Beste broeders en zusters, de broederlijke vermaning waarover het evangelie van vandaag spreekt, is zeker geen makkelijke opgave voor ons allemaal als christen, als volgelingen van Jezus, vooral voor de kerk in deze tijd. Wij leven nu bovendien in een andere tijdgeest. Daar is veel fijngevoeligheid voor nodig. In onze pluralistisch en sterk geïndividualiseerde maatschappij moeten we wel voorzichtig te werk gaan. Welke houding moet de gemeenschap aannemen tegenover de broeder of zuster die zich misdraagt, en daardoor schade toebrengt aan de gemeenschap ofwel de kerk? De kerk van toen, die wij kennen als de eerste christengemeente, was zeker minder talrijk in aantal dan in vergelijking met de kerk van deze tijd, 2000 jaar later. Begrijpelijk dat ze met elkaar sterke binding hadden en dat ze bezorgd waren om hun goede naam. Nog belangrijker voor hen was de innerlijke noodzaak tot eenheid en samenhorigheid binnen de gemeenschap. De kerk moest een liefdesgemeenschap zijn, waarin men verantwoordelijkheid op zich nam, zowel voor het geloof als de heiligheid.
We veronderstellen dat we allemaal gewetensvol willen handelen, bewust zijn om wat wij doen en laten. Toch is het niet altijd zo direct duidelijk wie gelijk heeft. Want de waarheid heeft vaak veel gezichten, veel licht- en schaduwzijden. Ieder moet voor zijn gedrag verantwoordelijkheid opnemen, maar vanuit ons geloof komt daar nog bij de opdracht om de naaste de juiste pad aan te wijzen, in de letterlijke zin van het woord: terechtwijzen. Eerlijk gezegd hebben we daar wel lef voor nodig, als ook een zekere voorzichtigheid en geduld. Van boven af of als buitenstander oordelen, dient vaak de waarheid niet. Er is veel liefde en nederigheid nodig om niet direct een absoluut oordeel te vellen over omstreden meningen en levenshoudingen. De kerk mag zich niet gedragen als een gewone rechtbank. Integendeel, zij moet meer barmhartigheid tonen om te kunnen vergeven en verzoenen. Zelfs gepaard met hun gebed zodat de verbondenheid binnen de gemeenschap veilig is gebleven.
Broeders en zusters, de naaste corrigeren is geen gemakkelijke opgave. Het valt niet mee. Daarom houdt Jezus ons een stapsgewijze benadering voor. ‘Wanneer uw broeder gezondigd heeft, wijs hem dan onder vier ogen terecht’, zegt Jezus. ‘Luistert hij naar u, dan hebt gij uw broeder gewonnen. Luistert hij niet, haal er dan nog een of twee personen bij’. Dus, eerst proberen we onder vier ogen. Lukt dat niet, haal er dan nog een ander, een of twee. Daarmee is onze gedachten en de manier van ons denken verruimd. Door een derde in het gesprek, kan ons een andere gezichtspunt aanbrengen en helpen de tegenstellingen te overschrijden. Volgens het boek Deuteronomium is één getuige is niet genoeg. Citaat: “Bij geen enkel vergrijp of misdrijf is het voldoende als een persoon tegen de dader getuigt; alleen de verklaring van twee of drie getuigen is rechtsgeldig”(Deut.19,15). Iemand terechtwijzen kan inderdaad heel delicaat zijn. Best mogelijk, dat deze procedure zelfs ook niet lukt. Dan blijft er alleen nog over om de zaak aan de gemeenschap voor te leggen. Jezus zegt, ‘als hij naar hen niet wil luisteren, legt het dan voor aan de kerk. Wil hij ook naar de kerk niet luisteren, beschouw hem dan als heiden of tollenaar. De vraag is, wat bedoelt Jezus met deze uitspraak? Op eerste ogenblik staan we wellicht met verstomming geslagen. Mogen we zo met de naasten omgaan? Wie Jezus oppervlakkig kent, kan dit interpreteren als: ‘Wanneer het allemaal niet helpt, gooi hem dan maar buiten en breek alle contact met hem af’.
Gemeenschap betekent ‘communio’. Dit veronderstelt dus een communicatie, gesprek of dialoog. Gemeenschap vereist een communicatie, geen uitsluiting. Jezus zelf heeft gedurende zijn leven tollenaars, zondaars en heidenen niet alleen geaccepteerd, maar hij geeft juist meer extra aandacht, geeft genezing, om hen in de gemeenschap terug op te nemen. Zijn bijzondere zorg en liefde gaan juist naar hen uit, naar de zgn. ‘zwarte schapen’ van de maatschappij. Dus hem behandelen als een heiden en tollenaar, kan zijn, dat wij hem niet uitsluiten maar eerder veel meer intensiever te omringen met onze liefdevolle zorg en aandacht. Daarom, Jezus moedigt ons aan om meer dialoog aan te gaan, zoals hij dat doet. En Paus Franciscus zegt ons ook, niet zozeer te oordelen maar om te omarmen.
Wij mogen werkelijk niet vlug een oordeel over anderen uitspreken en niet te vlug dreigen met excommunicatie. Wij zelf zondigen ook dikwijls door het nalaten van het goede. In de eerste lezing wordt ons heel duidelijk gezegd: ‘en als gij dan uw mond niet opendoet en de boosdoener niet waarschuwt voor zijn gedrag … dan kom ik zijn bloed van u opeisen’. Wij dragen eigenlijk verantwoordelijkheid voor elke mens, die een verkeerde weg volgt. Wij zijn allemaal de hoeder voor elkaar. Echte broederliefde is meer dan alleen neutraal blijven. Veroordelen brengt zeker geen oplossing. Maar met een bescheiden gesprek, aandacht hebben voor de ander, meeleven, kan het zeker ons elkaar beter helpen. Moge de heilige Geest ons hart verwarmen en ons gedachten verlichten.
1e lezing: Ezechiël 33, 7-9; 2e lezing: Romeinen 13, 8-10; evangelie: Matteüs 18, 15-20.
De evangelietekst uit de Willibrordvertaling 1978:
In die tijd zei Jezus tot zijn leerlingen: ‘Wanneer uw broeder gezondigd heeft, wijs hem dan onder vier ogen terecht. Luistert hij naar u, dan hebt gij uw broeder gewonnen. Maar luistert hij niet, haal er dan nog een of twee personen bij, opdat alles beruste op de verklaring van twee of drie getuigen. Als hij naar hen niet wil luisteren, leg het dan voor aan de Kerk. Wil hij ook naar de Kerk niet luisteren, beschouw hem dan als een heiden of tollenaar. Voorwaar, Ik zeg u: wat gij zult binden op aarde zal ook in de hemel gebonden zijn, en wat gij zult ontbinden op aarde zal ook in de hemel ontbonden zijn. Eveneens zeg ik u: wanneer twee van u eensgezind op aarde iets vragen - het moge zijn van het wil - zullen zij het verkrijgen van mijn Vader die in de hemel is. Want waar er twee of drie verenigd zijn in mijn Naam, daar ben Ik in hun midden.’