Preek van 28 mei 2023

Preek van 28 mei 2023

Pinksteren

Broeders en zusters, een beeld van God hebben we niet. Althans volgens de Bijbel mogen we dat niet vormen. Het is opgenomen in de 10 Geboden. Nu zijn wij mensen van vlees en bloed, en ook geschapen naar Gods beeld en gelijkenis zoals diezelfde Bijbel in haar eerste boek al beschrijft. Het is dus een beetje tegenstrijdig. Zelfs voordat God aan de schepping begon, toen de aarde nog woest en ledig was, zwierf Gods Geest, de Ruach genaamd al over die woestenij heen. Dus dat verhaal heeft eigenlijk de oudste papieren. Tegelijk komt dan ook het beeld van een gevogelte boven. Als we het over de H. Geest hebben, wordt zij altijd afgeschilderd als een duif. Is het U opgevallen, dat ik het over een zij heb? Gods Geest is altijd vrouwelijk. Sterker gezegd: het is het vrouwelijk gedeelte van God. Ik heb dat niet zelf bedacht, maar zo staat het in de Bijbel en daar mogen we geen tittel of jota aan veranderen. De tweede maal, dat die duif weer voorkomt is in het verhaal van de Ark van Noach. Ook dan kan je het alleen maar vertalen met een zij.

Het is vreemd eigenlijk, dat we ons zo weinig afvragen: ‘als God eeuwig en oneindig is, wat was er dan daarvoor?’ Binnen de christelijke traditie speelt dat geen rol. In het joodse geloof zijn er uitgebreide ideeën over. Uit dat gedachtengoed komt een tweede naam van Gods Geest: Tsechina. Zij is meer te vinden op allerlei plaatsen waar we God vermoeden, maar niet kunnen zien zoals we dat nooit kunnen. Er is wel één specifieke plaats te duiden: in de lege ruimte tussen de vier vleugels van de twee engelen die op de deksel van de Ark van het Verbond zitten. Maar niet daar alleen. Daar waar Gods aanwezigheid ook wordt gevoeld, noemen we dat Tsechina. Omdat niemand weet waar die ark is gebleven, worden het altaar of het tabernakel wel geduid als staande voor de Ark van het Verbond. Voor de duidelijkheid. In de Schrift is ook hier weer te vinden, dat Tsechina staat voor de vrouwelijke kant van God evenals de Ruach. En nogmaals: omdat we allemaal geschapen zijn naar zijn beeld en gelijkenis hebben we er ook allemaal iets van in ons. Vooral ook omdat de Geest ook voor adem staat en we die allemaal bij de geboorte door onze neusgaten krijgen ingeblazen door God zelf. Ook dat staat in hetzelfde scheppingsverhaal. Er is al veel geschapen en daarmee krijgt van Gods Geest al wat meer voeten onder de grond, zoals die duif die uit de ark van Noach werd gezonden en terugkwam met de boodschap dat de aarde droog aan het vallen was.

Het Grieks deed zijn intrede in de geloofstaal. Daarin wordt het woord Pneuma gebezigd voor Gods Geest. Een bekender woord voor ons. De longen noemen we in vaktaal wel de pneuma en daar kan je ziek aan worden en dan heb je een pneumonie. Of heel simpel: in het Frans is een fietsband een pneu.

De evangelist Johannes verhaalt het ons in een geloofstaal. Hij stoort zich niet zo aan het beeldenverbod en plakt er namen op of eigenlijk functies die de Geest bekleedt. Zij is een pleitbezorgster, lerares, wegwijzerster. De troosteres - wat we veel gebruiken - komen we hier niet tegen. Zij is het wel, maar het is er maar een onderdeel van. In Handelingen is zij een veel onpersoonlijke kracht. Haar komst is als de komst van een ‘hevige windvlaag’, pnoè. U ziet: we komen het woord pneuma weer tegen. Geest betekent hier letterlijk: ademtocht, een geweldig gedreven ademtocht. De Geest is levensadem. Mensen raken ervan ‘vervuld’. De Geest wordt over mensen ‘uitgegoten’. We worden in beweging gezet, want de Geestes-adem zit al in ons als we het scheppingsverhaal lezen. We komen nu heel dicht bij de essentie van God. Zijn ademsgeest wordt bij de geboorte in onze neusgaten geblazen. God wekt ons tot leven. Hoe dichtbij kan het zijn.

Terug naar Johannes. In de afscheidsreden wordt gezegd, dat de leerlingen dankzij de bijstand van de Geest ook zelf zullen getuigen over Jezus. Daar lezen we ook over in het boek Handelingen 2: ‘… de getuigen die de Geest hebben ontvangen’. Zij zijn geen willoze instrumenten. En nu wordt het een beetje ingewikkeld. Ook waar de Geest wordt voorgesteld als onpersoonlijke kracht, is die kracht altijd bepaald door de persoon van de Zender: God de Vader, ofwel Jezus in Gods Naam. Zij zetten de Geest aan. Dat Zij bij Jezus vandaan komt, zegt het vers al: ‘Uit de hemel’. ‘Na het “naar de hemel” van de hemelvaart van Jezus is er “vanuit de hemel” niets anders te verwachten dan haar levendmakend ademen zolang Jezus niet is teruggekomen.’

Jezus is niet alleen de Zénder maar ook, eerst, de ontvanger van de Geest. Juist zo kon Hij ook Zender zijn. De Geest gaat altijd scheppend vooraf zoals we weten uit het scheppingsverhaal. Op dat moment is Zij groter dan Jezus en beheerst Hem. Jezus is het werk van de Geest. Anderzijds is de Geest het werk van Jezus, hem vertolkend en door hem beheerst. ‘Jezus kan de Geest pas zenden, als hij de Geest eerst zelf ontvangen en gedragen heeft.’ Dat Jezus de Geest zendt, blijkt nu te betekenen dat Jezus de adressanten van die zending laat delen in Zijn éigen leven uit de Geest, opdat zij aan zijn beeld gelijkvormig worden. Ik zei al: ‘het is wat ingewikkeld’. Maar ik wil er mee aangeven dat we het niet over drie verschillende figuren hebben maar over één eenheid, de Triniteit, die met en door elkaar werkt.

Preken over de Geest is ongemakkelijk. Theoretiseren over iets wat je primair moet ervaren, moet beleven. Is dat niet bij voorbaat onbevredigend? Hoe weten we wat écht is? In die orde van grootte is het ook als we het hebben over Jezus als God en mens. In de moderniteit is een geest al gauw iets met een negatieve klank: witchcraft of hekserij.
Toch zijn we zijn niet zo rationeel als wij denken. De werkelijke mens gaat er maar al te graag vanuit dat er ‘meer’ is tussen hemel en aarde. Shakespeare hield het ons al voor.

Dan blijft de hamvraag: ‘Hoe ontdek ik te midden van al die ‘geesten’ de ‘heilige Geest’?’
Op Pinksteren horen we het verhaal van de ademtocht – van - Godswege, die vaardig werd over mensen en hen opnieuw in beweging zette. En dat nog steeds doet. Die Geest was ook, eerst, de Geest die Jezus bezielde. Jezus die zich inzette voor de zaak van God, zijn Vader. Die licht bracht in duisternis, uitzicht bood aan mensen die waren vastgelopen. En die daarbij volhield, tot de dood. Dat volhouden was niet tevergeefs, hoorden wij op Pasen. Nu worden wij allen vervuld van de Heilige Geest. Waar dit gebeurt, ontstaat kerk. Daar worden barrières, ook taalbarrières, geslecht en komt het tot nieuw onderling verstaan.

1e lezing: Hand. 2, 1-11; 2e lezing: 1 Kor. 12, 3b-7. 12-13; evangelie: Johannes 20, 19-23
De evangelietekst uit de Willibrordvertaling 1978:
In de avond van die eerste dag van de week, toen de deuren van de verblijfplaats der leerlingen gesloten waren uit vrees voor de Joden, kwam Jezus binnen, ging in hun midden staan en zei: ‘Vrede zij u.’ Na dit gezegd te hebben toonde Hij hun zijn handen en zijn zijde. De leerlingen waren vervuld van vreugde toen zij de Heer zagen. Nogmaals zei Jezus tot hen: ‘Vrede zij u. Zoals de Vader Mij gezonden heeft, zo zend Ik u.’ Na deze woorden blies Hij over hen en zei: ‘Ontvang de heilige Geest. Aan wie ge de zonden vergeeft, zijn ze vergeven, en aan wie ge ze niet vergeeft, zijn ze niet vergeven.’

Broeders en zusters, een beeld van God hebben we niet. Althans volgens de Bijbel mogen we dat niet vormen. Het is opgenomen in de 10 Geboden. Nu zijn wij mensen van vlees en bloed, en ook geschapen naar Gods beeld en gelijkenis zoals diezelfde Bijbel in haar eerste boek al beschrijft. Het is dus een beetje tegenstrijdig. Zelfs voordat God aan de schepping begon, toen de aarde nog woest en ledig was, zwierf Gods Geest, de Ruach genaamd al over die woestenij heen. Dus dat verhaal heeft eigenlijk de oudste papieren. Tegelijk komt dan ook het beeld van een gevogelte boven. Als we het over de H. Geest hebben, wordt zij altijd afgeschilderd als een duif. Is het U opgevallen, dat ik het over een zij heb? Gods Geest is altijd vrouwelijk. Sterker gezegd: het is het vrouwelijk gedeelte van God. Ik heb dat niet zelf bedacht, maar zo staat het in de Bijbel en daar mogen we geen tittel of jota aan veranderen. De tweede maal, dat die duif weer voorkomt is in het verhaal van de Ark van Noach. Ook dan kan je het alleen maar vertalen met een zij.

Het is vreemd eigenlijk, dat we ons zo weinig afvragen: ‘als God eeuwig en oneindig is, wat was er dan daarvoor?’ Binnen de christelijke traditie speelt dat geen rol. In het joodse geloof zijn er uitgebreide ideeën over. Uit dat gedachtengoed komt een tweede naam van Gods Geest: Tsechina. Zij is meer te vinden op allerlei plaatsen waar we God vermoeden, maar niet kunnen zien zoals we dat nooit kunnen. Er is wel één specifieke plaats te duiden: in de lege ruimte tussen de vier vleugels van de twee engelen die op de deksel van de Ark van het Verbond zitten. Maar niet daar alleen. Daar waar Gods aanwezigheid ook wordt gevoeld, noemen we dat Tsechina. Omdat niemand weet waar die ark is gebleven, worden het altaar of het tabernakel wel geduid als staande voor de Ark van het Verbond. Voor de duidelijkheid. In de Schrift is ook hier weer te vinden, dat Tsechina staat voor de vrouwelijke kant van God evenals de Ruach. En nogmaals: omdat we allemaal geschapen zijn naar zijn beeld en gelijkenis hebben we er ook allemaal iets van in ons. Vooral ook omdat de Geest ook voor adem staat en we die allemaal bij de geboorte door onze neusgaten krijgen ingeblazen door God zelf. Ook dat staat in hetzelfde scheppingsverhaal. Er is al veel geschapen en daarmee krijgt van Gods Geest al wat meer voeten onder de grond, zoals die duif die uit de ark van Noach werd gezonden en terugkwam met de boodschap dat de aarde droog aan het vallen was.

Het Grieks deed zijn intrede in de geloofstaal. Daarin wordt het woord Pneuma gebezigd voor Gods Geest. Een bekender woord voor ons. De longen noemen we in vaktaal wel de pneuma en daar kan je ziek aan worden en dan heb je een pneumonie. Of heel simpel: in het Frans is een fietsband een pneu.

De evangelist Johannes verhaalt het ons in een geloofstaal. Hij stoort zich niet zo aan het beeldenverbod en plakt er namen op of eigenlijk functies die de Geest bekleedt. Zij is een pleitbezorgster, lerares, wegwijzerster. De troosteres - wat we veel gebruiken - komen we hier niet tegen. Zij is het wel, maar het is er maar een onderdeel van. In Handelingen is zij een veel onpersoonlijke kracht. Haar komst is als de komst van een ‘hevige windvlaag’, pnoè. U ziet: we komen het woord pneuma weer tegen. Geest betekent hier letterlijk: ademtocht, een geweldig gedreven ademtocht. De Geest is levensadem. Mensen raken ervan ‘vervuld’. De Geest wordt over mensen ‘uitgegoten’. We worden in beweging gezet, want de Geestes-adem zit al in ons als we het scheppingsverhaal lezen. We komen nu heel dicht bij de essentie van God. Zijn ademsgeest wordt bij de geboorte in onze neusgaten geblazen. God wekt ons tot leven. Hoe dichtbij kan het zijn.

Terug naar Johannes. In de afscheidsreden wordt gezegd, dat de leerlingen dankzij de bijstand van de Geest ook zelf zullen getuigen over Jezus. Daar lezen we ook over in het boek Handelingen 2: ‘… de getuigen die de Geest hebben ontvangen’. Zij zijn geen willoze instrumenten. En nu wordt het een beetje ingewikkeld. Ook waar de Geest wordt voorgesteld als onpersoonlijke kracht, is die kracht altijd bepaald door de persoon van de Zender: God de Vader, ofwel Jezus in Gods Naam. Zij zetten de Geest aan. Dat Zij bij Jezus vandaan komt, zegt het vers al: ‘Uit de hemel’. ‘Na het “naar de hemel” van de hemelvaart van Jezus is er “vanuit de hemel” niets anders te verwachten dan haar levendmakend ademen zolang Jezus niet is teruggekomen.’

Jezus is niet alleen de Zénder maar ook, eerst, de ontvanger van de Geest. Juist zo kon Hij ook Zender zijn. De Geest gaat altijd scheppend vooraf zoals we weten uit het scheppingsverhaal. Op dat moment is Zij groter dan Jezus en beheerst Hem. Jezus is het werk van de Geest. Anderzijds is de Geest het werk van Jezus, hem vertolkend en door hem beheerst. ‘Jezus kan de Geest pas zenden, als hij de Geest eerst zelf ontvangen en gedragen heeft.’ Dat Jezus de Geest zendt, blijkt nu te betekenen dat Jezus de adressanten van die zending laat delen in Zijn éigen leven uit de Geest, opdat zij aan zijn beeld gelijkvormig worden. Ik zei al: ‘het is wat ingewikkeld’. Maar ik wil er mee aangeven dat we het niet over drie verschillende figuren hebben maar over één eenheid, de Triniteit, die met en door elkaar werkt.

Preken over de Geest is ongemakkelijk. Theoretiseren over iets wat je primair moet ervaren, moet beleven. Is dat niet bij voorbaat onbevredigend? Hoe weten we wat écht is? In die orde van grootte is het ook als we het hebben over Jezus als God en mens. In de moderniteit is een geest al gauw iets met een negatieve klank: witchcraft of hekserij.
Toch zijn we zijn niet zo rationeel als wij denken. De werkelijke mens gaat er maar al te graag vanuit dat er ‘meer’ is tussen hemel en aarde. Shakespeare hield het ons al voor.

Dan blijft de hamvraag: ‘Hoe ontdek ik te midden van al die ‘geesten’ de ‘heilige Geest’?’
Op Pinksteren horen we het verhaal van de ademtocht – van - Godswege, die vaardig werd over mensen en hen opnieuw in beweging zette. En dat nog steeds doet. Die Geest was ook, eerst, de Geest die Jezus bezielde. Jezus die zich inzette voor de zaak van God, zijn Vader. Die licht bracht in duisternis, uitzicht bood aan mensen die waren vastgelopen. En die daarbij volhield, tot de dood. Dat volhouden was niet tevergeefs, hoorden wij op Pasen. Nu worden wij allen vervuld van de Heilige Geest. Waar dit gebeurt, ontstaat kerk. Daar worden barrières, ook taalbarrières, geslecht en komt het tot nieuw onderling verstaan.

1e lezing: Hand. 2, 1-11; 2e lezing: 1 Kor. 12, 3b-7. 12-13; evangelie: Johannes 20, 19-23
De evangelietekst uit de Willibrordvertaling 1978:
In de avond van die eerste dag van de week, toen de deuren van de verblijfplaats der leerlingen gesloten waren uit vrees voor de Joden, kwam Jezus binnen, ging in hun midden staan en zei: ‘Vrede zij u.’ Na dit gezegd te hebben toonde Hij hun zijn handen en zijn zijde. De leerlingen waren vervuld van vreugde toen zij de Heer zagen. Nogmaals zei Jezus tot hen: ‘Vrede zij u. Zoals de Vader Mij gezonden heeft, zo zend Ik u.’ Na deze woorden blies Hij over hen en zei: ‘Ontvang de heilige Geest. Aan wie ge de zonden vergeeft, zijn ze vergeven, en aan wie ge ze niet vergeeft, zijn ze niet vergeven.’