toehoorders, “want gij zult verzadigd worden.”
In de evangelielezing van vandaag horen we hoe Jezus een toespraak houdt tot de Twaalf en een grote volksmenigte. Een menigte die zowel uit het Joodse land komt, alsook daarbuiten: uit het kustland Tyrus en Sidon. Lucas laat Jezus zijn rede beginnen met een paar zaligsprekingen, die hij direct op zijn toehoorders betrekt. “Zalig gij die arm zijt”, zo begint Jezus zijn toespraak, “want aan u behoort het Rijk Gods.” Als eerste groep worden hier de armen genoemd. Met deze term worden niet zozeer de sociaal zwakken van de samenleving bedoeld: mensen die niets of bijna niets bezitten. Veeleer wordt hiermee een groep mensen aangeduid, die in bijzondere mate geestelijk openstaan voor God. Zij wenden zich tot God, omdat zij zich door anderen opzij gezet voelen. Van Hem, van God, verwachten zij hun heil. Na de zaligsprekingen komen, als een soort antithese, de zogenaamde ‘wee u’-uitspraken. “Maar wee u, rijken”, zo vervolgt Jezus zijn rede, “want wat u vertroost, hebt ge al ontvangen.”
In tegenstelling tot de armen en de hongerenden, zijn de rijken en zij die in overvloed leven, mensen over wie men wel spreekt, en aan wie een mentaliteit wordt toegeschreven van ‘hebben’ en ‘houden wat men heeft’. Bevindt je je ook dan nog in een woestijn, waar het bloedheet is, de zon op je huid brandt, en je mond kurkdroog?
De lezingen van vandaag stellen ons voor een keuze, voor een concrete keuze: voor wie of wat leven wij, of willen wij leven? Op wie stellen wij in ons leven, ons vertrouwen? Wie is de bron van ons bestaan? God? Onze medemensen? Of, misschien wel allebei? Laten wij ons leven bepalen door Gods droom over de wereld, en zijn wij bereid ons leven en ons bezit los te laten? Of, willen wij liever ons leven en ons bezit veilig stellen? Moeilijke vragen. Vragen die niet een, twee, drie te beantwoorden zijn. Vragen die ons uitnodigen en oproepen tot een persoonlijke ommekeer. Nu, en binnen het leven van iedere dag. Het Koninkrijk van God, het Rijk Gods van barmhartigheid en gerechtigheid, is niet te vinden ergens in de wolken. Maar het wordt gevonden en gevestigd hier en nu, vertrouwend op mensen, en in Godsvertrouwen geworteld. Met een dergelijke bron in ons leven, hoe zullen dan onze ‘woestijn-periodes’, onze ‘tijden van droogte en hitte’ eruit zien? Amen.
1e lezing: Jeremia 17, 5-8; 2e lezing: 1Kor. 15. 12. 16-20; evangelie: Lucas 6, 17. 20-26
Evangelietekst uit de Willibrordvertaling 1978:
Samen met hen daalde Hij af, maar bleef staan op een vlak terrein. Daar bevond zich een talrijke groep van zijn leerlingen en een grote volksmenigte uit heel het joodse land, uit Jeruzalem en uit het kustland Tyrus en Sidon. Hij sloeg nu zijn ogen op, keek zijn leerlingen aan en sprak: ‘Zalig gij die arm zijt, want aan u behoort het Rijk Gods. Zalig die nu honger lijdt, want gij zult verzadigd worden. Zalig die nu weent, want gij zult lachen. Zalig zijt gij, wanneer omwille van de Mensenzoon de mensen u haten, wanneer zij u uitstoten, u beschimpen en uw naam uit de samenleving bannen als iets verfoeilijks. Als die dag komt, spring dan op van blijdschap, want groot is uw loon in de hemel. Op dezelfde manier behandelden hun voorvaderen de profeten. Maar wee u, rijken, want wat u vertroost, hebt ge al ontvangen. Wee u, die nu verzadigd zijt, want ge zult honger lijden. Wee u, die nu lacht, want ge zult klagen en wenen. Wee u, wanneer alle mensen met lof over u spreken, want hun voorvaderen deden hetzelfde met de valse profeten.