Broeders en zusters. Veel zal anders zijn in 2014. Het is een vaak gehoorde uitspraak bij al het terugblikken en vooruitzien waar we ons elk jaar weer aan wagen.
Ik hoorde nogal wat mensen roemen dat Nederland toch een heerlijk land is om in te wonen en dat we de mouwen eens flink gaan opstropen. We zijn het gesomber blijkbaar zat. Zonder mensen tekort te doen die het echt moeilijk hebben door schulden, verlies van werk enzovoorts, zou ik het graag willen onderschrijven, maar dan niet vanuit economisch perspectief, wel meer vanuit maatschappelijk belang, maar vooral vanuit het gelovig staan in deze wereld. Langzamerhand zien en vooral horen we geluiden vanuit Rome, van het hoogste gezag, dat zichzelf niet zo zou noemen, hij prefereert de titel 'bisschop van Rome', meer nog dan paus, maar goed; als paus is hij ook de onze en bij bisschop van Rome voelt dat niet zo. En wat nu het meest opvalt is dat hij verwijst naar een geloofsgemeenschap die zich weer volledig richt op Jezus Christus en dan niet in de zin van wat er in de loop van de eeuwen van is gemaakt, maar hoe het in feite is begonnen; zijn voorbeeldende leven op de aarde van toen als feitelijk uitgangspunt, vandaag en naar de toekomst toe. Dat alles niet op een naïeve manier. Als je reorganisatiebureaus van naam in deze tijd uitnodigt om een eeuwenoud en lang niet altijd transparant wereldinstituut als de Rooms-Katholieke Kerk op de schop te nemen, dan getuigt dat van realiteitszin.
Tegelijk roept hij de verwondering op die we in het evangelie van vanmorgen horen: de herders, die de blijde boodschap hebben mogen zien in het pasgeboren kind, door Jesaja al 'vredevorst' genoemd en die vrede willen zij uitdragen, gaan verkondigers. Herders, wat buiten de samenleving staand vanwege hun verblijf in de velden, werpen zich op als eerste getuigen en voelen de moed dat rond te bazuinen, zo overtuigd dat het hun weinig lijkt te deren wat anderen ervan zeggen. Zo broeders en zusters is het begonnen. Een begin van een geloof, ingegeven door de geboorte van een broos en kwetsbaar kind, dat alles nieuw zal maken, maar de start is en blijft broos, kwetsbaar en geen koning waardig. Wij christenen hebben nooit zo goed raad geweten met hoe dat dan moet. Je laat je broosheid toch niet zien en je laat de afkomst van dit kind toch niet zien. Een joodse vader en moeder.
Het feest van 1 januari is in de loop van de geschiedenis vier keer van naam en daardoor ook van betekenis veranderd. Het werd van feest van de besnijdenis des Heren, via feest van de zoete naam en dag van de vrede tot wat het nu is feest van de moeder Gods Maria. Het is zoals het is en het hoeft elkaar niet te bijten. Het laat wel zien dat het christendom geworsteld heeft met de joodse afkomst. Jezus heeft daar, om maar in eigentijdse taal te spreken, nooit een geheim van gemaakt. Hij laat als hij ouder is horen dat er geen tittel of jota aan de wet mag veranderen. De joodse tempel was zijn kerk. De synagoge was zijn bede en leerhuis. Later is dat meer uitgekristalliseerd tot het christelijk geloof. Maar het bleef geïnspireerd door het verleden. De herders die verkondigen zijn er nog steeds en zij proberen ook leiding te geven aan de hun toevertrouwde schapen.
De inspiratie van Jezus' woorden tijdens zijn aardse leven zijn soms wat vervormd, misschien wel omdat de groei zo snel ging en de schoonheid van het kerkgebouw belangrijker werd dan de schoonheid van het evangeliewoord. Ik denk dat paus Franciscus ons daar juist opnieuw van probeert te overtuigen. Jozef verdwijnt en komt nog maar schaars voor in de verdere geschiedenis. Maria, de moeder Gods, zij die het goddelijk kind negen maanden in haar schoot heeft mogen dragen, lijkt het meest op een trait d'union, u weet wel zo'n verbindingsstreepje tussen twee woorden die bij elkaar horen. Zij heeft haar zoon overleefd en zijn geloof zo nageleefd dat zij het verbindingsstreepje is geworden tussen het joodse geloof en het beschouwende van het christendom. Niet voor niets staat er geschreven: zij zag het en bewaarde alles in haar hart. Zij heeft het best doorgehad waar het in de kern van de zaak om ging en nog steeds gaat, vanuit het verdriet over het verlies van haar Zoon is zij niet stil blijven staan maar geworden tot een moeder van alle mensen, bij wie we ons hart kunnen uitstorten zoals alleen vrouwen dat kunnen aanhoren. Daarom zij wij met haar als kerk gezegend. En worden we vanuit haar afkomst gezegend omdat haar stamvader Aaron, gezegend is en zegende. "Gezegend Nieuwjaar", zeggen we nu, maar we zouden elke dag opnieuw zegenen omdat ondanks de moeilijkheden het leven het waard is om gezegend te worden en de mens niet genoeg gezegend kan worden.
eerste lezing: Numeri 6,22 - 27; tweede lezing: Galaten 4,4 - 7; evangelie: Lucas 2,16 - 21.
De evangelietekst uit de Willibrordvertaling 1978:
In die tijd haastten de herders zich naar Betlehem en vonden Maria en Jozef en het pasgeboren kind, dat in de kribbe lag. Toen ze dit gezien hadden maakten ze bekend wat hun over dit kind gezegd was. Allen die het hoorden stonden verwonderd over hetgeen de herders hun verhaalden. Maria bewaarde al deze woorden in haar hart en overwoog ze bij zichzelf. De herders keerden terug, terwijl zij God verheerlijkten en loofden om alles wat zij gehoord en gezien hadden; het was juist zoals hun gezegd was. Toen de acht dagen voorbij waren en men het kind moest besnijden ontving het de naam Jezus, zoals het door de engel was genoemd voordat het in de moederschoot werd ontvangen.