Broeders en zusters, wij openen - zoals op iedere zondag - opnieuw de Heilige Schrift en vandaag klinkt Gods Woord in een wereld die gisteren, 11 september, herdacht dat 20 jaar geleden terroristen aanslagen pleegden op duizenden onschuldige mensen in de VS om de macht van een land in het hart te raken. Het gevolg was een ‘war on terror’, een oorlog tegen de machten van het kwaad. Een oorlog die nog steeds voortduurt met de dramatische, recente situatie in Afghanistan als een volgend dieptepunt.
Macht, daar gaat het in deze wereld om. Niet alleen in de grote wereldorde, tussen landen of politici, tussen werkgevers en werknemers, tussen producenten en consumenten maar ook in ons kleine menselijke wereldje. Wij willen de machtigste zijn, de grootste, de belangrijkste. Wij willen heersen, overheersen, beheersen! Soms heel openlijk maar meestal heel subtiel en vaak onbewust.
De terroristen die de vliegtuigen lieten crashen, deden dat uit naam van een God die groot is en machtig. Ja, zelfs godsdiensten ontkomen niet aan dat spel van heersen en overheersen, van de grootste en de machtigste te willen zijn. In die wereld klinkt Gods Woord.
We lezen vandaag uit het boek van de Profeet Jesaja. Het is een stuk uit één van die bekende liederen van de lijdende dienaar. Heilige en geliefde teksten. Deze liederen zijn verspreid te vinden over dat deel van de profeet Jesaja, dat geschreven is ná de terugkeer van de ballingen uit die jarenlange onderdrukkende en vernederde ervaring van de ballingschap. Het is een tekst van triomf, van overwinning, van vreugde, trots en troost. God brengt in Zijn overgrote macht de ballingen weer thuis!
Te midden van die overwinningsroes staan de liederen van de lijdende dienstknecht. Ze lijken een soort ongemakkelijke correctie te zijn op Gods macht of liever gezegd, ze laten zien dat Gods macht ligt in zijn onmacht. ‘Mijn rug heb ik prijsgegeven aan hen die mij wilden slaan, en mijn wangen aan hen die mij de baard uitrukten; mijn gezicht heb ik niet onttrokken aan beschimping en bespuwing.’ Is dat Gods macht?
In het evangelie van vandaag zien we eenzelfde thematiek. Petrus belijdt Jezus – haast triomfantelijk – als de Messias! Ja, dat is Jezus: de lang verwachte Messias, de Zoon van God. Hij zal nu recht komen brengen, het kwade overwinnen en Gods heerschappij op aarde stichten. Ná Petrus woorden verwacht je haast de juichkreten te horen van de andere leerlingen en het volk om Jezus en Petrus heen. Maar niets van dit alles. De leerlingen worden de mond gesnoerd. Men moet er over zwijgen. Waarom toch? Dit nieuws, deze erkenning van Jezus, is toch geweldig! Het wordt zelfs nog erger. ‘Ga weg, satan!’ Machtsdenken is niet wat God wil.
Jezus laat zien dat Gods macht, Zijn Gezalfde, niets met macht te maken heeft. Macht is een menselijk begrip. Gods macht ligt in zijn onmacht. Hij laat zijn echte macht zien in de dienstknecht die zijn leven weet te geven voor anderen. Gods macht is echte liefde.
Het eerste geïdentificeerde slachtoffer van 9 september 2001 was de Franciscaan Pater Mychal Judge. Hij was als aalmoezenier verbonden aan het brandweerkorps van New York. Een doodgewone priester die in zijn jonge priesterjaren moest vechten tegen een alcoholverslaving. Met behulp van anderen wist hij zijn leven terug op de rails te zetten en werd op zijn beurt een steun voor velen, die door de macht van anderen uit de boot vielen: dak en thuislozen, immigranten, aidslijders. De liefde die hij van God en mensen gekregen had, wist hij op een doodeenvoudige wijze door te geven aan anderen. Dat was zijn macht. Hij stierf door rondvliegend puin, terwijl hij bad met slachtoffers en hen bijstond. De foto waarop te zien was hoe vier mannen deze dode priester tussen het puin wegdroegen, werd wereldberoemd. Een moderne versie van de laatste statie van de traditionele kruisweg: Jezus wordt ten grave gedragen.
Gods woord voor ons vandaag is dat onze macht anders is dan de wereld ons doet geloven dat macht is. Macht is niet overheersen ten koste van de ander, maar is onmachtig heerser met concrete daden van liefde. Je leven geven voor de ander, dat is echte macht, dat is wie God is, dit is je kruis opnemen en niet het kruis als wapen te gebruiken.
1e lezing: Jesaja 50, 5-9a; 2e lezing: Jakobus 2, 14-18; evangelie: Marcus 8, 27-35
De evangelietekst uit de Willibrordvertaling 1978:
In die tijd trok Jezus met zijn leerlingen naar de dorpen rond Caesarea van Filippus. Onderweg stelde Hij aan zijn leerlingen de vraag: ‘Wie zeggen de mensen dat Ik ben?’ Zij antwoordden Hem: ‘Johannes de Doper, anderen zeggen Elia en weer anderen, dat Gij een van de profeten zijt.’ Daarop stelde Hij hun de vraag: ‘Maar gij, wie zegt gij dat Ik ben?’ Petrus antwoordde: ‘Gij zijt de Christus.’ Maar Hij verbood hun nadrukkelijk iemand hierover te spreken. Daarop begon Hij hun te leren, dat de Mensenzoon veel zou moeten lijden en door de oudsten, de hogepriesters en de schriftgeleerden verworpen worden en ter dood gebracht, maar drie dagen later verrijzen. Hij sprak deze woorden zonder terughoudendheid. Toen nam Petrus Jezus terzijde en begon Hem ernstig daarover te onderhouden. Maar zich omkerend keek Hij naar zijn leerlingen en voegde Petrus op strenge toon toe: ‘Ga weg, satan, terug! want gij laat u leiden door menselijke overwegingen en niet door wat God wil.’ Nadat Hij behalve zijn leerlingen ook het volk bij zich had laten komen, sprak Hij tot hen: ‘Wie mijn volgeling wil zijn, moet Mij volgen door zichzelf te verloochenen en zijn kruis op te nemen. Want wie zijn leven wil redden, zal het verliezen. Maar wie zijn leven verliest omwille van Mij en het Evangelie, zal het redden.