Velen onder ons zijn opgegroeid en werden gelovig opgevoed binnen een cultuur waarin alles netjes en duidelijk was vastgelegd.
Het woord van de pastoor of van de dominee gold als een onomstotelijke waarheid waaraan een rechtgelovige niet durfde te twijfelen. Dit leef- en denkcultuur bood ongetwijfeld heel veel voordelen: er was rust en zekerheid omdat alles tot in de puntjes duidelijk omschreven was. Tegelijkertijd echter betekende dit ook het einde van vragen en bedenkingen. Om het met een bekende uitspraak uit die tijd te duiden: 'Roma locuta, causa finita'. 'Rome heeft gesproken, de zaak is beëindigd'.
We hebben ook de tijd meegemaakt dat alles in twijfel werd getrokken en dat elk geloofspunt niet het einde maar het begin van discussie werd kortom, dat àlles ter discussie stond. 'Tasten', 'zoeken', 'vermoeden', 'aarzelen' en soortgelijke woorden die thuishoren in de schemer en de mist zijn sinds de tweede helft van de vorige eeuw modewoorden geworden die het nog altijd doen in menig spiritueel boek of preek. Vandaag worden in het verhaal van het bezoek van de drie wijzen twee soortgelijke manieren van geloof geschilderd waaruit wel meteen duidelijk is voor wie God mens is geworden. Of anders gezegd: aan welke mens God verschijnt en zich openbaart. Het is een verhaal van zowel zoekende mensen als van rotsvaste gelovigen waarin het verhaal weerklinkt van hoe God verschijnt in ons leven.
Zoiets moet 2000 jaar geleden gebeurd zijn . Voelbaar aanwezig was Hij, daar in Israël. Het rustige, ongedwongen en voorspelbare bestaan van enkelen raakt ontregeld, maar verwekt uiteindelijk ook nieuw leven. Een maagd wordt zwanger. Haar man volgt zijn dromen en maakt ze waar. Herders raken op drift. Een koning wordt onrustig en voelt zich bedreigd. Magiërs uit het verre Oosten zien een merkwaardige ster. Deze bescheiden gebeurtenis van die dagen, die tegelijk ook indruk wekt, zet plots alles in beweging. Het is de verschijning van de Heer. Een klein maar krachtig licht doorbreekt de duisternis van de nacht. God breekt doorheen de korst van zijn uitverkoren volk. Hij zoekt en vindt mensen die gevoelig zijn voor her onbekende. Een vrouw die in zuivere ontvankelijkheid openstaat voor de Oneindige. Herders die buiten de vastgeroeste orde de wereld zien opengaan. Wijzen die de hemel afturen en een nieuwe tijd zien aanbreken. Dromers die in hun droom stemmen horen spreken. En tenslotte de schriftgeleerden die vol toewijding de heilige schriften afspeuren om er de wil van de Almachtige in te ontdekken. Het zijn stuk voor stuk mensen Die zoeken, zien, staren, horen, en niet begrijpen maar geloven. Net als kinderen die vandaag eindeloos naar het kind in de kribbe kijken. In al deze gevoelige mensen kunnen wij herkennen wat er in ons leeft aan gevoeligheid voor God. Wij zijn allen op een of ander wijze een schriftgeleerde, een magiër, een dromer, een herder of die vrouw.
Ver vóór de zaligsprekingen, voordat men beschikte over een credo, een Nieuwe Testament en een dogma, verschijnt God aan mensen. Maar alleen aan mensen met een ziel die zwijgt, die knielt, die kijkt en aanbidt. De verschijning des Heren, de Eeuwige die zich toewendt naar ons, kan aan ieder van ons gebeuren. Ook al ontwaren we rondom ons de nacht van duisternis en geweld, van het absurde wat mensen elkaar aandoen, de nacht van oorlog, onderdrukking, hongersnood en vlucht, toch is er leven dat zich een weg baant naar elke mens van goede wil. Zowel de dromers, de sterrenkundigen als de schriftgeleerden kunnen een toegang zijn naar het goddelijke. Vastgeroeste beelden en vastomlijnde overtuigingen daarentegen kunnen de gevoeligheid voor het leven doven. Dan beseffen we spontaan: het leven is er uit. Er is niets nieuws meer. Het is mistig en duister rond ons hart. Dit onverwacht dóórbreken van God vandaag betekent daarmee dat het feest van de Openbaring het intieme kerstgebeuren in eigen kring doorbreekt. Dat Gods heil zich richt tot hen die buiten onze belangstelling vallen. Tot alle godzoekers die zich solidair weten met hen die klein en weerloos zijn.
Dit feest betekent dat Gods heil grensoverschrijdend is. Het reikt verder dan de tempel, de kerk, de liturgie. Gods heil werkt niet selectief en laat zich niet inperken door de grenzen die wij in de loop van de kerkgeschiedenis hebben gesteld. Overal waar heil 'gebeurt' - en vooral toch in de meest onverwachte situaties - is God aanwezig, laat Hij zich vinden. Rogier van der Weijden schilderde in zijn Aanbidding van de wijzen boven de kribbe een kruisbeeld. Typerend voor de context waarin Matteüs dit verhaal plaatste. Want in dat verhaal worden reeds alle thema's van zijn evangelie zichtbaar: de kribbe leidt naar het kruis en is er onlosmakelijk mee verbonden. Wie het weerloze kind in de kribbe vindt en aanneemt moet weten waar hij aan toe is. Wij blijven geen zoekende mensen. want uiteindelijk zullen we - dankzij God - ook vinden. Dat betekent niet dat we alles weten en bezitten, maar wel dat we op zijn minst beseffen waar we verder moeten zoeken. Of mooier: we weten nu Wie we moeten 'be-zoeken', en aan Wie we het kostbaarste dat we bezitten kunnen wegschenken om voor altijd onze levensweg te veranderen. Laten wij dan de mist van onze ogen verwijderen zodat het licht kan binnenstromen. Laten wij ontspannen slapen zodat de Oneindige in ons kan dromen. Laten wij op weg gaan en zoeken naar Messiaans leven zodat mens en wereld opnieuw gaan spreken. Laten wij zoeken naar de waarheid zodat de Schift nieuwe betekenis geeft aan ons denken en doen. Laten wij ons aanbieden als een gewillig werktuig in Gods hand, zodat Hij in ons geboren wordt.
eerste lezing: Jesaja 60,1 – 6; tweede lezing: Efeziërs 3,2 - 3a.5 – 6; evangelie: Matteüs 2,1 - 12.
De evangelietekst uit de Willibrordvertaling 1978:
Toen Jezus te Bethlehem in Juda geboren was, ten tijde van koning Herodes, kwamen er te Jeruzalem Wijzen uit het oosten en vroegen: "Waar is de pasgeboren koning der Joden? Want wij hebben zijn ster in het oosten gezien en zijn gekomen om Hem onze hulde te brengen." Toen koning Herodes dit hoorde werd hij verontrust en heel Jeruzalem met hem. Hij riep alle hogepriesters en schriftgeleerden van het volk bijeen en legde hun de vraag voor waar de Christus moest geboren worden. Zij antwoordden hem: "Te Bethlehem in Juda. Zo immers staat er geschreven bij de profeet: En gij Bethlehem, landstreek van Juda, gij zijt volstrekt niet de geringste onder de leiders van Juda, want uit u zal een leidsman te voorschijn treden, die herder zal zijn over mijn volk Israël." Toen ontbood Herodes in het geheim de Wijzen en hij vroeg hun nauwkeurig naar de tijd waarop de ster verschenen was. Daarop zond hij hen naar Bethlehem met de opdracht: "Gaat een zorgvuldig onderzoek instellen naar het Kind, en wanneer gij het gevonden hebt, bericht mij het dan opdat ook ik het hulde kan gaan brengen." Na de koning aanhoord te hebben vertrokken zij. En zie, de ster die zij in het oosten gezien hadden, ging voor hen uit totdat ze boven de plaats waar het Kind zich bevond stil bleef staan. Op het zien van de ster werden zij vervuld van overgrote vreugde. Zij gingen het huis binnen, zagen er het Kind met zijn moeder Maria en op hun knieën neervallend betuigden zij het hun hulde. Zij haalden hun schatten te voorschijn en boden het geschenken aan: goud, wierook en mirre. En in een droom van Godswege gewaarschuwd niet meer naar Herodes terug te keren, vertrokken zij langs een andere weg naar hun land.