Preek van 31 januari 2016

Preek van 31 januari 2016

“Regeringen die zich door angst laten leiden, zetten rechten op de helling.” Dit schrijft de mensenrechtenorganisatie Human Rights Watch in haar jaarrapport.

 Als gevolg van de grote vluchtelingenstroom naar Europa, en het groeiend aantal terreuraanslagen wordt er, aldus Human Rights Watch, angst gezaaid en groeit de islamofobie. Door vluchtelingen als een potentiële bedreiging te beschouwen, bestaat de kans dat westerse regeringen minder aandacht gaan besteden aan de eigen onderdanen die radicaliseren en overgaan tot terreurdaden. Daarenboven verhindert islamofobie dat mensen uit de moslimgemeenschap een bondgenoot worden tegen terreur. 
Angst, aldus Human Rights Watch, zet veel westerse regeringen ertoe aan de bescherming van mensenrechten in te perken, om zo de eigen burgers te kunnen beschermen. Geneesheer, genees uzelf? 
“Voordat ge geboren werd”, horen we God tegen Jeremia zeggen, “heb Ik u Mij voorbehouden, tot profeet voor de volken heb Ik u bestemd.” 
De roeping van Jeremia gaat al terug tot voor zijn geboorte. Nog voordat God Jeremia vormde, kende Hij hem al. Het werkwoord ‘kennen’ betekent hier niet zozeer een verstandelijk kennen, maar veeleer een ‘intiem kennen’, een ‘relatie hebben met’. Voor zijn geboorte had God hem al aan zich toegewijd, en afgezonderd voor een bijzondere taak. Namelijk: profeet zijn voor de volken. 

De aanstelling van Jeremia als profeet voor de volken, in het meervoud, mag ons enigszins bevreemden. Jeremia wordt namelijk vooral gezien als een profeet voor Israël en Juda. Maar als Schepper van hemel en aarde heeft God niet alleen macht over zijn eigen volk, maar ook over de andere volken. God is een rechter die alle volken rechtvaardig behandelt. Anders gezegd: de omringende volken van Israël kunnen als het volk van God behandelt worden. Mits zij leren wat het is om volk van God te zijn. 

“Geneesheer, genees uzelf”, legt Jezus in het evangelie zijn stadgenoten in de mond. “Doe al wat, naar wij vernamen, in Kafarnaüm gebeurd is, nu ook hier in uw vaderstad.” 
Jezus is in Nazareth. De stad waar hij is grootgebracht, en zijn jeugd heeft doorgebracht. In de evangelielezing van vorige week hoorden we nog hoe hij daar op sabbatdag naar de synagoge ging, en uit de boekrol van Jesaja las. 
Vandaag gaat het verhaal verder. We horen hoe de stadsgenoten zich verbazen over de wijsheid waarmee Jezus spreekt. “Is dat niet de zoon van Jozef?”, vragen zij zich af. 
Maar, hoe moeten wij deze vraag verstaan? Vaak verstaat men het als een afwijzing van Jezus. Maar hoe valt dit dan te rijmen met het begin van het vers, dat over bewondering gaat? Het Griekse woord dat hier vertaald is met ‘allen betuigden Hem hun instemming’ gebruikt Lucas in positieve zin. Ook het werkwoord ‘verbazen’ wordt in positieve zin gebruikt, getuige de kwalificatie van Jezus’ woorden die ‘zo vol genade uit zijn mond vloeiden’. 

Uit de reactie van Jezus wordt duidelijk dat de vraag van zijn stadgenoten niet gezien moet worden als een verwijzing naar zijn afkomst, maar veeleer als een claim. Hij reageert met het spreekwoord: “Dokter, genees uzelf.” Dat wil zeggen: het is vanzelfsprekend dat begaafdheden of kennis allereerst benut worden ten bate van de eigen kring. Jezus verstaat de bewondering van zijn stadgenoten dan ook als een claim op deze vanzelfsprekendheid. Een claim die veronderstelt dat Jezus ook in Nazareth gaat doen wat hij in Kafarnaüm gedaan heeft. Een claim die consequenties kan hebben voor de profetische rol van Jezus. 
In de verwijzingen naar Elia en Elisa zien we de rol van de profeten terugkomen. Zij laten zien dat God ook buiten Israël bekend is, terwijl men zich in Israël van God heeft afgekeerd. Door het optreden van Elia en Elisa ten bate van mensen buiten Israël, van buiten de eigen kring, wordt Israël bewogen om naar God terug te keren. Een profeet brengt geen voordelen voor zijn eigen stad en zijn eigen mensen, maar spoort hen veeleer aan tot bekering. 

In de geest van deze twee profeten laat Jezus zien dat een levenshouding, die het heil en de bevrijding voor zichzelf wil houden en daarom anderen uitsluit, juist geen heil bewerkt. Daartegenover houdt hij een pleidooi voor een inclusieve levenshouding. Armen, gevangenen, blinden en verdrukten horen erbij, evenals mensen die niet tot de eigen kring behoren. 
Geneesheer, genees uzelf? Angst zet veel westerse regeringen ertoe aan de bescherming van mensenrechten in te perken, om zo de eigen burgers te kunnen beschermen. De lezingen van vandaag laten daarentegen een geheel andere levenshouding zien: geen exclusieve, maar veeleer een inclusieve levenshouding. God is de Schepper van hemel en aarde. Derhalve wordt niemand buiten- en uitgesloten. Ieder hoort erbij, zonder uitzondering: armen, gevangenen, verdrukten, vluchtelingen, blinden, en al diegenen die niet tot de eigen kring behoren. Geneesheer, genees uzelf? Wat zal ons antwoord op dit spreekwoord zijn? Amen. 

Eerste lezing: Jeremia 1,4-5.17-19; tweede lezing: 1 Kor.13, 4-13; evangelie: Lucas.4, 21-30. 
De evangelietekst uit de Willibrordvertaling 1978: 
Toen begon Hij hen toe te spreken: ‘Het Schriftwoord dat gij zojuist gehoord hebt, is thans in vervulling gegaan.’ Allen bevestigden Hem hun instemming en verbaasden zich, dat woorden, zo vol genade uit zijn mond vloeiden. Ze zeiden: ‘Is dat dan niet de zoon van Jozef?’ Hij zei hun: ‘Natuurlijk zult ge Mij dit spreekwoord voorhouden: Geneesheer, genees uzelf. Doe al wat, maar wij hoorden, in Kafarnaum gebeurd is, nu ook hier in uw vaderstad.’ Maar Hij gaf er dit antwoord op: Voorwaar, Ik zeg u: geen profeet is heilzaam voor zijn eigen vaderstad. En het is waar wat Ik u zeg: in de tijd van Elia immers, toen de hemel drie jaar en zes maanden gesloten bleef en een grote hongersnood uitbrak over het hele land, waren er veel weduwen in Israel; toch werd Elia tot niemand van hen gezonden, behalve tot een weduwe in Sarepta in het gebied van Sidon. En in de tijd van de profeet Elisa waren er vele melaatsen in Israel; toch werd niemand van hen gereinigd, behalve de Syrier Naaman.’ Toen ze dit hoorden, werden allen die in de synagoge waren, woedend. Ze sprongen overeind, joegen Hem de stad uit en dreven Hem voort tot aan de steile rand van de berg waarop hun stad gebouwd was, om Hem daar in de afgrond te storten. Maar Hij ging midden tussen hen door en vertrok.