Preek van 8 november 2020

Preek van 8 november 2020

Op deze derde laatste zondag van het kerkelijk jaar hebben we het eerste van drie opeenvolgende verhalen gehoord: de parabel van de bruidsmeisjes, volgende week de parabel over de talenten en op het feest van Christus Koning horen we jaarlijks de parabel over de scheiding van de bokken en de schapen. Matteüs heeft deze parabels in het laatste hoofdstuk geplaatst, vóór het lijdensverhaal. Ze vormen het sluitstuk van Jezus’ eschatologische rede, omdat ze handelen over het eschaton, het einde der tijden. In de volksmond spreken we van de rede over het Laatste Oordeel. En zoals we dit in menige parabel zien, gaat ook vandaag de parabel in tegen ons rechtvaardigheidsgevoel. Het blijft in menig opzicht een vervelend verhaal. Alleen reeds de wat akelige titel:  ‘De domme en de verstandige bruidsmeisjes’. Vandaag zouden we spreken over : ‘de vijf sluwe meiden en de vijf domme blondjes’. Zijn die vijf zogenaamde slimme meisjes dan zo veel slimmer? Zij zijn toch net zo goed in slaap gevallen? Hoe dan ook, ze vertikken het wat olie te delen met hun vriendinnen. Noemen we dit vriendschap of gaat het om na-ijver en onverdraagzaamheid?
En het slot van de parabel maakt ons helemaal niet vrolijk. De vijf meisjes zijn te laat. Te laat is te laat. De deur gaat onverbiddelijk dicht en blijft dicht. ‘Ik ken jullie werkelijk niet’. Dat klinkt hard en vanuit de hoogte. En het wordt nog onbegrijpelijker en voor ons schrikbarender in het besef dat het bruiloftsfeest onze eindbestemming is.

Soortgelijke zwart-wit tekeningen als in deze parabel kennen wij allemaal als een klassiek middel om de toehoorder wakker te schudden, om de boodschap zo duidelijk en zo dik mogelijk in de verf te zetten. Daartoe is het aangewezen om dit verhaal binnen de context te plaatsen. ‘Geen tekst zonder context’, merkte iemand recentelijk op. Matteüs vertelt deze parabel aan de eerste christenen die net als hijzelf de wederkomst van Christus spoedig verwachtten om dan samen met de verrezen doden de Heer tegemoet te gaan. Maar, omdat die komst op zich laat wachten en velen de moed verliezen – lees ‘in slaap vallen’ – luidt zijn boodschap: ‘Wees waakzaam. Niet verslappen. Verlies de moed niet. Let op de tekenen van de tijd. Hij komt, vast en zeker, maar dan wel op een moment dat je het helemaal niet verwacht’ (Mt 24, 44). Een boodschap die toevallig wel aardig actueel klinkt. Ook vandaag, midden deze tweede en nog hardere pandemie verliezen velen de moed, verslappen anderen in waakzaamheid, is eenzelfde openlijke solidariteit als tijdens de eerste golf heel ver zoek. En ieder vraagt zich af wanneer het einde er einde-lijk komt.

‘Wees dus waakzaam, want gij kent dag nog uur’. Het is de oproep die zowel voorafgaat aan de parabel als waarmee hij ook eindigt (Mt 24,42 en 25,13). Het is zelfs de rode draad van heel Jezus’ eschatologische rede. Dat Jezus met waken iets anders bedoelt dan wakker blijven, zien we aan het feit dat ook de slimme bruidsmeisjes in slaap waren gevallen. Om de ware betekenis te verduidelijken gebruikt Jezus twee Bijbelse symbolen: de lamp die licht geeft en de kruik olie die zorgt dat de lamp blijft branden. Twee symbolen die ook herkenbaar zijn in onze tijd. Denken wij maar aan de lamp die in veel landen het symbool werd van de verpleegkundigen. Dit jaar, dat uitgeroepen werd tot internationaal jaar van de verpleegkundigen, herdenken wij de geboorte, honderd jaar geleden, van Florence Nightingale (1820-1910), Als tiener hoorde ze de ‘stem van God’ om niet het rijke en lege bestaan te leiden waarin ze was opgegroeid, maar om het lot van de armen, de zieken en de gewonden te verbeteren. Tegen de verwachtingen van haar familie in deed Nightingale ervaring op in het verzorgen van zieken. Ze werd dan ook bekend als de grondlegster van de moderne verpleegkunde en werd toen reeds ‘The Lady with the Lamp’ genoemd, omdat ze altijd een lichtgevende lamp bij zich had. Waakzame mensen: in hun totale inzet tonen de verpleegkundigen ons vandaag de twee adjectieven

die Matteüs aan de messiaanse waakzaamheid toekent: ‘trouw’ en ‘vooruitzien’. Zo staat de lamp in haar veelzijdige betekenis symbool voor de trouw, terwijl de kruik met olie het vooruitzien symboliseert.

In deze laatste zondagen van het kerkelijk jaar staat de wederkomst van Jezus centraal in de evangelielezingen. Samen met tien meisjes wachten wij op de bruidegom, ook al zullen de meesten onder ons daar niet van wakker liggen. Net als de bruidsmeisjes zijn wij door het lange wachten in slaap gevallen. Kunnen we met het ouder worden nog wel veel olie in onze lampen hebben? Is niet alles opgebruikt en opgebrand? Of hebben we dankzij de jaren veel opgebouwd, zodat we goede vruchten kunnen aanbieden? In één van zijn toespraken haalt paus Franciscus een dichter uit zijn vaderland Argentinië aan die schrijft: ‘Alles wat de boom in bloei houdt, komt van wat onderaan verborgen is’. Zo kan geen lamp licht blijven uitstralen, wanneer de olie is opgebrand. Jezus zegt ons vandaag dat wij waakzaam moeten zijn, want Hij is immers nu reeds present in de hongerige, de dorstige, de naakte, de vreemdeling, de zieke, de gevangene, de dode. Zijn parabels gaan niet over de toekomst, maar over het heden. Ook al gaat de wereld nog een eeuwigheid mee en is de corona niet het begin van het einde, toch doet deze mondiale crisis ons zeker nadenken. Elk moment van de dag eindigt ergens voor iemand dit leven. ‘Wees dus waakzaam, want je weet niet op welke dag de Heer komt’ (Mt 24,41). Verslaap je tijd niet, wees voorbereid, wees aandachtig. Draag zorg voor je broer en zus en voor de aarde die ons draagt. Heb zorg om deze wereld, om de schepping. Het verhaal van de bruidsmeisjes brengt ons bij de vraag: ‘Hoe houd ik de betrokkenheid op het mysterie van God levendig?’ ‘Met welke olie houd ik mijn lamp brandend?’ Een antwoord zou kunnen zijn: door vernieuwde innerlijkheid, puttend uit de H. Schrift en uit de traditie van ons geloof. Wij kunnen dan denken aan intenser dagelijkse gebed, aan ons actief en aandachtig vieren van de liturgie, aan het dagelijks lezen van de H. Schrift, aan het concrete werk van belangeloze dienstbaarheid en van blijvende zorg die als een mantel om mensen wordt geslagen.

1e lezing: Wijsheid 6, 12-16; 2e lezing: 1 Tess. 4, 13-18; evangelie: Matteüs 25, 1-13
Evangelietekst uit de Willibrordvertaling 1978
In die tijd vertelde Jezus zijn leerlingen deze gelijkenis: ‘ Het is met het Rijk der hemelen zijn als met tien meisjes die met hun lampen uittrokken, de bruidegom tegemoet. Vijf van hen waren dom, de andere vijf verstandig. Want de domme namen wel hun lampen mee, maar geen olie; de verstandige echter namen met hun lampen tevens kruiken olie mee. Toen nu de bruidegom op zich liet wachten, dommelden zij allen in en sliepen. Maar midden in de nacht klonk er geroep: Daar is de bruidegom! Trekt hem tegemoet! Meteen waren al de meisjes wakker en maakten hun lampen in orde. De domme zeiden tegen de verstandige: Geeft ons wat olie, want onze lampen gaan uit. Maar de verstandige antwoordden: Neen, er mocht eens niet genoeg zijn voor ons en jullie samen. Gaat liever naar de verkopers en haalt wat voor jezelf. Maar terwijl zij onderweg waren om te gaan kopen kwam de bruidegom, en die klaar stonden, traden met hem binnen om bruiloft te vieren; en de deur ging op slot. Later kwamen ook de andere meisjes en zeiden: Heer, heer, doe open! Maar hij antwoorde: Voorwaar, Ik zeg u: Ik ken u niet. Weest dus waakzaam, want gij kent dag noch uur.’