Broeders en zusters. Het verhaal van de verrezen Jezus die verschijnt aan de leerlingen in Emmaus ontroerd altijd weer.
De beide leerlingen waren vol van Hem en konden zijn sterven nog niet verwerken. Hoe was het toch mogelijk, dat de hogepriester en leiders hem ter dood hadden veroordeeld. En dan die morgen nog dat verhaal van de vrouwen, dat engelen hen waren verschenen die zeiden dat hij leeft. Zouden hun verdriet, hun vragen en onzekerheid niet de reden zijn geweest voor Jezus om aan hen te verschijnen?
Jezus verschijnt aan hen als een onbekende man, die met hen meeloopt. En al pratende legt hij uit dat de profeten het lijden en sterven van de Messias hadden voorzien. Hun hart wordt er warm van. Ze nodigen hem uit om die nacht bij hen te blijven. Bij het avondmaal doet Jezus hetzelfde als hij drie dagen tevoren bij het Laatste Avondmaal had gedaan. Op dat moment van herkenning verdwijnt hij uit hun gezicht. Meteen gaan de leerlingen terug naar hun gemeenschap in Jeruzalem om hun geloofservaring met hen te delen.
Deze bijzondere verschijning van de verrezen Jezus vraagt ook van ons als Christus-gelovigen om bezinning. Geloven in Jezus vraagt om liefdesgemeenschap met hem als antwoord op zijn liefde voor ons, voor mij. Geloven wortelt in hoofd en hart. Jezus is een levende tochtgenoot op onze levensweg. De beide leerlingen delen hun gelovige ervaring met de gemeenschap in Jeruzalem. Geloven in Jezus vraagt ook van ons om gemeenschap met medegelovigen om te worden gevoed en bevestigd. Jezus is als tochtgenoot ook leraar. Hij opent ook nu nog onze ogen en harten voor het verstaan van de Schriften en van zijn eigen boodschap. Jezus breekt nog steeds het brood voor ons om met ons te communiceren en wij met hem. Hij vraagt er om: "Blijf dit doen om mij te gedenken."
In het boek Handelingen van de Apostelen lezen we: "Zij die in Jezus geloofden, wijdden zich trouw aan het onderricht van de apostelen, aan de onderlinge gemeenschap, aan het breken van het brood en aan het gebed. Zij bezaten alles gemeenschappelijk." Dit zijn in onze geloofsgemeenschappen nog altijd de vier ankerpunten: gemeenschap, catechese, diaconie en eucharistie. Bidden wij dat onze harten en ogen mogen openblijven of opengaan voor deze ankerpunten. En voor hen die hun kerk, hun geloofsgemeenschap hebben verlaten: dat Jezus als tochtgenoot en gids mag blijven leven in hun hart.
eerste lezing: Handelingen 2,14.22 - 28; tweede lezing: 1 Petrus 1,17 - 21; evangelie: Lucas 24,13 - 35.
De evangelietekst uit de Willibrordvertaling 1978:
In die tijd waren er twee van de leerlingen van Jezus op weg naar een dorp dat Emmaus heette en dat ruim elf kilometer van Jeruzalem lag. Zij spraken met elkaar over alles wat was voorgevallen. Terwijl zij zo aan het praten waren en van gedachten wisselden, kwam Jezus zelf op hen toe en Hij liep met hen mee. Maar hun ogen werden verhinderd Hem te herkennen. Hij vroeg hun: "Wat is dat voor een gesprek dat gij onderweg met elkaar voert?" Met een bedrukt gezicht bleven ze staan. Een van hen, die Kléopas heette, nam het woord en sprak tot Hem: "Zijt Gij dan de enige vreemdeling in Jeruzalem, dat Gij niet weet wat daar dezer dagen gebeurd is?" Hij vroeg hun: "Wat dan ?" Ze antwoordden Hem: "Dat met Jezus de Nazarener, een man die profeet was, machtig in daad en woord in het oog van God en van heel het volk; hoe onze hogepriesters en overheidspersonen Hem hebben overgeleverd om Hem ter dood te laten veroordelen en hoe zij Hem aan het kruis hebben geslagen. En wij leefden in de hoop, dat Hij degene zou zijn die Israël ging verlossen ! Maar met dit al is het reeds de derde dag sinds die dingen gebeurd zijn. Wel hebben een paar vrouwen uit ons midden ons in de war gebracht; ze waren in de vroegte naar het graf geweest, maar hadden zijn lichaam niet gevonden, en ze kwamen zeggen dat zij ook nog een verschijning van engelen hadden gehad, die verklaarden dat Hij weer leefde. Daarop zijn enkelen van de onzen naar het graf gegaan en bevonden het zoals de vrouwen gezegd hadden, maar Hem zagen ze niet." Nu sprak Hij tot hen: "O onverstandigen, die zo traag van hart zijt in het geloof aan alles wat de profeten gezegd hebben ! Moest de Messias dat alles niet lijden om in zijn glorie binnen te gaan?" Beginnend met Mozes verklaarde Hij hun uit al de profeten wat in al de Schriften op Hem betrekking had. Zo kwamen ze bij het dorp waar ze heen gingen, maar Hij deed alsof Hij verder moest gaan. Zij drongen bij Hem aan: "Blijf bij ons, want het wordt al avond en de dag loopt ten einde." Toen ging Hij binnen om bij hen te blijven. Terwijl Hij met hen aanlag nam Hij brood, sprak de zegen uit, brak het en reikte het hun toe. Nu gingen hun ogen open en zij herkenden Hem, maar Hij verdween uit hun gezicht. Toen zeiden ze tot elkaar: "Brandde ons hart niet in ons, zoals Hij onderweg met ons sprak en ons de Schriften ontsloot?" Ze stonden onmiddellijk op en keerden naar Jeruzalem terug. Daar vonden ze de elf met de mensen van hun groep bijeen. Dezen verklaarden: "De Heer is werkelijk verrezen, Hij is aan Simon verschenen." En zij van hun kant vertelden wat er onderweg gebeurd was en hoe Hij door hen herkend werd aan het breken van het brood.