“In mei leggen alle vogels een ei,” in mei doen veel kinderen hun eerste heilige Communie, in mei vieren wij moederdag. In mei herdenken wij de slachtoffers van de Tweede Wereldoorlog. In mei vieren wij onze bevrijding. Dat wij in vrijheid en vrede kunnen leven.
Maar Jezus zegt tegen zijn leerlingen: “Mijn vrede geef Ik u.” en onmiddellijk voegt Hij er aan toe: “Niet zoals de wereld die geeft.” Er ontbreekt blijkbaar iets aan de vrede die de wereld ons mensen schenkt. Het is meer een vrede van vergelding dan van vergeving. Als we over vrede spreken dan weten we in ieder geval al dat het niet de vrede is die de wereld ons geeft. De vrede van de wereld stelt immers niet veel voor. Vredesverdragen worden vandaag getekend en morgen met voeten getreden. Geweerschoten schieten het wapenstilstandsverdrag aan flarden. Tanks rollen over vreedzame betogende burgers die bedelen om wat vrijheid en democratie. Sociaal bewogen mensen worden gevangen genomen en als losprijs ingezet bij onderhandelingen. Verdragen worden afgesloten terwijl tegelijk afschrikkingsmiddelen worden gemaakt. Het evenwicht tussen volkeren en werelddelen worden afgemeten in aantal soldaten, tanks, bommen en raketten.
Goddank bevestigt Jezus dat Hij geen vrede geeft zoals de wereld die geeft. Jezus stelt ons gerust: “Laat uw hart niet verontrust raken” bij het zien van al de ellende in de wereld, van alle machtsvertoon, van alle haat, van alle zondigheid in ons en in onze wereld. Jezus heeft iets heel anders in gedachten als Hij spreekt over vrede.
Vrede is een dubbelzinnig woord. Jezus spreekt dan ook over mijn vrede: “Mijn vrede geef Ik u.” Die moet je dus onderscheiden van de vrede van de wereld. “Niet zoals de wereld die geeft, geef Ik hem u.” Vrede heb je dus in soorten.
Je hebt de lieve vrede, die men niet verstoord wil zien, een oppervlakkig sfeertje als iemand de harde waarheid verzwijgt voor een half eerlijke vriendschappelijkheid ter wille van de gezelligheid.
En je hebt goedkope vrede, van iemand die nogal gauw met zichzelf tevreden is, conflicten uit de weg gaat, altijd wil dat mensen hem of haar aardig vinden, een vrede zonder strijd, een laffe vrede, een vrede met compromissen.
Vrede was het eerste woord dat Jezus zei bij zijn verschijningen aan zijn leerlingen, op die avond van de eerste dag van de week: “Vrede zij u en na dit gezegd te hebben toonde Hij hun zijn handen en zijn zijde.” Kijk nu eens hoever ze gegaan zijn met hun dodelijke haat!
Als Jezus spreekt over vrede dan droomt Hij dat alle mensen broeders en zusters worden. Hij heeft dat onderschreven en bekrachtigd door zijn dood en bezegeld door zijn bloed. Zij die in zijn bloed met elkaar verbonden zijn, zullen ervaren dat geen macht ter wereld hen die vrede kan ontnemen. De vorst van de wereld is op komst. Weliswaar vermag hij niets.
Vrede, die in het hart geplant is,
Vrede , te midden van confrontatie en geweld.
Vrede, goddelijke vrede! Is blijvend.
Gewapend met die vrede, is een leerling van Jezus in staat zijn werk voort te zetten. Mensen kunnen het met elkaar op een koopje gooien, samenspannen. Kwaad, tegenstand, geweld zijn niet te vermijden. Een christen staat niet buiten de aardse werkelijkheid. Maar hij weet dat lijden en kwellingen niet het laatste woord hebben. Paulus en Barnabas spoorden de christenen aan in het geloof te volharden en zeiden dat wij door vele kwellingen het Rijk Gods moeten binnengaan. Gedragen door eenzelfde geloof staat de christen sterk. Christenen laten elkaar niet los.
De leerlingen, de apostelen, wij als christenen, wij allemaal worden opgenomen in Jezus ‘vredeszending.’ Jezus heeft ons de taak toevertrouwd om vrede te brengen aan de wereld, te beginnen met de vrede in onze eigen ziel. Een ziel met vrede is een duidelijk teken dat God ons nabij is en het is een vrucht van de Heilige Geest. Hij heeft ons de taak gegeven vrede te brengen in ons gezin en op de plaats waar wij werken en in onze gemeenschap. Wij moeten het oprechte verlangen hebben naar vrede die de Heer in onze harten heeft gelegd en dat moet ons aansporen om alles te vermijden wat tweedracht of conflicten zou kunnen veroorzaken. We moeten een sfeer scheppen van samenwerking en wederzijds begrip. Ware vrede betekent betrokkenheid op anderen, belangstelling tonen, aandacht hebben voor hongerigen en dorstigen, naakten en thuislozen, zieken en verdrukten, aandacht voor vreugde en verdriet in de ander. Wij moeten rust en vrede brengen aan de mensen rondom ons. Christus is onze vrede. Al twintig eeuwen zegt Hij ons: “Vrede laat Ik u na, mijn vrede geef Ik u.” Hij wil dat ieder van ons dit aan de hele wereld verkondigt door middel van onze levenswijze aan het kleine wereldje waarin wij dagelijks leven.
Laten wij onze toevlucht nemen tot Maria, onze Moeder, zodat het ons nooit aan vreugde en rust zal ontbreken. Maria is – zo roept de Kerk haar aan – als Koningin van de vrede. Daarom moet je niet ophouden haar onder die titel aan te roepen als je ziel onrustig is, als je verontrust wordt door familie- of beroeps omstandigheden, of door de toestand in de maatschappij of onder de volkeren: Regina pacis, ora pro nobis ! Koningin van de vrede bidt voor ons!.
In mei vieren we Hemelvaartsdag. Daar gaan we ons op voorbereiden!
Eerste lezing: Hand. 151-2.22-29; tweede lezing: Openbaring 21,10-14.22-23; evangelie: Johannes 14,23-29
De evangelietekst uit de Willibrordvertaling 1978:
Jezus gaf hem ten antwoord: ‘Als iemand Mij liefheeft, zal hij mijn woord onderhouden, mijn Vader zal hem liefhebben en Wij zullen tot hem komen en verblijf bij hem nemen. Wie Mij niet liefheeft, onderhoudt mijn woorden niet; het woord dat gij hoort, is niet van Mij, maar van de Vader die Mij gezonden heeft. Dit zeg Ik u, terwijl Ik nog bij u ben, maar de Helper, de heilige Geest, die de Vader in mijn Naam zal zenden, Hij zal u alles leren en u alles in herinnering brengen wat Ik u gezegd heb. Vrede laat Ik u na; mijn vrede geef Ik u. Niet zoals de wereld die geeft, geef Ik hem u. Laat uw hart niet verontrust of kleinmoedig worden. Gij heb Mij horen zeggen: Ik ga heen, maar Ik keer tot u terug. Als gij Mij zoudt liefhebben, zoudt gij er blij om zijn dat Ik naar de Vader ga, want de Vader is groter dan Ik. Nu, eer het gebeurt, zeg Ik het u, opdat gij, wanneer het gebeurt zult geloven.