Zusters en broeders, de lezingen plaatsen ons vandaag te midden van de eerste leerlingen van Jezus. In de eerste lezing vangen we een glimp op van de ideale gemeenschap: ze waren één van hart en één van ziel; ze bezaten alles gemeenschappelijk en met kracht en klem legden ze getuigenis af van de verrijzenis van de Heer Jezus. Het evangelie toont ons echter een ander beeld. Daar zien we de leerlingen van Jezus bijeen in de bovenzaal waar ze zich ná alle gebeurtenissen in angst hebben opgesloten. Hun hart en hun ziel was zeker niet één en ze waren er ook niet allemaal, want – zo zal later in het verhaal blijken – Thomas was er niet bij, laat staan Judas de verrader. Van een getuigenis met kracht en klem is in het begin van het evangelie nog geen sprake. De lezingen laten ons dus de groei zien van de leerlingen van Jezus in het geloof in de verrijzenis. Dat kan behulpzaam zijn voor ons, zodat ook wij één mogen zijn, een gezamenlijke ervaring mogen hebben en met kracht en klem getuigen mogen zijn van de verrijzenis.
De evangelist Johannes begint het evangelie van vandaag met een verwijzing naar de eerste dag. De leerlingen zijn bijeen op de avond van de eerste dag van de week. De eerste dag van de week is de dag van de verrijzenis maar vooral ook de dag van de nieuwe schepping. Jezus’ verrijzenis herschept, herstelt de oude schepping. Op die eerste dag van een nieuwe schepping zijn de leerlingen in angst bijeen. Het is een en al chaos in de hoofden en harten van Jezus’ leerlingen. Zozeer zelfs dat ze zichzelf hebben opgesloten.
Zusters en broeders, dat is wat zonden doen. Een zonde scheurt onze verbondenheid met God, onszelf en de ander. We voelen dat zelf heel goed aan en daarom is onze natuurlijke reactie op zonde ook schaamte. We sluiten ons op. In plaats van onze verantwoordelijkheid te nemen voor onze daden, ontstaat er in die opsluiting angst, haat en zelfs geweld. Opnieuw een verwijzing naar het boek Genesis naar dat eerste mensenpaar dat wanneer het van de verboden vrucht gegeten heeft zichzelf opsluit en verbergt in het struikgewas, uit schaamte. Onmiddellijk beginnen ze naar elkaar te wijzen. Dat doet zonde!
In onze onmacht kunnen wij onszelf niet bevrijden en naar buiten komen. De blijde boodschap is, dat Jezus naar binnen komt. De verrezen Heer overwint alle obstakels, al onze zonden om bij ons binnen te komen. Dat is opnieuw de blijde boodschap: geen zonde is groter dan Gods vergevende liefde. Hij komt bij ons binnen en hij zegt ‘Vrede’. Totaal geen verwijten omwille van de zonden die wij begaan hebben. Wij hebben Hem verlaten; we hebben Hem vermoord. Erger kan haast niet. Deze vermoorde Jezus komt binnen en zegt vrede.
Vervolgens ademt Jezus over de leerlingen en ook over ons. Opnieuw die verwijzing naar het boek Genesis en de schepping. Gods Geest zweefde over de chaos en sprak: ‘laat er licht zijn en er was licht’. Hier komt Jezus, het licht van de wereld, in het midden van zijn leerlingen van ons staan en blaast zijn Geest over ons, opdat wij nieuw, vernieuwd, mogen leven in Zijn licht. Maar dit ontvangen van de Heilige Geest is tevens een aansporing om erop uit te gaan. Door Zijn Geest worden wij de wereld ingezonden. We mogen altijd bij Jezus komen, met al onze zonden: Hij zal ons vergeven en zijn Geest schenken om opnieuw uitgezonden te worden in de wereld en er drager van Christus te zijn.
En wat dan met de ongelovige Thomas? Gaat het daar niet over op deze tweede zondag van Pasen? Jawel. Het evangelie sluit af met het verhaal van Thomas. Hij keert terug naar de andere leerlingen. Hij wil zich niet langer verbergen. Met al zijn twijfels en ongeloof zoekt hij de anderen weer op. Zij vertellen hem over hun ervaringen, maar dat maakt hem nog sceptischer. Hij wil het zelf zien. Ook hier weer die verwijzing naar het scheppingsverhaal. Thomas’ ongeloof is de oorzaak van het feit, dat hijzelf de dingen van God wil grijpen: ‘Ik wil het zien; ik wil mijn vinger in de wonden steken; ik zal het zeker niet geloven.’ Net als Adam en Eva grijpt Thomas naar iets wat enkel genade en gave kan zijn. Wilde God Adam en Eva dan het goede weerhouden? Nee, net zoals bij Thomas komt Hijzelf op hem af en geeft zijn leven aan hem. Geloof ontstaat in de gemeenschap van leerlingen van Jezus en wordt jou gegeven. Dat is de blijde boodschap van vandaag.
Zo ontstaat de kerk, zo groeit de gemeenschap van leerlingen van Jezus van ongeloof naar geloof, van chaos naar een nieuwe schepping. Het is voortdurend een komen tot Jezus, met al onze zonden en zwakheden, om zijn scheppende Geest te ontvangen, die ons weer erop uit stuurt om Zijn vrede in de wereld te brengen. Wat ene blijde boodschap!
1e lezing: Hand. 4, 32-35; 2e lezing: 1 Joh. 5, 1-6; evangelie: Johannes 20, 19-31
De evangelietekst uit de Willibrordvertaling 1978:
Op de avond van die eerste dag van de week, toen de deuren van de verblijfplaats der leerlingen gesloten waren uit vrees voor de Joden, kwam Jezus binnen, ging in hun midden staan en zei: ‘Vrede zij u.’ Na dit gezegd te hebben toonde Hij hun zijn handen en zijn zijde. De leerlingen waren vervuld van vreugde toen zij de Heer zagen. Nogmaals zei Jezus tot hen: ‘Vrede zij u. Zoals de Vader Mij gezonden heeft, zo zend Ik u.’ Na deze woorden blies Hij over hen en zei: ‘Ontvang de heilige Geest. Aan wie ge de zonden vergeeft, zijn ze vergeven, en aan wie ge ze niet vergeeft, zijn ze niet vergeven.’ Tomas, een van de twaalf, ook Didymus genaamd, was echter niet bij hen, toen Jezus kwam. De andere leerlingen vertelden hem: ‘Wij hebben de Heer gezien.’ Maar hij antwoordde: ‘Als ik niet in zijn handen het teken van de nagelen zie en mijn vinger in de plaats van de nagelen kan steken en mijn hand in zijn zijde leggen, zal ik het niet geloven.’ Acht dagen later waren zijn leerlingen weer in het huis bijeen, en nu was Tomas er bij. Hoewel de deuren gesloten waren, kwam Jezus binnen, ging in hun midden staan en zei: ‘Vrede zij u.’ Vervolgens zij Hij tot Tomas: ‘Kom hier met uw vinger en bezie mijn handen. Steek uw hand uit en leg die in mijn zijde, en wees niet langer ongelovig, maar gelovig.’ Toen riep Tomas uit: ‘Mijn Heer en mijn God!’ Toen zei Jezus tot hem: ‘Omdat ge Mij gezien hebt, gelooft ge? Zalig die niet gezien en toch geloofd hebben.’ Nog vele andere tekenen heeft Jezus gedaan in het bijzijn van zijn leerlingen, welke niet in dit boek zijn opgetekend, maar deze hier zijn opgetekend, opdat gij moogt geloven, dat Jezus de Christus is, de Zoon van God, en opdat gij door te geloven leven moogt bezitten in zijn Naam.