Wandelen over het water: het lijkt ongeloofwaardig voor ons nuchtere mensen want het gaat in tegen de natuurwet. Niemand kan over water lopen zoals je ook met vijf broden en twee vissen geen vijfduizend hongerige mensen kunt verzadigen. Ik heb ook nog nooit een appel omhoog zien vallen. Maar vertel je aan tieners die maar weinig weet hebben van God en zijn gebod doch open staan voor symboliek, voor zingeving, vertel je hen dat Jezus over het water liep en de storm stilde dan zou je wel eens versteld kunnen staan wat je dan aan prachtige antwoorden krijgt die eerlijk en diepzinnig zijn. Wij die niet meer van de jongsten zijn laten ons gemakkelijk leiden door ons nuchter verstand waardoor we soms gemakkelijk het kind samen met het badwater weggooien. Van de Joodse filosoof Emmanuel Lévinas is in dit verband een beroemde doordenker bekend waarin hij zei: “Het is niet waar omdat het in de H. Schrift staat maar het staat in de H. Schrift omdat het waar is.” Duidelijker verwoord: het is waar, maar het berust niet op historische feiten. Zo kan het water nu eens vastheid bieden en kort daarop en plots levensbedreigend wordt. Het water dat in beide gevallen herkenbaar in ons leven.
Over die storm gaat ook het verhaal van de profeet Elia. Nogal wat mensen maken in totaal diverse levenssituaties mee wat deze grootste profeet en Godsman overkwam. Op de vlucht voor de doodsbedreiging brengt hij de nacht door op de Horeb, de berg van de Heer. Vanuit een rotsvast vertrouwen heeft hij zich tot het uiterste ingezet voor zijn Heer en God, van Wie zijn volk Israël zich heeft afgekeerd. Als enig overgebleven profeet zint de koningin op moord. Hij is meer dan de wanhoop nabij want wordt door niemand begrepen, zelfs niet door God. Hij voelt de hevige storm in en rondom Hem en God, waar blijft God in ‘s hemels naam!?! Hij is niet in de storm noch in de aarde die onder zijn voeten beeft. God is ook niet in het vuur dat hij rondom zich voelt. Pas wanneer hij de uiterlijke en innerlijke rust rondom en in hem terugvindt pas wanneer hij een subtiele stilte (A. Chouraqui) hoort, pas eerst dan durft hij naar buiten gaan en komt God hem in die stilte nabij met troostende woorden. Elia trekt met eenzelfde overtuigingskracht als weleer op weg om de opdracht van zijn Heer te vervullen.
Eenzelfde storm van onzekerheid en wanhoop kenden de leerlingen tijdens de storm die kwam opzetten bij het oversteken van de zee. Deze stoere vissers raken in paniek en schreeuwen het uit van angst. Jezus verwijt hen niet om hun ongeloof of wantrouwen maar stelt hen gerust: “Vrees niet, Ik ben het”. ‘Vrees niet’, een godswoord dat negentig maal in de H. Schrift voorkomt. En ‘Ik ben’ herinnert duidelijk naar de naam ‘Ik ben, die ik ben’ (Ex 3,14), de naam waarmee God zich kenbaar maakte aan Mozes. ‘Ik ben. ik zal er zijn’ Het roept bij mij spontaan het getuigenis op dat we met de gemeenschap twee weken geleden hebben gehoord. Dirk, een vrijwilliger bij Sant’ Egidio in Antwerpen, had ogenschijnlijk de onbenullige taak om dagelijks de bezoekers aan de poort van het sociale restaurant Kamiano te verwelkomen.. Zo leerde hij Danny kennen, een van de honderden daklozen. Op een dag schreeuwde hij het uit dat hij aan de terminale ziekte van Huntington leed en dat hij zich nu heel alleen voelde omdat niemand, maar dan ook niemand nog iets om hem gaf. Daarop zei Dirk: ‘Ik ben er toch’. Een korte geruststellende zin die klonk alsof Jezus naar Danny keek die ten onder ging in een storm: ‘Vrees niet, Dany, Ik ben het.” en Jezus stak hem in de persoon van Dirk de hand toe. ‘Ik ben er toch’. Het was de enige zekerheid waarmee hij het moest stellen maar hij zou die woorden meedragen tot hij nog amper iets kon uitspreken. “Jij bent er toch”: woorden die ditmaal Dirk tot op vandaag meedraagt. Woorden waarvan Dirk langzaam de zware draagwijdte zou voelen. Hij zou - naar het beeld uit het evangelie - menigmaal voor Dirk moeten wandelen over water.
Dat is, denk ik, het niet te begrijpen wonder van het evangelieverhaal. Geloof en liefde laat mensen dingen doen die we niet voor mogelijk houden. Dingen waarvan die mensen de volle draagwijdte niet eens beseffen. Ze doen wat eigenlijk niet kan, ze nemen soms grote risico’s, lopen over het water. Ze doen het en ze kunnen het uit liefde voor een mens vanuit het volle vertrouwen op God. “Vrees niet. Ik ben er toch voor u” ondanks alles. “Ik zal er zijn”.
1e lezing: 1Kon. 19, 9a. 11-13a; 2e lezing: Romeinen 9, 1-5; evangelie: Matteüs 14, 22-33
De evangelietekst uit de Willibrordvertaling 1978:
Na de broodvermenigvuldiging dwong Jezus zijn leerlingen in de boot te gaan en alvast naar de overkant te varen, terwijl Hij het volk naar huis zou zenden. Toen Hij het volk had weggezonden, ging Hij de berg op om in afzondering te bidden. De avond viel en Hij was daar alleen. De boot was reeds vele stadiën uit de kust en werd geteisterd door de golven, want zij hadden tegenwind. In de vierde nachtwake kwam Hij te voet over het meer naar hen toe. Maar toen de leerlingen Hem zo over het meer zagen gaan, raakten zij van streek omdat zij een spook meenden te zien en zij begonnen van angst te schreeuwen. Maar Jezus zei onmiddellijk tot hen: ‘Weest gerust. Ik ben het. Vreest niet.’ ‘Heer’, antwoordde Petrus, ‘als Gij het zijt, zeg mij dan dat ik over het water naar U toe moet komen.’ Waarop Jezus sprak: ‘Kom!’ Petrus stapte uit de boot en liep over het water naar Jezus toe. Maar toen hij merkte hoe hevig de wind was, werd hij bang; hij begon te zinken en schreeuwde: ‘Heer, red mij!’ Terstond stak Jezus zijn hand uit en greep hem vast, terwijl hij tot hem zei: ‘Kleingelovige, waarom heb je getwijfeld?’ Nadat zij in de boot gestapt waren, ging de wind liggen. De inzittenden wierpen zich voor Hem neer en zeiden: ‘Waarlijk. Gij zijt de Zoon van God.’