Broeders en zusters, begin jaren ‘90 van de vorige eeuw kregen de eerste kinderen in Nederland aids. Een relatief kleine groep had in het verleden bloedproducten gekregen van bloed, dat niet was gescreend. Een groep baby’s werd geboren met aids omdat hun moeder deze ziekte reeds had. Iedereen schrok enorm en was vooral bang voor zijn eigen hachje. Wilde men een kind een schone luier omdoen, dan kleedde de verzorgers zich om of zij een operatie moesten verrichten. Voor ouders en voor de oudere kinderen was het heel pijnlijk dit zo te moeten ondergaan. We benaderden deze kinderen als paria’s. Zij werden steriel behandeld, terwijl er eigenlijk lekker geknuffeld mee zou moeten worden. We hebben gelukkig snel veel bij geleerd, maar de paniek rond een eventuele besmetting is onuitgesproken blijven bestaan.
Het verhaal van de bloedvloeiende vrouw spreekt tot de verbeelding. Bij mij kwamen de beelden van de jaren ‘90 weer boven. In eigentijdse termen zullen we niet snel zeggen dat we zo nog tegen vrouwen aankijken als zijnde onrein, en waarom nu juist weer vrouwen?
Het oudtestamentische boek Leviticus staat vol verboden en geboden die het leven van mens en dier reguleren. In hoofdstuk 15 van dit Bijbelboek wordt alles wel zo’n beetje besproken wat rein en onrein is. Vrouwen die menstrueren of aan bloedvloeiingen lijden, worden daar wel genoemd maar niet echt gestigmatiseerd. Er is een rijtje met ziekten waarover de wet zegt dat mensen onrein kunnen zijn en daarmee een gevaar voor de volksgezondheid. Dat lijkt nu vreemd, maar de groep moest gewoon worden behoed voor uitsterven. Mannen komen net zo vaak in het rijtje voor, omdat zij voor de meeste ziekten ook vatbaar zijn. Er lijkt echter wel een overaccentuering richting vrouwen te gaan, waar we vragen bij kunnen stellen: ‘blijft de vrouw voor eeuwig een Eva die de man tot zonden kan brengen?’ ‘Is het de mannelijke auteur die zo de toon heeft gezet?’ Of: ‘is het de superioriteit van de man?’
Dat Eva in een minder mooi daglicht wordt gezet is van latere datum. De superioriteit van de man is een gegeven dat zo oud is als de mensheid en het is vooral de man zelf die daar het meest in gelooft.
Er is veel uitgelegd aan het evangelieverhaal van vandaag en daarbij is regelmatig gegoocheld met de inhoud. Het getal twaalf valt. Het is een getal waar je alle kanten mee op kunt: de 12 stammen van Israël, het meisje is 12 jaar oud en de vrouw leed al 12 jaar aan bloedvloeiingen.
Een theoloog/psycholoog duidde het als volgt: ‘een meisje van 12 moet haar eerste menstruatie krijgen en durft eigenlijk het leven van een volwassen vrouw niet in te stappen. Er is zelfs in de moderne uitlegkunde het beeld anorexia opgeplakt. Aan Jezus is het om haar aan de hand te nemen en het volle leven binnen te leiden. Hij is in staat haar over de startproblemen heen te helpen. Bij de onorthodoxe wijze waarop Hij dat doet, zouden tegenwoordig vragen kunnen worden gesteld. In de Joodse oudheid was het niet zo exceptioneel. Elia deed het ook en in buitenbijbelse literatuur zijn tevens vergelijkbare verhalen te vinden over deze vorm van genezen. Men was blijkbaar veel meer lijflijk en aanraakbaar zonder daar nu gelijk erotische spanningen bij te voelen.
Een vrouw die al 12 jaar aan bloedvloeiingen lijdt, uit haar glijdt geleidelijk het leven uit weg. Haar ziel zal haar ook verlaten, want die huist in het bloed, zoals de rabbijnen het duiden. Zij telt niet meer mee. Het is eigenlijk bot gezegd: over en uit.
De feministische theologie las in dit Evangelie dat Jezus nergens vies van was, dat hij tegen de regelgeving van de onreinheid inging en juist deze vrouw bevrijdde en nieuw leven schonk. Men wilde nog wel eens toelichten, dat Jezus een grotere gevoeligheid zou tonen voor de lijdende vrouw. Deels is dat zo, maar tegelijk heb ik ook het gevoel dat Jezus niet zo bezig is met het onderscheid man en vrouw. Bij Hem gaat het om de lijdende mens zonder aanziens des persoons. In de Nieuwtestamentische verhalen komen lijdende vrouwen voor, misschien omdat zij het in de toenmalige maar ook huidige samenleving wereldwijd harder te verduren hadden.
Elke uitleg heeft zijn gronden in een bepaalde levenstraditie. Dat kan als we de oorspronkelijke tekst geen geweld aandoen. In elk Bijbelverhaal is er voor iedereen plaats. De verhalen zijn er voor, opdat ieder zich er in kan herkennen. Vrouwen kunnen zich in vrouwen herkennen en mannen in mannen Maar een man zou zich ook kunnen herkennen in de lijdende vrouw. Er worden personen beschreven in hun levenswandel en daar kan voor ieder wat in zitten.
Dat er een link is tussen het Evangelieverhaal van vanmorgen en de reinheidswetten uit het Bijbelboek Leviticus is aannemelijk. De grote lijnen lopen van het Oude naar het Nieuwe Testament en weer terug. Maar dat betekent niet dat vrouwen dan gelijk gelabeld moeten worden en daarmee aan de zijlijn komen staan, omdat ze als onrein niet mee mogen doen. Jezus is daar niet mee bezig.
In Bijbelse verhalen is er voor iedereen plaats. Niemand hoeft buiten de boot te vallen. Jezus doet dat sowieso niet. Een jonge vrouw aan het begin van het leven geeft Hij ruimte om een start te maken door haar aan te raken en het leven binnen te leiden. Bij een vrouw op leeftijd voorkomt Hij dat het leven verder wegvloeit, waardoor het van louter overleven nieuw leven wordt. Vier keer komt het woordje aanraken voor in het verhalen. Het gaat twee kanten op. Jezus raakt aan en schenkt nieuw leven. Jezus wordt aangeraakt en er gaat nieuw leven van Hem uit.
Het is een belangrijk thema in ons leven: raken en aangeraakt worden. Vaak wordt er geroepen dat de wereld maakbaar is. Dat moeten we niet willen geloven. De wereld is gemaakt door Gods’ handelen in de scheppingsdagen, opdat de mensen in zijn schepping zo gaan bewegen dat ze elkaar raken. Dat is niet doodknuffelen of pamperen zoals we dat noemen. Dat doet mensen geen recht, dat is verstikkend. Wat is het dan wel? Elkaar willen raken als het nodig is. De hand vasthouden van iemand die zijn eerste stappen in het leven zet, de arm om de schouder leggen die steun nodig heeft, iemand in je armen sluiten om hem jouw warmte te geven als iemand wordt uitgebuit, om te troosten ook al zit hij vol smurrie van die gruwelijke overtocht van op de Middellandse zee en smerige opvangkampen omdat hij de wanhoop nabij is.
God heeft gemaakt, Jezus raakt en leert ons te raken opdat de ander zich niet verlaten voelt en niemand zich buitengesloten voelt.
1e lezing: Wijsheid 1,13-15;2,23-24; 2e lezing: 2Kor. 8.7.9.13-15; evangelie: Marcus 5,21-43
De evangelietekst uit de Willibrordvertaling 1978:
In die tijd, toen Jezus weer met de boot overgestoken was, stroomde veel volk bij Hem samen. Terwijl Hij zich aan de oever van het meer bevond, kwam er een zekere Jairus, de overste van de synagoge. Toen hij Hem zag viel hij Hem te voet en smeekte Hem met aandrang: ‘Mijn dochtertje kan elk ogenblik sterven, kom toch haar de handen opleggen, opdat ze mag genezen en leven.’ Jezus ging met hem mee. Een dichte menigte vergezelde Hem en drong van alle kanten op. Er was een vrouw bij die al twaalf jaar aan bloedvloeiing leed; zij had veel te verduren gehad van een hele reeks dokters en haar gehele vermogen uitgegeven, maar zonder er baat bij te vinden; integendeel het was nog erger met haar geworden. Omdat zij over Jezus gehoord had, drong zij zich in de menigte naar voren en raakte zijn mantel aan. Want ze zei bij zichzelf: ‘Als ik slechts zijn kleren kan aanraken, zal ik al genezen zijn.’ Terstond hield de bloeding op en werd ze aan haar lichaam gewaar, dat ze van haar kwaal genezen was. Op hetzelfde ogenblik was Jezus zich bewust dat er een kracht van Hem was uitgegaan; Hij keerde zich te midden van de menigte om en vroeg: ‘Wie heeft mijn kleren aangeraakt?’ Zijn leerlingen zeiden tot Hem: ‘Gij ziet dat de menigte van alle kanten opdringt en Gij vraagt: Wie heeft mij aangeraakt?’ Maar Hij liet zijn blik rondgaan om te zien wie dat gedaan had. Wetend wat er met haar gebeurd was, kwam de vrouw zich angstig en bevend voor Hem neerwerpen en bekende Hem de hele waarheid. Toen sprak Hij tot haar: ‘Dochter, uw geloof heeft u genezen. Ga in vrede en wees van uw kwaal verlost.’ Hij was nog niet uitgesproken, of men kwam uit het huis van de overste van de synagoge met de boodschap: ‘Uw dochter is gestorven. Waartoe zoudt ge de Meester nog langer lastig vallen?’ Jezus ving op wat er bericht werd en zei tot de overste van de synagoge: ‘Wees niet bang, maar blijf geloven.’ Hij liet niemand met zich meegaan, behalve Petrus, Jakobus en Johannes, de broer van Jakobus. Toen zij aan het huis van de overste kwamen, zag Hij het rouwmisbaar van mensen die luid weenden en weeklaagden. Hij ging naar binnen en zei tot hen: ‘Waarom dit misbaar en geween? Het kind is niet gestorven, maar slaapt.’ Doch ze lachten Hem uit. Maar Hij stuurde ze allemaal naar buiten en ging met zijn metgezellen en de vader en moeder van het kind het vertrek binnen, waar het kind lag. Hij pakte de hand van het kind en zei tot haar: ‘Talita koemi’; wat vertaald betekent: ‘Meisje, Ik zeg je, sta op.’ Onmiddellijk stond het meisje op en liep rond; want het was twaalf jaar. En ze stonden stom van verbazing. Hij legde hun nadrukkelijk op, dat niemand het te weten mocht komen, en voegde eraan toe, dat men haar te eten moest geven.