Mochten we aan eender welke kerkganger vragen om met enkele woorden het verhaal van Jezus’ doop te vertellen dan kunnen we er vanop aan dat we alle belangrijke elementen vernemen. Het zijn er trouwens maar enkele, maar die zijn dan wel héél belangrijk. Elk jaar horen we het verhaal van één van de drie synoptici. Vandaag is Lukas waarbij hij enkele eigen accenten heeft aangebracht. Accenten die niet meteen opvallen omdat Lukas de bekende verhaallijn volgt. Maar precies omwille van die eigenheid is dit evangeliefragment meer dan een verhaal. Net als de drie andere evangelies gaat het om de verkondiging van een openbaring. Lucas verkondigt ons wie onze God is en hoe Hij zich geopenbaard heeft in Jezus. Hoe terecht wij ook in het evangelie telkens naar aanwijzingen zoeken om onze levenswijze als gelovige aan te scherpen, toch gaat het in het evangelie primair om God. Om de Onzienlijke, om Hem die in het ontoegankelijk licht woont, en die zich het laatst van al heeft laten kennen in de mens Jezus, zijn Welbeminde Zoon. En het mooie is ook nu weer dat Lukas ons God laat kennen vanuit een verrassende hoek. Al is dit verhaal het kortste van de drie Ook Lukas laat ons Jezus verrassende dingen zien in zijn omgang met God. Zo is enkel het feit van de doop een verrassing op zich. Want, als er iemand is die zich niet hoeft te laten dopen, dan is het toch wel Jezus. In Hem is geen bedrog, geen zonde. Hij hoeft zich niet te bekeren. Wellicht daarom dat Lukas dit bijna als iets onopvallends vertelt. Hij besteedt er slechts twee verzen aan zodat de aandacht niet naar de onderdompeling maar naar de daarop volgende openbaring van Jezus als Zoon van God gaat.
Jezus wórdt gedoopt, samen met – of beter: - net nadát heel het volk is gedoopt. Zijn doop is niet anders dan deze die het volk ontvangt. Jezus als één van de mensen, als één met zijn volk. Hij neemt de gestalte van God aan binnen onze mensengeschiedenis. Wanneer Jezus, net als de mensen, de Jordaan inloopt is dat geen simpel fait divers, geen doopritueel zoals we dit vandaag zien bij de kinderdoop. Jezus wordt volledig ondergedompeld in het water van de Jordaan. Dat water is geen leidingwater en al helemaal niet doorschijnend. Dit water is de weerspiegeling van onze wereld, van onze chaotische samenleving, Het Hebreeuwse woord voor dat water zou verwarring, somberheid oproepen. In deze duisternis heeft Jezus zich laten onderdompelen. Hij is afgedaald tot elke vorm van ellende waarin een mens terecht kan komen. Vaak én terecht wordt Jezus’ doop in de Jordaan vergeleken met de doortocht van Israël door de woestijn. Toch is Jezus’ onderdompeling in de Jordaan een veel intenser gebeuren dan de uittocht, doortocht en intocht van Israël. Jezus trekt zich niet weg uit een of andere vorm van slavernij of doodsangst en trekt niet dóór de Jordaan maar láát zich erin onderdompelen. Zo wordt Hij de mens die zich volledig zal vereenzelvigen met ons aardse leven en met al de wederwaardigheden waarin wij dagelijks worden ondergedompeld. Hij zal de mens optillen uit ziekte en pijn, uit zonde en dood en gaat staan op de plaats waar mensen beseffen hoe ver ze van God verwijderd zijn. En helemaal op het einde van deze onderdompeling, aan het einde van zijn levensweg zal Hij opnieuw op die plaats staan en zal Hij afdalen, dieper nog dan de wereld waarin wij leven. Het wordt zijn tweede en uiteindelijke doop op de Calvarieberg waar Hij de Geest die Hem bezielde zal teruggeven. Die tweede doop als de volle werkelijkheid van wat Hij aan de Jordaan symbolisch ondergaat.
Tot zover zijn alle vier de evangeliën gelijkluidend. Lucas echter is de enige die er ruime aandacht aan schenkt dat Jezus aan het bidden gaat van zodra Hij uit het water is opgestaan.. Het lijkt erop dat Lukas het belangrijk vindt om dit uitgebreider te vertellen dan de doop in de Jordaan. Daarmee wordt het gebed Jezus’ allereerste openbare bezigheid. Precies op dat moment gebéúrt het voor Lukas. Want dan opent de hemel zich en “als een duif” daalt de heilige Geest over Hem neer Jezus die tot dan toe dertig jaar lang onbekend was en in een onbeduidend gehucht had geleefd, Hij weet zich plots bemind en bekleed met een zending van Godswege. Er breekt een werkelijkheid door die de richting van heel zijn leven voorgoed bepaalt. In wat Jezus met zijn eigen ogen ziét in de neerdalende duif dat hóórt Hij tegelijk in de woorden van God die Hem herinneren aan psalm 2: “Hij sprak tot mij, Gij zijt mijn zoon, Ik heb je heden in dit leven gewekt.” Door die Geest zal Hij naar de woestijn gevoerd worden (Lc 4,1vv.). en even later zal Hij uit kracht van de Geest zal naar zijn dorp trekken om er zich met de woorden van de profeet Jesaja bekend te maken als de Dienaar, als de Gezalfde van de Heer. Diende Johannes een doopsel van bekering toe dan wordt door de gave van de H. Geest en door de stem uit de hemel zijn doopsel een doopsel van openbaring als Geestdrager en Zoon van God.
Sinds die dag kennen wij nog enkel de doop van Jezus. Een doop met water én met zalf. Het water blijft aan de buitenkant en veegt ons oude leven weg. De zalf dringt door tot in onze poriën en vormt ons tot nieuwe mensen. Tot christenen, niet genoemd naar Jezus maar naar de Christus, Naar Jezus die met de Geest werd gezalfd tot Christus. En met die naam delen wij dan ook in zijn messiaanse taak: een priesterlijke, profetische en koninklijke taak. Met die naam worden wij een vindplaats van God.
Wanneer we vandaag, op dit feest, de betekenis van dit wonder laten doordringen dat ook aan ons is geschied dan voelen we de innerlijke warmte en de vurigheid om met gelijkgezinden samen te komen en met elkaar die genade te delen. Dat gebeurt ook aan mensen die zich uit liefde voor God inzetten voor een wereld waar de eerste aandacht gaat naar wie arm is, naar al wie gevangen zit, naar wie blind en verblind is, naar wie zwak is en verdrukt wordt (cf. Lc 4,18b). Dat gebeurt elke keer wanneer we – net als hier en nu – samen bidden en vieren én er een vonk van Gods Geest bezit van ons neemt.
1e lezing: Jesaja 42, 1-4.6-7; 2e lezing: Handelingen 10, 34-38; evangelie: Lucas 3, 15-16.21-22
Evangelietekst uit de Willibrordvertaling 1978
In die tijd toen het volk vol verwachting was en iedereen zich aangaande Johannes de vraag stelde, of hij niet de Messias zou zijn, gaf Johannes aan allen het antwoord: ‘Ik doop u met water, maar er komt iemand die sterker is dan ik; ik ben niet waardig de riem van zijn sandalen los te maken. Hij zal u dopen met de heilige Geest en met vuur. Terwijl al het volk zich liet dopen, en Jezus na zijn doop in gebed was, geschiedde het dat de hemel openging en de heilige Geest, in lichamelijke gedaante als een duif, over Hem neerdaalde, en een stem uit de hemel sprak: ‘Gij zijt mijn Zoon, de welbeminde, in U heb ik mijn behagen gesteld.’