Dit evangelie is een parabelverhaal. Het is geschreven om ons tot dieper geloof in Christus te brengen. Thomas is symbool voor mensen, die eerst willen zien en dan pas geloven. Maar Jezus wijst Thomas een andere weg om tot het zuivere geloof te komen.
“Kom, steek uw hand uit en leg die in mijn zijde”. De evangelist Johannes verwijst hier uitdrukkelijker naar het hart. D.w.z. ons geloof is geen kwestie van verstaan en of van bewijzen maar vooral een kennen met het hart. Het is overgave. Het hart, dat is een ontmoetingsplaats met de Verrezene. Thomas moet nog de overgang maken van het verstand naar het hart. Op zichzelf is die afstand zeer gering, en toch is die afstand niet zo maar te overbruggen. Geliefden bouwen hun levensverbond niet zozeer op zakelijke, verstandelijke gegevens, maar vooral op het fundament van wederzijdse overgave. Dat zijn dingen die alleen het hart kan waarnemen.
Thomas moet nog veel leren zien met zijn hart. Leren: zich laten gegrepen te worden dan proberen te begrijpen. De teleurstelling bij hem was zeer groot. Zelfs is het hem ondraaglijk geworden. Hij kan de ergernis van het kruis niet plaatsen in zijn visie op Jezus. Hij is eigenlijk niet ongelovig maar zijn vertrouwen is op dat moment helemaal hij kwijt geraakt. Daarom is hij weggelopen van zijn kring. Maar geloven kunt je niet alleen. Daar heb je een gemeenschap voor nodig, waardoor je gedragen wordt.
Thomas was op verkeerde weg. Hij wilde zien en grijpen om te kunnen begrijpen. “Zolang ik in zijn handen niet het teken van de nagelen zie, en mijn vinger in de plaats van de nagelen kan steken, en mijn hand in zijn zijde leggen, zal ik zeker niet geloven”. Jezus wijst hem een andere weg om tot geloof te komen. ‘Leg je hand in mijn zijde’ bedoelt Hij zeker niet om het letterlijk zo te nemen. Dat zou hem ook niet geholpen hebben. Met die woorden wilde Jezus hem zeggen: ”Grijp niet, maar laat je grijpen, erken dat je niet alles kunt oplossen met je verstand. Want God herkennen kun je alleen door je aan Hem over te geven. Alleen de liefde zal je inzicht geven in al je twijfels. Daar zal je van leren: hoe je met twijfels om moet gaan.”
In deze liefdevolle ontmoeting met Jezus wordt zijn twijfel verhelderd. Net als de apostel Thomas mogen wij ook leven met onze twijfels als wij maar komen tot de volle overgave aan Gods liefde. Twijfels over het geloof, die geboren zijn uit een hoogmoedig zelfvertrouwen of intellectuele discussie zonder engagement tasten de kern van het geloof aan. Terwijl twijfels, die in wezen een zoeken zijn naar God, ons geloof kunnen verdiepen. “Zalig zij die niet zien en toch geloven”.
Eerste lezing: Hand. 4, 32-35; tweede lezing: 1Joh. 5, 1-6, evangelie: Joh. 20, 19-31
De evangelietekst uit de Willibrordvertaling 1978:
In de avond van die eerste dag van de week, toen de deuren van de verblijfplaats der leerlingen gesloten waren uit vrees voor de Joden, kwam Jezus binnen, ging in hun midden staan en zei: ‘Vrede zij u.’ Na dit gezegd te hebben toonde Hij hun zijn handen en zijn zijde. De leerlingen waren vervuld van vreugde toen zij de Heer zagen. Nogmaals zei Jezus tot hen: ‘Vrede zij u. Zoals de Vader Mij gezonden heeft, zo zend Ik u.’ Na deze woorden blies Hij over hen en zei: ‘Ontvang de heilige Geest. Aan wie ge de zonden vergeeft, zijn ze vergeven, en aan wie ge ze niet vergeeft, zijn ze niet vergeven.’ Tomas, een van de twaalf, ook Didymus genaamd, was echter niet bij hen, toen Jezus kwam. De andere leerlingen vertelden hem: ‘Wij hebben de Heer gezien.’ Maar hij antwoordde: ‘Als ik niet in zijn handen het teken van de nagelen zie en mijn vinger in de plaats van de nagelen kan steken en mijn hand in zijn zijde leggen, zal ik het niet geloven.’ Acht dagen later waren zijn leerlingen weer in het huis bijeen, en nu was Tomas er bij. Hoewel de deuren gesloten waren, kwam Jezus binnen, ging in hun midden staan en zei: ‘Vrede zij u.’ Vervolgens zij Hij tot Tomas: ‘Kom hier met uw vinger en bezie mijn handen. Steek uw hand uit en leg die in mijn zijde, en wees niet langer ongelovig, maar gelovig.’ Toen riep Tomas uit: ‘Mijn Heer en mijn God!’ Toen zei Jezus tot hem: ‘Omdat ge Mij gezien hebt, gelooft ge? Zalig die niet gezien en toch geloofd hebben.’ Nog vele andere tekenen heeft Jezus gedaan in het bijzijn van zijn leerlingen, welke niet in dit boek zijn opgetekend, maar deze hier zijn opgetekend, opdat gij moogt geloven, dat Jezus de Christus is, de Zoon van God, en opdat gij door te geloven leven moogt bezitten in zijn Naam.