Preek van 27 augustus 2017

Preek van 27 augustus 2017

Ik moet een jaar of 18 geweest zijn, dierbaren, toen ik voor het eerst de sleutels van het ouderlijk huis in handen kreeg. Mijn ouders gingen een week op reis naar Frankrijk en ik wou liever thuisblijven. Dus vertrouwden ze mij een week lang het beheer over het huis toe. Niet dat er veel te beheren viel: alles was natuurlijk netjes geregeld, maar het gaat mij om het gevoel.
Ik kreeg namelijk het gevoel dat mij iets werd toevertrouwd; ik kreeg het gevoel dat mijn ouders van mij wisten dat ik zorg kon dragen. Ik voelde mij gezien en gewaardeerd. Dat drukten zij uit door mij de sleutels van het huis te overhandigen. Én het gaf mij opeens veel macht  en vrijheid. Van de andere kant lieten zij ook veel los: zij lieten de controle over mij, jonge knaap, een week lang los, zij hadden eventjes geen regie over mij.

Van beide kanten was dit een moment waarop we zijn gegroeid. Er gebeurde iets. Dat gebeuren had alles te maken met vertrouwen. Mijn ouders hadden de sleutels, en daarmee een zekere macht, in handen, en zij gaven die aan mij. Het was een prachtig gebaar van liefde, dat ik pas nadien ten volle naar zijn waarde ben beginnen schatten. Er is heel veel liefde nodig om de macht die je hebt aan iemand anders te kunnen geven.

Jezus is Gods Zoon, zo geloven wij. Hij heeft de sleutels tot de hemel, zeg maar het ware geluk, in handen. Hij heeft de regie en de macht daarover. Maar liefde gaat nu net over het doorgeven, het uit handen geven, van je eigen macht. En dus vertrouwt Hij de sleutels van het koninkrijk Gods toe aan Petrus. Jezus beseft dat zijn leven niet draait rond het behouden en versterken van zijn eigen persoon, maar integendeel rond het doorgeven van wat Hem in handen is gegeven.
Wat Hem, Jezus, in handen is gegeven, is heel veel. Het is het ononderbroken, innig, rechtstreeks contact met God. Dat contact is zo innig dat Hij ermee samenvalt: Vader en Zoon zijn één, en die liefdesband noemen we heilige Geest. In dit contact begrijpt Jezus dat ook zijn Vader, God zelf, zich heeft prijsgegeven aan Hem. God geeft zijn leven door aan Jezus. Jezus geeft zijn leven door aan ons die in Hem geloven.

Wanneer Jezus dus de figuurlijke sleutels van het koninkrijk Gods aan Petrus doorgeeft, is dit een voorafbeelding van Jezus’ sterven aan het kruis. Want ook hier, in deze overdracht van bevoegdheid, geeft Jezus al heel veel van zichzelf prijs. Hij gelooft namelijk dat niet alleen Hijzelf, maar ook Petrus mensen naar God kan voeren. Jezus deelt zijn macht met Petrus.
Ook vandaag de dag hebben we de opvolger van Petrus nog steeds in ons midden. Paus Franciscus weet dat hij op Petrus’ Stoel zit. Gelukkig kwijt hij zich uitstekend van die verantwoordelijkheid. Laten we bidden dat het voor hem mogelijk blijft om de sleutels tot het koninkrijk Gods goed te beheren. In de loop van de kerkgeschiedenis zijn voldoende voorbeelden aan te wijzen waar het op dat punt ernstig fout dreigde te gaan.

En zo begint het ons te dagen, dierbaren, welk een gigantische liefdesdaad Jezus heeft gesteld, door telkens weer van zich af te wijzen, zich te ontledigen, te vertrouwen op ons, hulpeloze gelovigen. Dat begint al in de woestijn, wanneer Hij in honger en dorst, eenzaam en zonder enige invloed in de wereld, afziet van zijn macht terwijl de duivel Hem probeert te verleiden. Hij is God, maar laat zijn goddelijke macht niet gelden. Vele tekenen die Hij tijdens zijn openbare leven verricht spreken over uitdelen, wegschenken. En tenslotte stelt Hij zijn vertrouwen niet alleen in Petrus, maar in 12 apostelen: Hij vertrouwt dat zij zijn liefdeswerk kunnen voortzetten.
Aan het kruis, in zijn stervensuur, komt dit alles tot een hoogtepunt. Want daar kijkt Jezus ons allen, de gehele mensheid aan. Het is alsof Hij daar, onder verschrikkelijke pijnen, met de dood voor ogen, ons aankijkt en zegt: “Ik vertrouw jullie. Vertrouwen jullie Mij?”

1e lezing: Jesaja 22, 19-23; 2e lezing: Romeinen 11, 33-36; evangelie: Matteüs 16, 13-20
De evangelietekst uit de Willibrordvertaling 1978:
Jezus kwam in de streek van Caesarea van Filippus en vroeg zijn leerlingen: `Wie is de Mensenzoon volgens de mensen?' Ze zeiden: `Volgens sommigen Johannes de Doper, volgens anderen Elia, volgens weer anderen Jeremia of een van de profeten.' Hij zei hun: `En jullie, wie ben Ik volgens jullie?' Simon Petrus antwoordde hem: `U bent de Messias, de Zoon van de levende God.' Jezus gaf hem ten antwoord: `Gelukkig ben jij, Simon Barjona; niet vlees en bloed hebben jou dat onthuld, maar mijn Vader in de hemel. Ik zeg jou: jij bent Petrus; op die steenrots zal Ik mijn kerk bouwen, en de poorten van het dodenrijk zullen haar er niet onder krijgen. Ik zal je de sleutels geven van het koninkrijk der hemelen, en wat je op aarde bindt zal ook in de hemel gebonden zijn, en wat je op aarde ontbindt zal ook in de hemel ontbonden zijn.' Toen verbood Hij de leerlingen om iemand te zeggen dat Hij de Messias was.