Preek van 08 maart 2015

Preek van 08 maart 2015

Het is zo'n Bijbelse berg waar ik in mijn dromerigheid de hemel en aarde bij elkaar zag komen en waar de goddelijke woorden tot Mozes werden gesproken. Woorden en geen geboden, dat hebben wij er van gemaakt, maar er staat echtdevariem en dat betekent woord en ook dan alleen maar als het woord tot daad wordt. 10 woorden worden er uitgewisseld. Ze zijn universeel en de rechten van de mens van de VN hebben er rijkelijk uit geput. Maar dan worden het weer wetsregels, die voorschrijven hoe wij met elkaar om moeten gaan. Dat is ook belangrijk. Maar daar zijn ze niet voor bedoeld. Het zijn geloofswoorden of geloofsuitingen. Woorden die gestalte geven aan de omgang met het goddelijke in ons en in elkaar. Deze woorden komen voort uit een geloofsovertuiging. Zo wil God met mij omgaan en ik met Hem, mezelf en de ander en dan wordt God in ons geloof zichtbaar en tastbaar. Wij worden zijn handen en voeten die uitvoeren wat Hij met ons voor heeft. Maar mijn mijmering bleef geen zacht aanvoelen. 


De evangelietekst met een furieuze Jezus die knopen in touwen legt en er een gesel van maakt, waar zijn eigen rug over enkele weken ook onder gebukt zal gaan. Het riep bij mij fikse irritatie op. Waarom geweld gebruiken en die arme sloeber die op het tempelplein zijn kostje bij elkaar scharrelt, opeens wegslaan? Nu was die irritatie er al. Ik vond dat veel dingen die we hadden afgesproken met onze medebroeders daar niet waren uitgevoerd. Tot een broeder zei: “irritatie in deze tijd is heel normaal. Binnenkort gaat het regenen en in de aanloop daar naar toe heeft iedereen er last van, de luchtdruk verandert en dat doet wat met je. Je hebt dan niet alles in de hand”. Dat verzachtte me weer wat en ik begon opeens anders tegen de reiniging van het tempelplein aan te kijken. Met de blik op mijn bijbelse berg van de tien woorden kwam er in me op, dat ik zelf het Tempelplein ben en zelf de gesel met knopen hanteer om de boel van binnen eens flink te reinigen. Jezus wil het Tempelplein zuiveren van onreinheid, lelijkheid en corruptie. Dat zit namelijk allemaal in de weg om de tien woorden die verblijven in het binnenste van de tempel, uit te laten gaan over de wereld. God is geen binnenblijver, geen huismus. Hij wil in en met ons zijn. 

Het is in wezen een oproep om onszelf te reinigen van alles wat binnen ons in de weg zit. Mijn eigen belemmeringen in de zuivere omgang met mezelf blokkeert elke zuivere omgang naar de ander. Mijn leugentjes om bestwil zijn veelal om mijn eigen stoep schoon te houden, maar daarmee gooi ik wel het vuil bij de ander over de schutting. Geen aandacht hebben voor mezelf vertroebelt elke echte hartelijke aandacht voor de ander en verwordt tot een pleasen, waar niemand gelukkig van wordt. Juist deze tijd van vasten - waarin inkeer, echt naar binnen keren om er gezuiverd uit te komen - mag ik gebruiken om mezelf te reinigen zodat ik weer frank en vrij de ander tegemoet kan gaan. Die inkeer kan ons tot een gelovige inkeer brengen waardoor onze relatie met God in een ander daglicht komt te staan? Soms wordt zo'n cadeau je in de schoot geworpen. 

Ik zat op een markt in een klein stadje in Oeganda naast vader abt en we moesten meer dan een uur wachten, omdat er tien zakken gemalen maïs gevuld moesten worden om mee te nemen. We werden genodigd plaats te nemen op een gammel bankje in de schaduw. Er stond een klein kind achter dat bankje, zo vol overgave en geen angst voor die grote witte man. Ik nam haar op schoot. Ze speelde eerst wat met de autosleutels in mijn hand, maar begon verdere te zoeken: hoe zit zo'n witte kin in elkaar en zo'n witte neus, die al meer rood was door de zon. En die oren en vooral die haartjes op mijn armen waren een ontdekkingstocht waard. Het voelde alsof ik opnieuw werd geboetseerd. 

Af en toe viel ze tegen mijn borst in slaap. Het wachten werd geen wachten meer, maar een ontmoeting tussen noord en zuid, groot en klein, wit en zwart, een zijn en tijdloze overgave tussen mensen: en dat is God. JHWH is zijn naam en dat betekent zijn. Er gewoon maar zijn zonder eigen belang, bij elkaar toeven in een vredige rust. Dat kan dus ervaren worden in dat schijnbare nutteloze moment van wachten wat wordt tot een versmelten met alles. Dat kan ik bereiken als ik mijn eigen tempelplein schoonveeg en schoon houd. Dat kan ik bereiken als ik die 10 woorden tot mijn eigen geloofswoorden maak van hoe ik met mezelf, met u en met God om wil gaan. Niet doden, geen echtbreuk, niet stelen, niet begeren, niet vals getuigen. Het lijkt zo vanzelfsprekend. Maar is dat zo? Leef ik zo? De sabbat heiligen is een vrije koopdag geworden. Je vader en moeder eren gebeurt veelal door de thuiszorg. Maar daarmee ontneem ik mezelf ook de heiliging, de heelwording van de sabbat. Door de eer aan mijn ouders uit te besteden eer ik ook mezelf niet meer. Hoe het kan las ik ergens. Een oude vader, afhankelijk van ondersteuning, kreeg wekelijks bezoek van zijn zoon. Er lag nogal wat sociale rommel op hun tempelplein. Hij kwam hem een keer per week helpen bij het douchen. Dat verliep altijd wat onhandig. Tot de zoon op een ochtend bezig was zijn vader in te zepen. Hij werd kleddernat. Opeens trok hij zijn kleren uit, ging onder de douche staat, zeepte zijn vader in en samen spoelde ze schoon. De vader zei slechts een woord: heerlijk. Dat is toch eren van vader en zoon? 

En dan krijgen we er nog een paar lastigen bij. Voor ons maar een God. Ja, daar heb ik wel genoeg aan. Want in die ene God krijg ik er u allemaal bij, want we zijn met zijn allen naar zijn beeld en gelijkenis geschapen. Zijn naam onrechtmatig gebruiken. Hij zal niet zo flauw zijn me te laten vallen als ik een flinke knoop laat vallen of als ik met een hamer op mijn duim sla. Ik geloof in zijn barmhartigheid. Dan blijft over: geen andere God aanbidden. We doen het collectief: mijn god is mijn buik. Geld, koning voetbal met zijn godenzonen. Maar schieten we er wat mee op. Hobby's zijn ok. Maar wat hebben we aan ontrouw aan onszelf en daarmee aan God en al die anderen die ik trouw heb beloofd. 

Versimpel ik de Tien Woorden en de furieuze uitbarsting van Jezus? Zeer zeker niet. Het is een grote uitdaging op de Tien Woorden te blijven kauwen en ze dagelijks gelovig gestalte te geven. Zo worden woorden daden van geborgenheid, zorg en tederheid. Hou eerst maar eens je eigen tempelplein schoon, voordat je wijst naar de ander. Laten we er maar eens zijn om het zijn gewoon ervaren dat wij zijn, zonder onrustig te worden: ik moet nog dit en dat. Nutteloos zijn is moeilijk, maar heeft veel te bieden, omdat we daarin zullen ontdekken wat het is mens van God te zijn. 

Eerste lezing: Exodus 20, 1 – 17; tweede lezing: 1Kor. 1, 22 – 25, evangelie: Johannes 2, 13-25 
De evangelietekst uit de Willibrordvertaling 1978: 
Toen het paasfeest der Joden nabij was, ging Jezus op naar Jeruzalem. In de tempel trof Hij de verkopers van runderen, schapen en duiven aan en ook de geldwisselaars, die daar zaten. Hij maakte een gesel, dreef ze allemaal uit de tempel, ook de schapen en de runderen; het kleingeld van de wisselaars veegde Hij van de tafels en wierp die omver. En tot de duivenhandelaars zei Hij: ‘Weg met dit alles! Maakt van het huis van mijn Vader geen markthal! Zijn leerlingen herinnerden zich dat er geschreven staat: De ijver voor Uw huis zal mij verteren. De Joden richtten zich tot Hem met de woorden: ‘Wat voor teken kunt Gij ons laten zien, dat Gij dit doen moogt?’ Waarop Jezus hun antwoordde: ‘Breekt deze tempel af en in drie dagen zal Ik hem doen herrijzen.’ Maar de Joden merkten op: ‘Zesenveertig jaar is aan deze tempel gebouwd; zult Gij hem dan in drie dagen doen herrijzen?’ Jezus echter sprak over de tempel van zijn lichaam. Toen Hij dan ook verrezen was uit de doden, herinnerden zijn leerlingen zich dat Hij dit gezegd had, en geloof den in de Schrift en in het woord dat Jezus gesproken had. Terwijl Hij bij gelegenheid van het paasfeest in Jeruzalem was, begonnen er velen zijn in Naam te geloven bij het zien van de tekenen die Hij deed. Maar Jezus van zijn kant had geen vertrouwen in hen, omdat Hij allen kende. Hij wist wat er in de mens stak en daarom was het niet nodig dat iemand Hem over de mens inlichtte.