Broeders en zusters, we kennen allemaal wel die vredige wijngaarden die er zo idyllisch bijliggen. Het zijn oases van rust, in de avondzon, of het nu in Toscane is, Zuid-Limburg. Ik heb zelfs vernomen, dat zusters in Oosterhout met een wijngaard gaan beginnen
Dus ook op Nederlandse bodem is het te verwezenlijken. Die idylle zit hem vanmorgen niet in de gelijkenis van Jezus deze morgen. Het heeft een rigoureuze toon. Geen vrucht, dan moet de rank er gelijk af en verbranden. Wij hebben nog wel eens de neiging om als er nog een groen blaadje aan zit, het te laten zitten. Maar niets daarvan. Bij Jezus gaat het om de vrucht, daar moeten we het van hebben, dat geeft leven.
Jezus is de wijnstok, wij zijn de ranken en als die goed worden onderhouden dan brengen ze veel vruchten voort. Het is een prachtige metafoor voor gemeenschap, met elkaar letterlijk en figuurlijk verbonden zijn en toch ook verscheidenheid. Daarin zit de kracht van ons leven. Dat is het levenssap waar we ons aan kunnen laven, het is een echt levenselixer. Dat leven hebben we door die wijnstok, door God in Jezus gevoed. Daar moeten we niet te flauw mee omgaan. Alles wat onvruchtbaar is eruit halen, want dat verstoort die gemeenschap, die eenheid. Zachte heelmeesters maken zwakke gelovigen.
Zijn wij dan allemaal gelijk? Zeer zeker niet. Elke rank ziet er anders uit. En niet elke rank heeft evenveel vruchten. Maar de wijngaardenier zorgt er wel voor, dat waar de vruchten verminderen zorg wordt geboden om weer volop vruchtbaar te zijn. Elk mens heeft recht op volle wasdom, om tot volle bloei te komen en in volle bloei te blijven staan. Maar dat vraagt wel een keuze van ons. Kies ik er voor om met die wijnstok verbonden te zijn, oftewel, blijf ik Jezus trouw en volg ik hem op zijn weg die naar God leidt, want hij is die weg?
De weken na Pasen hebben we gehoord: ‘ik ben het brood en het leven’, ‘ik ben het licht van de wereld’, ‘ik ben de deur’, ‘ik ben de goede herder’, ‘ik ben de opstanding en het leven’, ‘ik ben de weg, de waarheid en het leven’. Vandaag is het de laatste 'ik ben' uitspraak: ‘ik ben de ware wijnstok’. Het zijn allemaal radicale uitspraken. Vrijblijvendheid wordt ons niet geboden. Het vraagt om commitment. Jezus is geen sociaal werker. Hij is gekomen om ons een volstrekt nieuw leven te geven. Nu komt bij mij als nuchtere Hollander de vraag op: “zit ik daar op te wachten? Wil ik mijn leven wel omgooien? Wat is het belang ervan? Word ik er beter van?” U zult die vragen zeker herkennen.
Een leven met Jezus is geen eindpunt. We staan aan het begin als we zeggen met Hem te willen leven. Als ik in Hem blijf breng ik veel vrucht voort. Dat willen we toch, vruchtbaar zijn? We willen het leven toch vieren? Laten we proberen eens wat namen te geven aan die vruchten: liefde, lankmoedigheid, goedheid, trouw, vriendschap, zachtmoedigheid, dienstbaarheid, nabijheid. Ik zou nog uren door kunnen gaan met woorden op te sommen die staan voor goed en mooi. Maar het belangrijkste blijft die verbondenheid. Zonder de wijnstok geen ranken, zonder ranken heb je een kale wijnstok, dus ook geen verbondenheid, geen gemeenschap en dat is dan eenzaamheid. Nu hebben we dat af en toe wel nodig om weer opnieuw te voelen dat we die verbondenheid, die gemeenschap nodig hebben.
Snoeien is pijnlijk. Het leven kent pijnen. Het wordt weer zo duidelijk in Nepal en op de Middellandse zee. Morgen gedenken wij ook de Holocaust met zijn miljoenen naamloze gestorvenen. Er is een prachtige Bijbelse traditie die voorschrijft dat niemand naamloos mag sterven. Daarom is het zo indrukwekkend, dat in Yad Vashem, het Holocaustmuseum, 24 uur per dag men de namen blijft noemen van de slachtoffers van de Jodenvernietiging. Daarom is het zo mooi, dat in de muren van het synagoge in Praag alle namen zijn gegrift van die daaruit naar de vernietigingskampen zijn weggevoerd. Door deze namen levend te houden blijven het vruchten aan de wijnstok. Maar wat doen we met al die naamlozen die verdronken zijn in de Middellandse zee? We moeten ze namen geven. We hebben op zijn minst de plicht hen een gezicht te geven. Alle namen van mensen staan geschreven in de handpalm van God. Door te bidden voor dit onmenselijke bestaan kunnen we God te hulp roepen en Hem vragen de namen van deze voor ons naamloze mensen te blijven benoemen. Het gaat niet om Jantje en Pietje. Het gaat om de namen in die handpalm. Door ons gebed kunnen we daar bij-komen en mee-rouwen met hun geliefden die ze wel hebben gekend.
Dat kunnen we alleen door met die wijnstok in verbinding te staan. We staan aan de vooravond van de dodenherdenking. Laten we in verbinding met de wijnstok de namen blijven noemen die we kennen en God de namen laten noemen die in zijn handpalm zijn geschreven van alle voor ons onbekende namen. We hoeven het niet alleen te doen, maar in verbondenheid met elkaar en met God, want Hij is de enige die alle namen kent.
Eerste lezing: Hand. 9, 26 - 31; tweede lezing: 1Joh. 3, 18 - 24, evangelie: Joh. 15, 1 – 8
De evangelietekst uit de Willibrordvertaling 1978:
Ik ben de ware wijnstok en mijn Vader is de wijnbouwer. Elke rank aan Mij die geen vrucht draagt, snijdt Hij af; en elke rank die wel vrucht draagt zuivert Hij, opdat zij meer vrucht mag dragen. Gij zijt al rein dank zij het woord dat Ik tot u gesproken heb. Blijft in Mij, zoals Ik in u. Zoals de rank geen vrucht kan dragen uit zichzelf, maar alleen als zij blijft aan de wijnstok, zo gij evenmin, als gij niet blijft in Mij. Ik ben de wijnstok, gij de ranken. Wie in Mij blijft, zoals Ik in hem, die draagt veel vrucht, want los van Mij kunt gij niets. Als iemand niet in Mij blijft, wordt hij weggeworpen als de rank en verdort; men brengt ze bij elkaar, gooit ze in het vuur, en ze verbranden. Als gij in Mij blijft en mijn woorden in u blijven, vraagt dan wat gij wilt en gij zult het krijgen. Hierdoor wordt mijn Vader verheerlijkt, dat gij rijke vruchten draagt; zo zult gij mijn leerlingen zijn.