Broeders en zusters, tijdens het opbouwen van de kerststal ben ik even in de verleiding geweest om het Kindje Jezus dit jaar een geel hesje aan te trekken. Als iets de laatste maanden van 2018 gekleurd heeft dan is het wel het protest van de gele hesjes. Het gele hesje is het symbool geworden van de ontevredenheid, die er onder veel mensen in onze samenleving heerst. Een ontevredenheid waar slecht naar geluisterd is en wordt, en dat zich dus heel gemakkelijk vertaald in geweld.
Eigenlijk is het onvoorstelbaar, maar onze huidige samenleving wordt gekenmerkt door een grote ontevredenheid. Onvoorstelbaar, omdat we het eigenlijk nog nooit zo goed gehad hebben. Vergelijk uzelf eens met uw ouders of grootouders. Hoe zijn we er in een eeuw niet op vooruit gegaan? En toch! We zijn ontevreden. Het gaat niet zoals wij graag zouden willen. Economie, onderwijs, zorg. We zijn er ontevreden over. Onze aarde raakt uitgeput (door onze eigen schuld). Onze banen staan door de automatisering op de tocht en de technische ontwikkelingen gaan steeds sneller en verder zodat het ons bang maakt over wat wij als mens nog te zeggen hebben.
Ook in de kerk is er grote ontevredenheid. Seksueel misbruik, openlijk ruziënde hoge herenkardinalen en bisschoppen, maar ook gewone gelovigen. Afsplitsingen. Ver weg en ook dichtbij. Wat een ontevredenheid!
Deze ontevredenheid maakt mensen bang en men trekt zich terug op het zogenaamde eigen erf. Iedereen die mijn kleine veilige wereldje probeert te naderen wordt getrakteerd op wantrouwen, lompheid en zelfs verbaal of fysiek geweld. De echte vluchtelingen voor oorlog en geweld zijn er de dupe van. De pakketbezorgers verzuchtten het vandaag: ‘er is te weinig geduld en respect bij de mensen’.
Hoe ga ik om met mijn woede en ontevredenheid? Het is heel gemakkelijk om te zeggen: “je mag niet toelaten, dat je woedend wordt of woede voelt.” Zeker als christen moet je altijd vriendelijk en gelijkmoedig zijn. Maar dat is een te gemakkelijk en te goedkoop antwoord. De oude monniken wisten heel goed wat woede was. Een grijsaard zei dat hij zelfs 40 jaar gestreden had tegen de woede en deze nog niet overwonnen had. Naar de woede moet je inderdaad leren luisteren – en dat wordt door onze politieke en religieuze leiders niet gedaan; het wordt al te gemakkelijk weggewuifd en snel veroordeeld. Woede en ontevredenheid laten ons zien dat ik/wij niet gekend of gehoord worden. Woede en ontevredenheid hoeven niet per se slecht te zijn. Ze kunnen mij wijzen naar mijn diepste nood: ik wil gekend, gezien en bemind worden.
De eerste lezing van deze kerstnacht spreekt ons ook van een volk dat onderdrukt wordt. Het voelt zich geknecht. Het ervaart een ijzeren juk op zijn schouders. Het is echter niet de woede van een volksopstand die dat juk verbrijzelt, maar iets of te wel Iemand die groter is dan het volk, God zelf. Hij komt als bevrijder doordat Hij het volk kent, ziet en bemint.
Kijk je goed naar het kerstkind in onze kerststal dan zul je zien dat hij geen geel hesje aan heeft. Het kind heeft een ander hesje aan, namelijk een wit met goud bezet hesje. Het werd hem gebracht door de drie koningen, maar het verwijst volgens de traditie naar het doopkleed dat ieder kind/volwassene bij het doopsel krijgt. Als christen worden we bekleed met Jezus zelf, d.w.z. zijn karakter eigenschappen: liefde, geloof, goedheid, geduld, vrede, vreugde, vriendelijkheid, zachtmoedigheid, zelfbeheersing. We zijn gedoopt of laten ons kind dopen zodat het deze eigenschappen eigen maakt. Eigenschappen die er voor zorgen dat wij de ander zien, erkennen en beminnen.
Niet door woede of geweld, maar door deze eigenschappen die Jezus gekenmerkt hebben willen wij als christenen verandering brengen. Helaas vergeten wij dat witte doopkleed maar al te vlug. We zouden zelf en ook onze wereld wat tevredener worden wanneer we ons dat kleed weer zouden herinneren en in praktijk brengen.
Vergeet het gele hesje en haal uw witte hesje weer uit de mottenballen! Ooit bent u gedoopt om het zout van de aarde te zijn, licht van deze wereld. U bent gedoopt om een revolutie op gang te brengen. Een revolutie die de ontevredenheid probeert te keren door liefde, geloof, goedheid, geduld, vrede, vreugde, vriendelijkheid, zachtmoedigheid en zelfbeheersing. Het Kind in de kribbe ging u hierin voor. Volg Hem!
1e lezing: Jes. 9, 1-3.5-6; 2e lezing: Titus 2, 11-14; evangelie: Lucas 2, 1-14
De evangelietekst uit de Willibrordvertaling 1978:
In die dagen kwam er een besluit van keizer Augustus, dat er een volkstelling moest gehouden worden in heel zijn rijk. Deze volkstelling had voor het eerst plaats toen Quirinius landvoogd van Syrie was. Allen gingen op reis, ieder naar zijn eigen stad om zich te laten inschrijven. Ook Jozef trok op en omdat hij behoorde tot het huis en geslacht van David, ging hij van Galilea uit de stad Nazaret naar Judea naar de stad van David, Betlehem geheten, om zich te laten inschrijven, samen met Maria, zijn verloofde, die zwanger was. Terwijl zij daar verbleven, brak het uur aan waarop zij moeder zou worden; zij bracht haar zoon ter wereld, haar eerstgeborene, wikkelde hem in doeken en legde Hem neer in een kribbe, omdat er voor hen geen plaats was in de herberg. In de omgeving bevonden zich herders die in het open veld gedurende de nacht hun kudde bewaakten. Plotseling stond een engel des Heren voor hen en zij werden omstraald door de glorie des Heren, zodat zij door grote vrees werden bevangen. Maar de engel sprak tot hen: ‘Vreest niet, want zie, ik verkondig u een vreugdevolle boodschap die bestemd is voor het hele volk. Heden is u een Redder geboren, Christus de Heer, in de stad van David. En dit zal voor u een teken zijn: gij zult het pasgeboren kind vinden, in doeken gewikkeld en liggend in een kribbe.’ Opeens voegde zich bij de engel een hemelse heerschare; zij verheerlijkten God met de woorden: ‘Eer aan God in den hoge en op aarde vrede onder de mensen in wie Hij welbehagen heeft.’.