Hoe reageren wij, zusters en broeders, op de boodschap die wij horen in de lezingen van deze zondag? Wat doen wij met de Blijde Boodschap die wij van zondag tot zondag, en wij broeders, van ’s morgens tot ’s avonds horen klinken?
Stemmen wij ermee in? Laten wij toe dat het ons leven in vraag stelt en misschien ontregelt? Met deze vragen bezig moest ik denken aan een uitspraak van iemand die veel had meegemaakt in zijn leven en er een gelovig mens bij was gebleven. Hij zei: ‘onze God is een God die ons komt storen, en, geloven is je laten storen door God’. Op het eerste gezicht een verrassende uitspraak. Is de Bijbel dan geen Blijde Boodschap die ons wil bemoedigen en geruststellen?
Maar tóch,… als ik de Bijbel opensla, merk ik al gauw dat geloven inderdaad daar op neerkomt: ‘je laten storen door God’. Kijken we maar naar Abraham, de vader van ons geloof. Hij leefde rustig in Ur, maar de Heer roept hem weg, een volledig onbekende toekomst tegemoet. ‘Hij vertrok zonder te weten waarheen’ (Hebr.11). Kijken we naar Mozes die naar de farao wordt gestuurd, hoewel hij maar moeilijk uit zijn woorden kan komen. Kijken we naar Jeremia die zich veel te jong vindt om de zware opdracht van Godswege te aanvaarden. David wordt van achter zijn schapen weggeroepen om koning te worden in Israël. In het Nieuwe Testament hetzelfde. De eerste leerlingen zijn vissers en zij voelen zich daar goed bij. Maria en Jozef hebben aanvankelijk hun eigen goed doordachte plannen. Maar de engel wijst hen andere wegen. En zij volgen die. Allen laten zich door God storen en begeven zich naar een onbekende toekomst.
Wat doen de inwoners van Nazareth? Als Jezus hun zijn boodschap brengt van het Rijk Gods en hen oproept tot omkeer, is hun eerste reactie er een van verwondering. ‘Hij kan het toch wel mooi zeggen’! Hij maakt indruk. Maar als de consequenties tot hen doordringen, haken ze af. Wat verbeeldt Hij zich? Die wijsneus? Moet Hij ons komen bepreken? ‘Timmerman, blijf toch bij je schaafbank’! ‘Een timmerman mag wel een preekstoel timmeren, maar er zelf op gaan staan om te preken? Dat gaat te ver’. De dingen moeten in Nazareth blijven zoals ze zijn De inwoners van Nazareth laten zich niet door God storen. ‘Zij nemen aanstoot aan Hem’.
Zoals wij hier samenzijn luisteren wij elke dag of elke zondag naar Gods Woord en breken wij het brood ‘tot gedachtenis aan Jezus’. Wij doen dat om bevestigd te worden in wat wij geloven. En als de dingen gezegd worden zoals wij ze inzien, zeggen wij tevreden dat het een goede en mooie dienst was.
Maar… is dat van Gods kant de bedoeling van ons samenkomen? Stemmen wij zo volledig in met Gods Woord dat het ons alleen maar kan bevestigen? Zit er nog iets weerbarstigs en aanstootgevends in dat ons stoort en ontregelt? Dat ons uitdaagt en bevraagt? Het klinkt een beetje uitdagend als ik zeg dat de bedoeling van ons samenzijn ook is dat wij ons door God laten storen. Het is goed eraan herinnerd te worden hoe haaks de wijsheid van het evangelie staat op de wijsheid van de wereld, dat we de paradox van het evangelie helder blijven zien, zonder die meteen af te zwakken en aan te passen aan onze ideeën, en aan onze wijze van leven. Jezus windt er geen doekjes om (Mc.8,34): ‘wie mijn volgeling wil zijn, moet zichzelf verloochenen en zijn kruis opnemen’. ‘Wie zijn leven vasthoudt zal het verliezen’. Geen heil zonder kruis. Geen liefde, geen leven zonder kruis. Als we Jezus’ woorden serieus nemen kunnen ze niet anders dan ons storen. Ze zijn geen bemoedigend schouderklopje voor ons goed gedrag. Natuurlijk weet de Heer dat dit moeilijke woorden zijn, en Hij laat ons niet vallen als het lang duurt vóór we ons leven ernaar inrichten. Maar Hij haalt de scherpe kantjes er niet af.
Aan het kruis van Christus en aan het kruis in welke vorm dan ook, raken wij nooit gewend. Het doorkruist altijd onze spontane verlangens en verwachtingen. Het kruis komt altijd in de vorm die wij niet zouden kiezen. En toch vraagt het om opgenomen te worden. Want van Jezus leren wij dat het de belofte van de opstanding inhoudt. Menselijke zwakheid en breekbaarheid wordt gedragen door Gods kracht.
Paulus is een goed voorbeeld. Hij schrijft openhartig aan de Korintiërs over ‘de doorn in zijn vlees’. Hij worstelt met een aangeboren zwakheid die hij maar niet kan overwinnen. Hij, de geweldenaar, voelt er zich door vernederd en verlamd. Als hij denkt dat hij ervan af is, duikt het weer op. Hij denkt: ‘gooit God niet zijn eigen ruiten in door mij zo te beproeven’? En toch… de Heer bevrijdt hem er niet van. Zo moet Paulus leren dat God in hem aan het werk is.
Voor ons zijn het soms de omstandigheden die ons in het leven storen. Ziekte naar lichaam of geest of een slepend conflict. Mensen die ons dwarsbomen of niet begrijpen. Er gebeuren dingen waaraan wij willen ontsnappen, of eromheen lopen. Maar ‘het is zoals het is’, en dat hebben wij te aanvaarden. Verzet of de andere kant op kijken helpt niet. God werkt in de concrete werkelijkheid van ons leven, zoals die is, en niet zoals wij ons die zouden wensen. Ook als het ongelegen komt en ons leven ontregelt en verstoort. Alle tegenheden, alles wat onrust geeft, alles wat de vanzelfsprekendheden doorbreekt, alles en iedereen die onverwacht onze weg kruist, dat alles houdt altijd een boodschap vanwege God in. Dat alles nodigt ons uit om te geloven in God die ons liefheeft en om ons leven in zijn handen te leggen.
Zusters en broeders, God nodigt uit, maar daagt ook uit. Hij zalft en geneest, maar Hij verwondt ook. Zijn Woord geeft rust, stelt gerust, maar verwekt ook onrust, het laat ons niet gerust, het stoort ons. God geeft antwoord op vele vragen, maar blijft tegelijk een groot raadsel. De inwoners van Nazareth namen aanstoot aan Jezus. Hij kon er daarom maar weinig wonderen doen. Kan Hij bij ons wonderen doen? Ook weinig? Of toch meer dan in Nazareth? Amen
Eerste lezing: Ez. 2, 2-5; tweede lezing: 2Kor.12, 7-10, evangelie: Marcus 6, 1-6
De evangelietekst uit de Willibrordvertaling 1978:
Hij ging vandaar weg om zich naar zijn vaderstad te begeven en zijn leerlingen gingen met Hem mee. Toen het sabbat was, begon Hij te onderrichten in de synagoge. De talrijke toehoorders vroegen verbaasd: ‘Waar heeft Hij dat vandaan? En wat is dat voor een wijsheid die Hem geschonken is? En wat zijn dat voor wonderen, die zijn handen verrichten? Is dat niet de timmerman, de zoon van Maria en de broeder van Jakobus en Jozef en Judas en Simon? En wonen zijn zusters niet hier bij ons?’ En zij namen aanstoot aan Hem. Maar Jezus sprak tot hen: ‘Een profeet wordt overal geëerd behalve in zijn eigen stad, bij zijn verwanten en in zijn eigen kring.’ Hij kon daar geen enkel wonder doen, behalve dat Hij een klein aantal zieken genas die Hij de handen oplegde. Hij stond verwonderd over hun geloof. Jezus ging rond door de dorpen in de omtrek, waar Hij onderricht gaf.