Menig Bijbelverhaal draagt de pijn en het verlangen van mensen onderweg. Mensen die ter wille van hun toekomst afstand nemen van eigen huis en haard, die door familietwisten op de vlucht slaan, die vanwege honger wegtrekken, die uit de verdrukking breken en jaren op zoek zijn naar een vaste plek zoals Israël na de uittocht, die geen plaats vinden in de herberg en mensen die vluchten voor doodsdreiging. De bijbel lijkt wel een aaneenschakeling van verhalen van vluchtelingen, vreemdelingen en ontheemden, verhalen van mensen die op weg zijn naar ergens en iemand. Het gebeurt door tot op de dag vandaag. Nu gaat het in gammele bootjes, die omslaan waarbij mensen verdrinken. Onze Middellandse Zee is een groot wereldkerkhof geworden.
Te midden van die vaak pijnlijke dynamiek van het verstoken zijn van veiligheid en van het verlangen naar geborgenheid manifesteert God zich. Althans, dat ervaren mensen onderweg. Het is tegen die achtergrond dat de bijbel zoveel belang hecht aan gastvrijheid en openheid. Immers, leven zonder een dak boven het hoofd is geen leven.
De apostel Paulus zet het aardse en het hemelse bestaan tegenover elkaar met het beeld van de tijdelijkheid van de tent en de eeuwigheid van het huis. De tent staat bij hem voor het onzekere bestaan en het tijdelijke verblijf van de mens op aarde. Daarentegen staat de woning uit de hemel voor zekerheid en duurzaamheid. Die woning betrekt de mens als hij deze aarde bij zijn dood verlaat. In het verlengde hiervan is de uitdrukking ‘gaan naar het eeuwige tehuis (bet ‘olam)’ metafoor voor de dood, het graf en de onderwereld. Hieraan ontlenen de Joden de naam van de begraafplaats: bet ‘olam, dat letterlijk betekent: eeuwig huis. U ziet: het heeft niets te maken met hel of vagevuur. Het is een eeuwig huis en we laten ons verassen hoe dat eruit ziet.
Niet alleen de mens, ook een gemeenschap heet huis of tent. Dat kan een familie zijn, bijvoorbeeld het huis van Jozef; of een dynastie, zoals de hut van David, of een volk, in het bijzonder het huis van Israël. Niet elke vertaling geeft bajit in deze samenstelling weer met ‘huis’. In plaats van ‘huis van Israël’ vertaalt men wel ‘volk van Israël’. Dat is jammer, omdat in het woord ‘huis’ de notie van verbondenheid en eenheid naklinkt. Eén in zijn en één in doen. Populair gezegd: de groep die ‘huis’ wordt genoemd, leeft bij wijze van spreken onder hetzelfde dak. In navolging van dit spraakgebruik in het Oude Testament heet de gemeente van Christus ook huis. Ondanks de vele onderdelen van een huis benadrukt dit beeld de eenheid. Christus’ volgelingen zijn geen vreemdelingen en bijwoners meer, maar huisgenoten van God; zij zijn thuis-gekomen. Het fundament zijn de apostelen en profeten, zij die de boodschap doorgeven. De hoeksteen van het huis is Jezus Christus en in Christus groeit elk bouwwerk uit tot een tempel Gods. Elders wordt gesproken van een geestelijk huis, dat ontstaat door de samenvoeging van levende stenen. Iedere gelovige is door de aanraking van Christus een levende steen. Elke steen is nodig voor de totstandkoming en voltooiing van het gebouw. Hier zien we een hecht evenwicht tussen individualiteit en collectiviteit.
Het huis, zo zagen we, symboliseert veelal de wijze van leven, de manier van geloven, de handel en wandel, de relatie tussen God en mens. Het beeld van het binnentreden in een huis, veronderstelt solidariteit en nabijheid. Er is zelfs sprake van een zekere identificatie tussen degene die binnenkomt en degene die het huis bewoont. Daarom is het Lucasverhaal van deze dag zo boeiend. Jezus bezoek spitst zich niet toe op de conventies. Hier gaat het echt om de betekenis van het huis. Binnen de muren van het huis van Zacheüs wordt er iets neergezet wat er eerst niet was: genade en barmhartigheid. Door het individualisme – dat tegenwoordig zo schrijnend aanwezig is - zijn we het deels vergeten. Maar als we mensen in ons huis uitnodigen, wordt het een huis van God. Een mooie eigentijdse variant is volgende week zaterdag. Het is de dag van de buren. We hebben onze buren uitgenodigd voor het eten. In Berkel is er een initiatief waar mensen van huis tot huis gaan. In het ene huis is er het voorafje. Het volgende huis serveert het hoofdgerecht en gezin drie zorgt voor het toetje. Door dit samen te doen, stellen we God op een eigentijdse wijze present en dat was de oorspronkelijke bedoeling op de dag dat deze kerk werd gewijd: God en mens met elkaar laten vertoeven.
1e lezing: Jesaja 56, 1. 6-7; 2e lezing: Apocalyps 21, 1-5a; evangelie: Lucas 19, 1-10.
De evangelietekst uit de Willibrordvertaling 1978:
In die tijd ging Jezus Jericho binnen. Terwijl Hij er doorheen trok, poogde een zekere Zacheüs, hoofdambtenaar bij het tolwezen en een rijk man, te zien wie Jezus was. Maar hij slaagde daarin niet vanwege de menigte, want hij was klein van gestalte. Om Hem toch te zien liep hij hard vooruit en klom in een wilde vijgenboom, omdat Jezus daar langs zou komen. Toen Jezus bij de plaats kwam, keek Hij omhoog en zei tot hem: ‘Zacheüs, klim vlug naar beneden, want vandaag moet ik in Uw huis te gast zijn.’ Zacheüs kwam snel naar beneden en ontving Hem vol blijdschap. Allen zagen dat en merkten morrend op: ‘Hij is bij een zondaar zijn intrek gaan nemen!’ Maar Zacheüs trad op de Heer toe en sprak: ‘Heer. bij deze schenk ik de helft van mijn bezit aan de armen; en als ik iemand iets afgeperst heb, geef ik het hem vierdubbel terug.’ Jezus sprak tot hem: Vandaag is dit huis heil ten deel gevallen, want ook deze man is een zoon van Abraham. De mensenzoon is immers gekomen om te zoeken en te redden wat verloren was.’