Broeders en zusters, Jezus zegt vandaag: “De Vader en Ik zijn één”. Het zijn woorden die wij als gewone mensen niet gemakkelijk in de mond nemen. Jongens kennen in hun groei naar volwassenheid perioden, waarin ze één ding vooral niet willen erkennen: op hun vader lijken. Bij meisjes zal wel ongeveer hetzelfde spelen naar moeder toe. In een veel latere fase komt er een voortschrijdend inzicht dat rust geeft, als je accepteert dat je echt herkenbare trekken hebt van je ouders. Laten we maar aannemen, dat kinderen nooit de perfecte ouders krijgen waarnaar zij verlangen. Maar het relativeert ook als we tegen onszelf te durven toegeven, dat ook wij niet altijd het perfecte kind zijn dat onze ouders hadden verwacht. We zijn gewoon beperkte mensen en dat brengt teleurstellingen met zich mee. Op zich is dat geen drama, omdat de liefde tussen ouders en kind veelal zo onvoorwaardelijk is dat het bijna alles gladstrijkt. Dat vieren we dan ook op deze Moederdag, een hommage aan alle mensen die zich onvoorwaardelijk toewijden aan hun kinderen. Twaalf mei is ook dag van de verpleging waarop we de geroepenen in de zorg willen dankzeggen. Beide herdenkingen bepalen ons heel sterk bij het feit, dat zorg voor elkaar dragen een fundament is voor ons samenleven. We kunnen echt niet zonder. En dan moeten we het begrip moeder of verpleegkundige niet te eng opvatten. Mensenmensen kunnen een heel moederlijke zorg tonen waarin het goed toeven is. De mens is in staat tot een intense warme zorg en daar gaat het in de kern van de zaak ook over in de Evangelielezing van vandaag.
Als een goede herder draagt God zorg voor zijn volk. Al eeuwenlang gebruikten vooral de profeten het beeld van de Goede Herder om de relatie tussen God en zijn volk te omschrijven. Ditzelfde beeld gebruikt Jezus om zijn relatie met zijn volgelingen te omschrijven. Het is een beeld voor de inhoud van een zorg die uniek is. Deze metafoor staat model voor de zorg van de Vader tot zijn zoon Jezus en voor de zorg die Jezus voor zijn schapen toont. Daar mogen wij ons aan spiegelen. Het gaat om de inhoud en niet om de verpakking; het gaat om de zorg en niet om wie het aan wie verleent, als het maar verleend wordt.
In allerlei ingewikkelde patronen die de mens ontwikkelt en waar zo vaak krampachtig mee wordt omgegaan door een voortdurende politieke correctheid leidt het af. Een moeder schreef gisteren in Dagblad Trouw: “Ik wantrouw Moederdag, want dan word ik weer in de rol gedrukt van de vrouw die zorgt”. Dat is herkenbaar en tegelijk denk ik: “Laat het nou toch gewoon los en laat je in het zonnetje zetten. Geef je kinderen de kans om jou lief te vinden en toets het niet aan emancipatiebeginselen. Laat je gewoon inspireren door het rolmodel: zoals de Vader zorg draagt voor zijn volk, zo draagt Jezus zorg voor zijn volgelingen”. Dat is toch eigenlijk heel neutraal, zeker als we de tekst van Paulus erbij halen die zegt: “Dan is er noch man of vrouw, noch Griek of jood”, Zo zouden we eindeloos door kunnen gaan: “Mensen, kijk naar hoe God van zijn volk en zijn Zoon houdt en dat krijgt gestalte in het beeld van de herder die het verloren schaap zoekt en als Hij het gevonden heeft, het op de schouders draagt. U ziet het op de kaft van uw boekje. Maar dan gaat het evangelie verder:
Jezus ‘kent’ de zijnen. ‘Kennen’ betekent in de diepste zin een intense sympathie betonen. Er gaat van Jezus een grote genegenheid uit, vooral naar de kleinen. Het is liefde pur sang, ondanks dat het woord wat uitgekauwd lijkt te worden. Hij wil leven geven in overvloed. In zijn nabijheid mogen mensen openbloeien en tot hun recht komen. Wanneer wij luisteren naar zijn stem, geeft Hij ons ruimte en perspectief om te leven. Dat is niet een gewoon leven. Dat is een leven waarin we tot volle bloei worden gebracht. Het wordt in deze viering mooi onderstreept door de bloemen die zijn verzorgd door de ZLTO en die betekenis geven aan de volheid van de schepping in de lente. Het leven barst uit zijn voegen en het is ons gegeven.
Als Jezus de herder is, dan zijn wij de schapen! Schapen kunnen niet overleven zonder herder. Er zijn herders nodig die zorg dragen voor de kudde. Op eigen kracht halen de schapen het niet, zelfs in de kudde blijven ze weerloos. Het beeld van de schapen is duidelijk: mensen zijn broos en kwetsbaar. We hebben elkaar nodig. Maar ook een goede herder die zijn leven geeft voor zijn schapen. Een kind herkent de stem van zijn moeder, een schaap herkent de stem van de herder, een hond herkent de stem van zijn baas. Kunnen wij vandaag Gods stem nog horen te midden van het lawaai en de drukte van onze wereld? Kunnen wij de stem van de ware Herder nog onderscheiden van de wartaal van de machten die ons overweldigen? Kunnen we elkaar helpen om Gods roepstem in ons leven te ontdekken? Jazeker! Als wij onze zorgende stem laten horen en wat we zeggen waarmaken, is God aanwezig. Als wij ‘nee’ blijven roepen of zelfs schreeuwen tegen bestaand onrecht aangedaan aan mensen die in dezelfde schepping wonen als wij, wordt God herkenbaar. Hoe meer wij roepen, hoe luider het is en hoe meer God de ruimte krijgt om met ons mee te werken om een echte herder te zijn.
We worden geroepen om bewust te kiezen voor een leven in het voetspoor van Jezus. Dat is geen roeping in een enge betekenis. Elke nieuwe geborene wordt geroepen om zijn bijzondere unieke plaats in te nemen in deze wereld: eerst met veel zorg en later ook in het zelf zorgen voor. De kerk heeft priesters, voorgangers en allerlei dienaren nodig. Daar bidden we vandaag ook bijzonder voor.
De meesten onder ons, ook geestelijken, worden niet geroepen om grootse dingen te doen. Wij hebben dat ook niet nodig om helden te worden. God spreekt ieder van ons aan met zijn eigen naam: “Wil jij ook ‘hoeder’ zijn voor jouw medemens, voor mijn geliefden?” De joodse traditie houdt ons voor: ‘Heb je één persoon gered, dan heb je een heel volk gered’.
In de onlangs herdachte Holocaust lijkt het tegenstrijdig, want er zijn vele helden geweest die iemand hebben gered en dat was zeker niet genoeg. De religieuze geschiedenis laat zien, dat er meer van dit soort vreselijke drama’s. Rosanne Herzberger, een jonge joodse vrouw met kinderen, verwoordde het met haar lezing die zij mocht houden op de 5 mei jl. als volgt: “Ik weiger een nieuwe generatie slachtoffers op te voeden”. Hier is kritiek op geweest maar zelfs in de joodse kringen werd waardering uitgesproken voor de moed die zij had om het zo te verwoorden. De slogan van Sire die we nu veel horen: ‘Does lief’ is nog niet zo gek. Laten we elkaar daar op aanspreken en het vooral nog meer doen.
1e lezing: Handelingen 13, 14. 43-52; 2e lezing: Openbaring 7, 9. 14b-17; evangelie: Johannes 10, 27-30
De evangelietekst uit de Willibrordvertaling 1978:
Mijn schapen luisteren naar mijn stem en Ik ken ze en zij volgen Mij. Ik geef hun eeuwig leven; zij zullen in eeuwigheid niet verloren gaan en niemand zal ze van Mij wegroven. Mijn Vader immers, die ze Mij gegeven heeft, is groter dan allen; en niemand kan iets uit de hand van mijn Vader roven. Ik en de Vader, Wij zijn een.’