Preek van 29 maart 2018

Preek van 29 maart 2018

Broeders en zusters, de liturgie van Witte Donderdag begint met die merkwaardige en prachtige zin: ‘Wij roemen in het kruis van de Heer Jezus Christus, in Hem is ons heil, ons leven en verrijzenis. In wie wij verlost en bevrijd zijn.’ Meteen aan het begin van de viering van de drie grote dagen staat het kruis van Jezus. Merkwaardig, want je zou eigenlijk andere teksten verwachten. Een tekst bijvoorbeeld over de eucharistie of over de voetwassing.
Maar is dat kruis op Witte Donderdag niet te vroeg? Het kruis hoort toch thuis op Goede Vrijdag? Toch werpt het kruis op Witte Donderdag zijn schaduw reeds vooruit. Een schaduw die trouwens veroorzaakt wordt door het felle licht van Pasen. Zonder dit licht van Pasen is het kruis van Goede Vrijdag een aanstoot en is de schaduw die het kruis reeds werpt op Witte Donderdag een dwaasheid.
De schaduw van het kruis zien we al in de eerste lezing van deze viering. Het is Pasen voor de Heer. Het Paasfeest van de Joden begint met de herdenking van het Pesachmaal dat verwijst naar de uittocht van de Israëlieten uit het slavenhuis van Egypte, de doortocht door de Rode Zee en de tocht door de woestijn, gevolgd door de intocht in het beloofde land. Pasen is de viering van de bevrijding. Een bevrijding in de tijd en de ruimte van ons bestaan. De eerste lezing legt als het ware de horizontale balk van het kruis klaar.
De verticale balk van het kruis zien we in de voetwassing door Jezus. Jezus staat op, legt zijn bovenkleed af en knielt neer voor de voeten van zijn leerlingen. Het is de beweging van God die mens wordt in onze tijd en ruimte. Een beweging die ons bevrijdt uit het opgesloten zitten in onszelf. Een bevrijding uit onze neiging om eerder te heersen dan te dienen.
Beide bewegingen komen samen in het teken van brood dat gebroken wordt en de wijn die wordt uitgedeeld. Een teken van Jezus eigen leven. Hij is niet alleen het manna in de woestijn van ons bestaan, het voedsel op onze tocht maar Hij is ook het brood dat uit de hemel is neergedaald.
Het verhaal van de uittocht, het verhaal van de voetwassing en het verhaal van de eucharistie werpen de schaduw van het kruis reeds vooruit. Een schaduw die in het teken staat van het heil. Jezus is gekomen om ons te redden. Zijn naam betekent ook ‘God redt’ of te wel ‘God brengt heil’. Hij maakt weer heel. God maakt de slaven die verstrooid en verdrukt zijn in Egypte weer heel tot één enkel volk. Door zijn voetwassing maakt hij zijn leerlingen ook heel, gezond. Hij wast af wat vuil is. Tenslotte maakt hij door zijn eigen lichaam en bloed de mens naar ziel en lichaam gezond en heel. Wie mijn bloed drinkt en mijn vlees eet zal in eeuwigheid niet sterven. Witte Donderdag laat de genezende kracht van het kruis reeds aanvoelen.
Het Paasfeest gaat om verlossing en bevrijding. Vanavond onder het aspect van heelheid. Goede Vrijdag laat ons zien dat Hij leven geeft en met Pasen laat het kruis zien, dat niet de dood het einde is maar een nieuw en opgestaan leven. Voetwassing en eucharistie. Het kruis wordt vanavond zichtbaar: het sacrament van Gods liefde tot het uiterste. Moge we dat ervaren in het doen tot Zijn gedachtenis!

Exodus 12,1-8.11-14; 2e lezing: 1Kor. 11,23-26; evangelie: Johannes 13,1-15
De evangelietekst uit de Willibrordvertaling 1978:
Het paasfeest was op handen. Jezus, die wist dat zijn uur gekomen was om uit deze wereld over te gaan naar de Vader en die de zijnen in de wereld bemind had, gaf hun een bewijs van zijn liefde tot het uiterste toe. Het avondmaal was begonnen. De duivel had reeds aan Judas Iskariot, de zoon van Simon, het plan ingegeven om Hem over te leveren. In het bewustzijn dat de Vader Hem alles in handen had gegeven en dat Hij van God was uitgegaan en naar God terugkeerde, stond hij van tafel op, legde zijn bovenkleren af, nam een linnen doek en omgordde zich daarmee. Daarop goot Hij water in het wasbekken en begon de voeten van de leerlingen te wassen en ze met de doek waarmee Hij omgord was af te drogen. Zo kwam Hij bij Simon Petrus, die echter tot Hem zei: ‘Heer wilt Gij mij de voeten wassen?’ Jezus gaf hem ten antwoord: ‘Wat Ik doe begrijpt ge nu nog niet, maar later zult gij het inzien.’ Toen zei Petrus tot Hem: ‘Nooit in der eeuwigheid zult Gij mij de voeten wassen!’ Jezus antwoordde hem: ‘Als gij u niet door Mij laat wassen, kunt gij mijn deelgenoot niet zijn.’ Daarop zei Simon Petrus tot Hem: ‘Heer, dan niet alleen mijn voeten, maar ook mijn handen en hoofd.’ Maar Jezus antwoordde: ‘Wie een bad heeft genomen, behoeft zich niet meer te wassen (tenzij de voeten), hij is immers helemaal rein. Ook gij zijt rein, ofschoon niet allen.’ Hij wist immers wie Hem zou overleveren. Daarom zei Hij: ‘Niet allen zijt gij rein.’ Toen Hij dan hun voeten had gewassen, zijn bovenkleren had aangetrokken en weer aan tafel was gegaan, sprak Hij tot hen: ‘Begrijpt gij wat Ik u gedaan heb? Gij spreekt Mij aan als Leraar en Heer, en dat doet gij terecht, want dat ben Ik. Maar als Ik, de Heer en Leraar, uw voeten heb gewassen, dan behoort ook gij elkaar de voeten te wassen. Ik heb u een voorbeeld gegeven, opdat gij zoudt doen zoals Ik u gedaan heb.