“Ik had het gevoel dat ik als Amerikaans staatsburger … niet langer kon meewerken aan het verbergen van deze informatie voor het Amerikaanse publiek”, aldus Daniel Ellsberg. “Ik deed dit duidelijk met eigen risico en ik ben bereid om alle gevolgen van deze beslissing te dragen.” Daniel Ellsberg. Lang voordat Edward Snowden en Wikileaks overheidsgeheimen onthulden, liet Daniel Ellsberg de Amerikanen weten dat hun regering hen misleidde. Dat deed hij in 1971 door het lekken van zevenduizend pagina’s geheime informatie aan kranten over de Amerikaanse betrokkenheid in Vietnam. Hij hoopte daarmee een einde te maken aan het conflict. Maar een woedende president Richard Nixon gaf de opdracht om Ellsbergs reputatie te besmeuren. De adviseur voor nationale veiligheid, Henry Kissinger, noemde de klokkenluider zelfs ‘de gevaarlijkste man in Amerika die kost wat kost moet worden gestopt.’ Uiteindelijk leidde dit alles tot het Watergateschandaal en de val van Nixon. Een paar weken geleden is Daniel Ellsberg op 92-jarige leeftijd overleden.
“Daar heb je ‘Ontzetting-overal’. Breng hem aan”, aldus Jeremia in de eerste lezing, “Ja, we brengen hem aan. Al mijn vrienden willen niets liever dan mij ten val brengen.”
Jeremia is in ca. 650 v.Chr. in een priesterfamilie geboren. Het gevolg hiervan was dat hij tot de gevestigde orde behoorde, en het zeker niet in de lijn der verwachting lag dat hij als profeet zou optreden. Profeten waren namelijk de grote critici van het establishment, en traden als Gods woordvoerder op. Zij waren in staat om Gods visie op de maatschappij te vertolken.
Zo kon een profeet, op grond van zijn diepe spiritualiteit, met Gods ogen naar de actualiteit van zijn dagen kijken. Daarbij deed hij een beroep op het verleden, en wees waarschuwend naar wat er allemaal gebeurd was: ‘pas op, toen is het fout gegaan, bega nu niet weer dezelfde stommiteit.’ Daarnaast kon hij ook naar de toekomst wijzen, in de trant van: ‘denk erom, als we zo dóórgaan, loopt het gegarandeerd verkeerd af’.
Graag hoorde men deze woorden niet. Jeremia werd dan ook vaak genoemd: ‘ontzetting-overal’, ‘overal paniek’. In de eerste lezing van vandaag vat hij zijn ellendige ervaringen samen. Hij is zich bewust van het complot dat zijn vijanden tegen hem smeden, en reageert daarop met een vast geloofsvertrouwen: ‘de Heer is bij mij, als een machtige strijder’. Jeremia is daar zó zeker van dat hij op het eind van de lezing Gods overwinning op zijn belagers verkondigt alsof die al gebeurd is.
Want, aldus Jezus tot zijn apostelen: “weest niet bevreesd voor hen die wel het lichaam kunnen doden, maar niet de ziel; vreest veeleer Hem die èn ziel èn lichaam in het verderf kan storten.”
Dit gedeelte uit de evangelielezing roept de bemoedigingswoorden in herinnering die gegeven werden aan de knecht Israël in de ‘vrees niet’-spreuken in Jesaja. Ondanks de tegenstand moeten de leerlingen zich bedenken dat God hen roept om zijn boodschap te verkondigen, en hen daarom ook zal helpen. Ze moeten hun stem met kracht verheffen en niet bang zijn. Aan hen zullen ‘nieuwe dingen … geheimen die tot dusver onbekend waren’ worden onthuld: het goede nieuws van het koninkrijk dat niet eerder bekend was. “Wat Ik u zeg in het duister”, aldus Jezus, “spreekt dat uit in het licht.” Wat Jezus zijn leerlingen in vertrouwen heeft onderwezen, moeten zij nu vrijmoedig verkondigen … zelfs op de platte daken, die een ideaal platform vormen voor verkondiging aan een grote groep mensen.
Graag zal men deze verkondiging, deze boodschap van barmhartigheid en gerechtigheid, niet altijd willen horen. En toch hoeven de leerlingen voor deze groep toehoorders niet bang te zijn. Want in de lezing van vandaag spreekt Jezus zijn leerlingen moed in: “weest niet bevreesd voor hen die wel het lichaam kunnen doden, maar niet de ziel.” Vreest veeleer God. En ook: “buiten de wil van uw vader valt niet een mus op de grond, en gij zijt meer waard dan een zwerm mussen.” Met andere woorden: de leerlingen zijn geborgen in Gods hand. Niets of niemand kan hen daaruit roven.
‘Vreest niet,’ ‘weest niet bevreesd’ lijken wel het thema te zijn van de lezingen van vandaag. Zo is in de eerste lezing Jeremia er zó zeker van dat de Heer bij hem is, dat hij op het eind van de lezing Gods overwinning op zijn belagers verkondigt alsof die al gebeurd is. En in het evangelie wordt het vertrouwen uitgesproken dat de leerlingen in Gods hand geborgen zijn, en dat niets of niemand hen daaruit kan roven.
Een soortgelijk vertrouwen, een soortgelijk ‘wees niet bevreesd’ kunnen we wellicht ook opmaken uit de woorden van Daniel Ellsberg, toen hij zei: “ik had het gevoel dat ik als Amerikaans staatsburger … niet langer kon meewerken aan het verbergen van deze informatie voor het Amerikaanse publiek. Ik deed dit duidelijk met eigen risico en ik ben bereid om alle gevolgen van deze beslissing te dragen.”
Treffen we een soortgelijk vertrouwen, godsvertrouwen, een soortgelijk ‘wees niet bevreesd’ ook bij ons aan? Binnen de context van ons eigen dagelijks leven? Wat zal daarop ons antwoord zijn? Amen.
1e lezing: Jeremia 20, 10-13; 2e lezing: Romeinen 5, 12-15; evangelie: Matteüs 10, 26-33
De evangelietekst uit de Willibrordvertaling 1978:
In die tijd zei Jezus tot zijn apostelen: ‘ Weest niet bang voor hen. Niets is bedekt of het zal onthuld, niets is verborgen of het zal bekend worden. 27 Wat Ik u zeg in het duister, spreekt dat uit in het licht, en wat ge u in het oor hoort fluisteren, verkondigt dat van de daken. 28 Weest niet bevreesd voor hen die wel het lichaam kunnen doden maar niet de ziel; vreest veeleer Hem die en ziel en lichaam in het verderf kan storten in de hel. 29 Verkoopt men niet twee mussen voor een stuiver? En toch zal buiten de wil van uw Vader niet een mus op de grond vallen. 30 Bij u echter is zelfs ieder haar van uw hoofd geteld. 31 Weest dus niet bevreesd; gij zijt toch meer waard dan een zwerm mussen. 32 Ieder die Mij bij de mensen belijdt, hem zal ook Ik als de mijne erkennen bij mijn Vader die in de hemel is. 33 Maar ieder die Mij zal verloochenen tegenover de mensen zal Ik ook verloochenen tegenover mijn Vader die in de hemel is.’