Preek van 23 augustus 2020

Preek van 23 augustus 2020

Broeders en zusters, voor we gericht gaan kijken naar de bijbelteksten van deze morgen wil ik eerst met u iets anders delen. Waarschijnlijk heeft u dat al opgepikt uit mijn inleidende woorden. Het Dagblad Trouw kopte van de week: ‘De Bijbel bevat staven dynamiet en ook verhalen die ons tegenstaan’. Het is een reactie van een dominee op de uitspraken van een jurylid van het tv-programma de slimste mens van Nederland. In dat programma ging een vraag over een bijbeltekst uit Exodus, het boek van de grote bevrijding uit de slavernij. Eén jurylid - een historicus en hoogleraar, die nou niet bekend staat om zijn nuances maar wel om zijn cynisme - reageerde: ‘de Bijbel is totaal krankjorum, gewelddadig en idioot boek’. Nu kan ik nog enigszins bedenken waarom je dat zou kunnen vinden, als je de Bijbel leest als een werkelijk geschiedenisboek. Maar dat is het niet en zal het nooit zijn. Het is een boek waarin de relatie van God en het universum in het begin wordt beschreven om al snel over te gaan tot het verhaal van de twee hoofdpersonen: God en de mens. Het is een levend geschiedenisboek zonder afloop en het is geen historisch overzichtswerk. Er komen ruwe verhalen in voor, dat is niet te ontkennen. Maar daarmee zou je ook de werkelijkheid ontkennen. Het gelovig leven is leven en heeft zijn rauwe kanten, kijk maar wat er in de wereld gebeurt. De rauwheid van het bestaan spat er af, ook onder gelovige mensen van welke gezindte ook.

Twee bekende Nederlandse theologen gaven in dezelfde krant een reactie, die ook weer uiterst ongelukkig was. Zij nemen geen afstand van de verhalen, die er echt wel in staan, over de moordzucht van God. Zij gingen gelijk over tot een spirituele lezing. Het is een veel gehoorde reactie: wegpoetsen waar je niet mee uit de voeten kunt. Maar voor hooggeleerde heren, één van hen was zeker professor in de theologie?

Je komt dan snel in een situatie waarin je zegt: ‘de vader mishandelt zijn kinderen, maar op zondag kookt hij zo lekker voor het gezin’. Met andere woorden: ‘God moordt lekker door, maar hij geeft ons ook recht op eeuwig leven’. Daar zouden wij God ook niet mee weg laten komen, toch?
Bepaalde verhalen in de Bijbel vragen niet om een magere verdediging, maar om een ferme tegenspraak. God moordt niet in de Bijbel. De Bijbel laat ons zien wat er gebeurt als wij ontrouw zijn aan onze relatie met Hem en als wij onrechtvaardig zijn naar elkaar toe. Dat wordt stevig, heel stevig neergezet. Of het klopt in maat en getal is niet de essentie, maar is een impuls om ons op andere gedachten te brengen. Koppig als we zijn, hebben we een stevige boost nodig. We mogen het correctieve verhalen noemen. Kijken we naar de mensengeschiedenis in zijn algemeen, dan kloppen de verhalen wel: die zitten namelijk vol moordzucht en onrecht, waaruit gruweldaden voortkomen. De Bijbelse gruwelverhalen vertellen ons vooral hoe fout het gaat als we God buiten sluiten en het op eigen houtje doen. 

Het moest er even uit, omdat ik vrees dat over andere Heilige Boeken nog heftiger uitspraken worden gedaan. Niet omdat er veel meer moordzucht in voorkomt, maar omdat de religieuze traditie, waaruit het boek voortkomt, op voorhand al wordt afgebrand.
Lukt het ons als preekdames -en heren om onze persoonlijke doorleving van de tekst over te brengen? Ik denk dat we veel voor ons zelf houden wat de teksten met onszelf doen. Ik denk dat we ons eigen zoeken naar God in de Bijbel en in ons leven zelf te privacygevoelig vinden. Ik geloof dat we onze strijdbaarheid soms ook opgeven en dat we geneigd zijn de moeilijke verhalen waar we zelf geen raad mee weten uit de weg gaan. Toch zijn dat juist de verhalen die om uitleg in begrijpelijke taal schreeuwen. Dat is ook niet makkelijk. Het is een persoonlijke worsteling met onze eigen Godservaring en het beeld wat we hebben. Maar leven met de Bijbel is nu eenmaal één grote worsteling.

Broeders en zusters, ik ben fel omdat de Bijbel, mijn boek, mij zo dierbaar is. Daardoor is ongenuanceerder kritiek voor mij onverdraaglijk, terwijl ik natuurlijk zelf enorm worstel met de Bijbelse verhalen, en zeker daar waar het geweld en onrecht betreft. Tegelijk laat de Bijbel mijzelf steeds weer opnieuw beleven hoe enorm veel God van de mens houdt en dat de wrede oprispingen komen op het moment dat de mens of het volk weer eens volop zijn ontrouw jegens God laat zien. En vooral wanneer er groot onrecht jegens een ander mens plaatsvindt. Voor God is iedereen even belangrijk, gelovig of niet. Hij aanvaardt aangedaan onrecht niet. God laat zijn aanhangers steeds weer zijn liefde zien en hoe Hij ook onze liefde nodig heeft. Hij kan niet zonder en laat zijn diepe verdriet en teleurstelling vooral via de profeten zien en dat komt hard binnen. De Bijbel is een boek, overgedragen vanuit de joodse traditie. Heel menselijk en heel aards met aan groot aantal relationele waarden. Dat moeten we niet teveel vanuit een latere meer Grieks georiënteerde filosofische wijze willen leven. Het is een God/mensen verhaal en geen mythologie. Dat brengt ons uiteindelijk bij de lezingen van deze zondag: ‘Wie is Jezus?’ Hij vraagt eerst: ‘wat zeggen anderen wie ik ben?’ Hij vraagt het zelf: ‘wie denken jullie dat ik ben, een profeet? Elia, Johannes de Doper?’ En dan gaat Hij verder met een heel kwetsbare vraag: ‘wie denken jullie dat ik ben. Hebt u het een wereldse heerser al horen vragen aan zijn volk?’

Petrus geeft het juist weer, omdat hij het feilloos vanuit zijn gevoel weet te verwoorden. Geen uitgebreide filosofische beschouwingen: recht voor zijn raap: ‘Gij zijt de zoon van de levende God’.
En dan komt de vraag op: ‘gaat het om Petra of om Petros, dat Petrus op het schild wordt gehesen?’ Petra kan in deze zin gelezen worden als belijdenis. Petros is de steenrots die de geloofsgemeenschap nodig heeft als fundament. Het gaat in eerste instantie om de geloofsbelijdenis die Petrus aflegt om van daaruit zoveel Godsvertrouwen te winnen, dat hij het fundament mag worden voor de geloofsgemeenschap die voortvloeit uit Jezus gelovig handelen en dat op zijn beurt weer voortkomt uit zijn innige verbondenheid met zijn Vader. En dat is niet die God van moorddadige acties, maar van intimiteit die Hij zoekt met het belangrijkste uit de schepping: de mens. Zoals Jezus zegt: ‘het gaat niet om mij maar om mijn Vader’. Zo zegt God het in de Bijbelse verhalen: ‘het gaat niet om mij alleen, maar om ons samen’. Zo hebben de mensen het toen verstaan en opgeschreven. Zo mogen wij het beleven op de dag van vandaag. Er zit één nadeel aan om het op papier te zetten. De rabbijnen zijn er ook altijd heel kritisch over: ‘Alles wat je vastlegt, wordt statisch’, terwijl er nog zoveel voortschrijdend inzicht is en komt. Laten wij dus voortschrijven, en laten we van ons horen door te belijden.

1e lezing:  Jesaja 22, 19-23; 2e lezing: Romeinen 11, 33-36; evangelie: Matteüs 16, 13-20
Evangelietekst uit de Willibrordvertaling 1978:
In die tijd kwam Jezus in de streek van Caesarea van Filippus en stelde Hij zijn leerlingen deze vraag: ‘Wie is, volgens de opvatting van de mensen, de Mensenzoon?’ Zij antwoordden: ‘Sommigen zeggen Johannes de Doper, anderen Elia, weer anderen Jeremia of een van de profeten.’ ‘Maar gij’, sprak Hij tot hen, ‘wie zegt gij dat Ik ben?’ Simon Petrus antwoordde: ‘Gij zijt de Christus, de Zoon van de levende God.’ Jezus hernam: ‘Zalig zijt gij Simon, zoon van Jona, want niet vlees en bloed hebben u dit geopenbaard maar mijn Vader die in de hemel is. Op mijn beurt zeg ik u: Gij zijt Petrus; en op deze steenrots zal Ik mijn Kerk bouwen en de poorten der hel zullen haar niet overweldigen. Ik zal u de sleutels geven van het Rijk der hemelen en wat gij zult binden op aarde, zal ook in de hemel gebonden zijn en wat gij zult ontbinden op aarde, zal ook in de hemel ontbonden zijn.’ Daarop verbood Hij zijn leerlingen nadrukkelijk iemand te zeggen, dat Hij de Christus was.