Preek van 26 juni 2016

Preek van 26 juni 2016

Broeders en zusters, “Och trek het je niet aan, gewoon loslaten!” Ik ken maar weinig andere dingen die makkelijker gezegd dan gedaan zijn dan deze. Want hoe laat je los als je ergens emotioneel ondersteboven van bent?

In het evangelie van deze zondag komen we de twee donderzonen, Jakobus en Johannes tegen, die ‘emotioneel flink ondersteboven zijn’. Op hun tocht met Jezus worden deze rondtrekkende Judeeërs de toegang geweigerd tot Samaria. De ongastvrije houding maakt allerlei emoties los bij de apostelen. Zij voelen zich afgewezen. Zij willen oog om oog, tand om tand. Laat er onmiddellijk maar donder en bliksem uit de hemel op deze ongastvrije mensen vallen zodat ze vernietigd worden met wortel en al! Jezus wijst deze houding af in strenge bewoordingen. Later zal Hij met daden laten zien dat Hij, een Jood, wel gastvrij is tegenover een Samaritaanse vrouw. 

De woorden van Jezus zijn hard, maar zeggen ons iets over de wijze waarop wij als leerlingen van Jezus met onze emoties moeten omgaan. Op het eerste gezicht lijkt het om loslaten te gaan maar Jezus probeert ons op een dieper niveau te brengen, namelijk vrijheid. ‘De vossen hebben holen en de vogels hun nesten, maar de Mensenzoon heeft niets waar Hij zijn hoofd op kan laten rusten’. Het uiteindelijke doel van Jezus is dat wij vrij zijn ten opzichte van onze emoties die ons gevangen houden. Een vrijheid die er voor zal zorgen dat het Rijk van God groter wordt. 

Laat los en je zult vrijheid ervaren. Dat klinkt kinderlijk simpel, maar zo eenvoudig werkt ons brein helaas niet. Wij, mensen, zijn intelligente en ontwikkelde zoogdieren. Ondanks dat raken we vrij snel verstrikt in wat de psychologie ook wel ‘the monkey-trap’ noemt. Ik zal het uitleggen. Een aap ziet een banaan in een fles en raakt erdoor geobsedeerd. Hij wil die banaan hebben. Nu! Gretig graait hij met zijn hand in de fles en grijpt zijn buit. Als hij vervolgens merkt dat hij vastzit, raakt hij onrustiger en onrustiger. Hij zit in zijn eigen val, omdat hij per se niet wil loslaten. De vuist van de aap dient als metafoor voor onze vastzittende vooroordelen, negatieve overtuigingen en andere remmende gedachten en gevoelens over onszelf en over anderen. We raken verstrikt in onszelf. De banaan symboliseert de gedachten en gevoelens die we koste wat kost blijven vasthouden. En we zullen niet eerder vrij zijn dan wanneer we de dingen die ons in de greep houden, loslaten. 

Vasthouden heeft dus zo zijn nadelen, terwijl loslaten zoveel voordelen heeft! Het werkt bevrijdend en opluchtend. Het geeft rust. Het ruimt op (in zowel je hoofd als je hart), waardoor er ruimte voor nieuwe dingen ontstaat. Het geeft zelfvoldoening. Voor Jezus is echter het vrij zijn van allesoverheersende emoties het belangrijkste, zodat Zijn Rijk kan groeien en bloeien. 

Laten we op die manier naar de harde woorden van Jezus kijken. Er is iemand die Jezus wil volgen maar kennelijk overmand wordt door gevoelens van verdriet omwille van de dood van een dierbare. Als je die emotie niet met vrijheid kunt behandelen dan zal het volgen van Jezus geen enkele zin hebben. Jezus verbiedt niet het begraven van een dierbare, maar als de emotie van verdriet je leven verstikt dan is er geen leven meer mogelijk. Een ander wordt overmand door emoties van afhankelijkheid. Iemand wil Jezus wel volgen maar wil eerst afscheid nemen van zijn huisgenoten. Het zijn voorbeelden van mensen die verstrikt zitten in allesoverheersende emoties. Loslaten is het antwoord van Jezus, maar een loslaten dat leidt tot vrijheid. Hem volgen kan alleen in alle vrijheid. 

Trek het je niet aan, gewoon loslaten! Gemakkelijk gezegd maar wanneer het om vrij zijn gaat dan snappen we wellicht deze aansporing. Gelovig leven, christelijk leven moet een leven in vrijheid en uit liefde zijn opdat het Rijk Gods zichtbaar onder ons kan zijn. Zo niet, en dat is een hard woord, is het zinloos! 

1e lezing: 1Kon. 19,16b.19-21; 2e lezing: Galaten 5,1.13-18; evangelie: Lucas 9,51-62 
De evangelietekst uit de Willibrordvertaling 1978: 
Toen de dagen van zijn verheffing hun vervulling tegemoet gingen, aanvaardde Hij vastberaden de reis naar Jeruzalem en zond boden voor zich uit. Dezen kwamen op hun tocht in een Samaritaans dorp om er zijn verblijf voor te bereiden. Maar de Samaritanen ontvingen Hem niet, omdat Jeruzalem het doel van zijn reis was. Toen de leerlingen Jakobus en Johannes dit gewaar werden, vroegen ze: ‘Heer, wilt Gij, dat wij vuur van de hemel afroepen om hen te verdelgen?’ Maar Hij keerde zich om en wees hen op strenge toon terecht. Daarop vertrokken zij naar een ander dorp. Terwijl zij onderweg waren, zei iemand tot Hem: ‘Ik zal U volgen, waar Gij ook heen gaat.’ Jezus sprak tot hem: ‘De vossen hebben holen en de vogels hun nesten, maar de Mensenzoon heeft niets waar Hij zijn hoofd op kan laten rusten.’ Tot een ander sprak Hij: ‘Volg Mij.’ Deze vroeg: ‘Heer, laat mij eerst teruggaan om mijn vader te begraven.’ Jezus zei tot hem: ‘Laat de doden hun doden begraven; maar gij, ga heen en verkondig het Rijk Gods.’ Weer een ander zeide: ‘Ik zal U volgen, Heer, maar laat mij eerst afscheid nemen van mijn huisgenoten.’ Tot hem sprak Jezus: ‘Wie de hand aan de ploeg slaat, maar omziet naar wat achter hem ligt, is ongeschikt voor het Rijk Gods.’