Preek van 20 oktober 2019

Preek van 20 oktober 2019

Anders dan bij een parabel is de boodschap van een gelijkenis meteen duidelijk. Jezus zegt het vandaag trouwens zelf voordat Hij de gelijkenis vertelt: ‘Hou vol. Blijf steeds bidden en versaag daarin niet. Stel je vertrouwen in God.’ Het deed me denken aan het bescheiden boekje 'Geloof laat een Muur vallen'. Een persoonlijk document dat vertelt hoe vredesvesperdiensten de opmaat werden van een van de grootste politieke omwentelingen uit de vorige eeuw. In het voetspoor van Mahatma Gandhi, Martin Luther King en Nelson Mandela hield de voormalige Oost-Duitse dominee Christian Führer met zijn gemeenteleden wekelijks te Leipzig een vredesvesperdienst. Vanuit zijn geloof hield hij hen voor dat wonderen mogelijk zijn dankzij een onophoudelijk geweldloos verzet én volhardend gemeenschappelijk gebed. Een boodschap van respect en naastenliefde die uiteindelijk leidde tot de val van de Berlijnse muur. Net zoals zijn voorgangers was hij een held maar dan één die er nooit aan had gedacht het effectief ook te zijn Net als Mozes in zijn strijd tegen Amalek geloofde deze predikant dat wonderen mogelijk zijn voor wie blijft geloven en bidden.

In de gelijkenis van vandaag laat Jezus ons kijken naar een dergelijk tafereel dat als het ware in twee helften is verdeeld. Aan de ene kant zien we de rechter in zijn gedachtewereld. Bij hem is er alleen maar ruimte voor een gesprek met zichzelf. Aan de andere kant zien we de weduwe. Twee volstrekt gescheiden werelden zonder wederzijds contact. Alle ophaalbruggen zijn opgetrokken. Een rechter die de wet moet dienen én zelf bepaalt wat recht is tegenover een weduwe, een uitermate kwetsbare vrouw. Misschien is deze vrouw tekort gedaan in een geldzaak. En de enige die haar nog kan helpen is precies de rechter. Als hij niet helpt, dan helpt niemand. En het enige wat ze kan doen is telkens en telkens weer naar hem toe gaan. Doe mij recht! Zorg dat ik krijg wat me toekomt! Steeds opnieuw en steeds intenser klaagt ze haar nood. Wat voor iemand is die rechter toch, dat hij zich in zwijgzaamheid hult? Is dat nu niet precies het beeld dat velen ook van God hebben? Iemand die blijkt doof te zijn voor klachten? God die zwijgt, passief blijft tegenover zoveel lijden en geweld? God die ijskoud blijft tegenover onze schreeuw om hulp? En hebben veel mensen daarom niet het idee dat bidden echt niet helpt? Ze verliezen de moed, geven het op, breken met hun geloof.

Hier komen we bij het punt waar het Jezus om gaat. “Zal de Mensenzoon bij zijn komst het geloof op aarde vinden?” Met deze scherpe vraag besluit Jezus de gelijkenis. Een vraag die niet enkel voor de eindtijd bedoeld is maar evenzeer ook voor vandaag geldt. Een vraag die de verbinding legt tussen gebed en geloof. Een echt gebed, zo wil Jezus zeggen, wordt pas authentiek wanneer het getuigt van een oprecht geloof. Wanneer Jezus zich afvraagt of Hij op aarde geloof zal vinden bekommert Hij zich niet om de toekomst van onze katholieke kerk. Niet om het aantal priester- en kloosterroepingen en evenmin om het voortbestaan van kloosters en parochies. Het gaat Jezus om de zuiverheid van onze relatie met God, met onszelf én met de ander.. Het gaat erom of wij geloven dat door het volhardend gebed de wereld uiteindelijk zal veranderen.

Anders gezegd: geloven wij wat we elke keer in het Onze Vader bidden? Of zeggen wij iets op vanuit een ingewortelde gewoonte. Laten wij God voldoende God zijn dat zijn Rijk komt, dat zijn wil geschiedt? Ons gebed zal Gód niet veranderen. Daartoe dient het niet. Want een authentiek gebed verandert niet God maar het verandert wel de mens die volhardend blijft bidden. De mens drukt daarin zijn bekommernis uit, zijn blijvende betrokkenheid op wat onaf is en naar heelheid smacht. Naar wat precies de grootste zorgen zijn die God kent. In zo’n gebed gaat de biddende mens aan Gods kant staan. De kant van de kleine mens, de mens zonder stem, zonder recht, zonder naam. Want God lijdt mee met het leed van de mensen. Het laat Hem niet koud wanneer Hij ziet hoeveel lijden en pijn de een de ander aandoet. Hoe de armsten het grootste slachtoffer zijn van rampen en van de gevolgen van onze Westerse expansiedrift.

Dit ontdekken gebeurt niet met slag of stoot, ook niet van vandaag of morgen. Daarvoor hebben we geduld nodig. De titel van een befaamd boek luidt: ‘Geloven is geduld hebben met God”. Het volhouden te bidden, want ophouden met bidden betekent dat we de moed verloren zijn, dat we de hoop hebben opgegeven. Deze wereldmissiezondag roept ons op om tegen al deze negativiteit in te blijven hopen dat God dankzij onze medewerking alles ten goede keert. Het is een dag om daarvoor te blijven bidden in verbondenheid met miljoenen anderen die ook vandaag en in dit uur tot God bidden. Een verbondenheid die onze bereidwilligheid wakker houdt om er ook zelf iets aan te doen.

1e lezing: Exodus 17, 8 -13;  2e lezing: 2Tim. 3, 14–4,2; evangelie: Lucas 18, 1-8
De evangelietekst uit de Willibrordvertaling 1978:
In die tijd leerde Jezus in een gelijkenis aan zijn leerlingen, dat zij steeds moesten bidden en daarin niet versagen. Hij zei: ‘Er was eens in een zekere stad een rechter, die zich om God noch gebod bekommerde. Er was ook een weduwe in die stad die herhaaldelijk bij hem kwam met het verzoek: Verschaf mij recht ten opzichte van mijn tegenstander. Een tijdlang wilde hij niet, maar daarna zei hij bij zichzelf: Al bekommer ik mij om God noch gebod, toch zal ik die weduwe recht verschaffen om niet langer geplaagd te worden door haar eindeloze bezoeken.’ En de Heer sprak: ‘Hoort wat de onrechtvaardige rechter zegt! Zou God dan geen recht verschaffen aan zijn uitverkorenen, die dag en nacht tot Hem roepen en naar wie Hij genadig luistert? Ik zeg u: Hij zal hun spoedig recht verschaffen. Maar: zal de Mensenzoon bij zijn komst het geloof op aarde vinden?’