Vandaag vieren we de tweede zondag van Advent. In de Advent en Kersttijd komen de evangelist Lucas en Matheus het meest aan het woord, omdat ze gegevens aan brengen rondom de geboorte en de kinderjaren van Jezus. Nu, in dit liturgisch kalender jaar B lezen we op een groot aantal zondagen uit het evangelie van Marcus. Marcusevangelie is de oudste en ook de kortste van vier evangeliën. Zijn boodschap is meer gericht tot de heidenen die christen zijn geworden. Marcus benadrukt dat Jezus zich, juist in zijn lijden als Zoon van God, zichtbaar heeft gemaakt. Met een citaat uit de profeet Jesaja, ‘Bereid de weg van de Heer’, opent Marcus zijn evangelie. En Jesaja plaatst ons in het grote perspectief van God, de heilige, die met zijn volk begaan is. Hij is de God, die bij de mensen wil zijn. Daarom roept Jesaja op om trouw te blijven aan God, die als herder zijn volk begeleidt en troost. Nu met deze troost richt de profeet zich tot ons op deze tweede zondag van de advent.
Willen wij de komst van Gods Zoon kunnen beleven en Hem in os leven opnemen, dan zullen wij ons daar toch moeten voorbereiden. De lezing van vandaag zegt het ons: baan een weg voor de Heer, iedere heuvel moet geëffend worden, alle obstakels uit de weg. Maar een weg banen is geen gemakkelijke opgave. Men moet wel bewust zijn in al wat hij doet en denkt; niet laten beheersen door allerlei ergernissen zoals jaloezie, bekrompenheid in oordeel en ongeduld met anderen om ons heen. Pas dan zal de Heer toegang krijgen tot ons hart, ons geest en ons volledig bestaan. Dat is wat Johannes de Doper ons voorhoudt.
Johannes was een sterke figuur, een man met uitgesproken meningen. Hij werd geroepen door God in de woestijn om ‘het pad te effenen’ voor Jezus. Hij nam die taak heel serieus en spoorde zoveel mensen aan om terug te keren tot God; zich laten dopen om vrij van zonde te worden. Johannes de Doper verschijnt aan ons als een mens, die alle uiterlijkheden heeft losgelaten, en dat maakt hem geloofwaardig. Johannes ziet zichzelf als wegbereider, een voorloper op de weg naar Jezus toe. Hij zegt ‘na mij komt iemand die krachtiger is dan ik’. Dat willen wij ook geloven en daar kijken wij dus nu in deze advent naar uit.
Want advent, dat is niet anders dan groeien naar Jezus toe. Groeien naar zijn woorden en daden, naar wat Hij ons verkondigd en voorgeleefd heeft. Dat is dat Hij er was voor de armen en zieken, voor melaatsen en bedelaars, maar ook voor rijken en machtigen, voor mannen en vrouwen. Kortom, Jezus was er voor iedereen, en aan iedereen heeft Hij ook gevraagd er te zijn voor anderen. Vooral in deze adventstijd, worden wij meer dan andere momenten aan herinnerd. Want God de Heer is op komst. In de eerste lezing horen we dat de Heer als een herder zijn schapen zal begeleiden. Maar hoe kunnen mensen in nood voelen dat God als goede herder op komst is wanneer wij niet zijn ogen, zijn handen, en zijn hart willen zijn? Broeders en zusters, laat dit onze advent zijn, dat wij in doen en denken de weg van Jezus willen gaan. De weg naar God en naar onze medemensen toe. Amen.
1e lezing: Jesaja 40, 1-5.9-11; 2e lezing: 2 Petrus 3, 8-14; evangelie: Marcus 1, 1-8.
De evangelietekst uit de Willibrordvertaling 1978:
Begin van de Blijde Boodschap van Jezus Christus, de Zoon van God. Zoals er geschreven staat bij de profeet Jesaja: Zie, ik zend mijn bode voor u uit, die voor u de weg zal banen; een stem van iemand die roept in de woestijn: Bereidt de weg van de Heer, maakt zijn paden recht, trad Johannes op in de woestijn en doopte; hij preekte een doopsel van bekering tot vergiffenis van zonden. Heel de landstreek Judea en alle inwoners van Jeruzalem trokken naar hem uit en lieten zich door hem dopen in de rivier de Jordaan, terwijl zij hun zonden beleden. Johannes ging gekleed in kameelhaar met een leren gordel om zijn lendenen; hij at sprinkhanen en wilde honing. Hij predikte: ‘Na mij komt die sterker is dan ik, en ik ben niet waardig te bukken en de riem van zijn sandalen los te maken. Ik heb u gedoopt met water, maar Hij zal u dopen met de heilige Geest.’